R. A. C. SCHUT. Schut heeft zeker wel zeven of acht jaren zijn enthousiasme en zijne niet geringe gaven als speler in dienst gesteld van de H. F. C. Schut gevoelde niet veel voor de bestuurstaak, maar des te meer voor het spel. Die bestuurstaak was in den ouden tijd trouwens een gemoedelijk ingericht zaakje. De goede Harry Weséterveld zorgde steeds dat er voldoende geld was, de secretaris, dat er het hoogstnoodige geschreven werd, maar veel papperassen en boekhouderij kwam er niet bij te pas. Als er geoefend moest worden omdat er een kanjer van een wedstrijd in 't zicht was, dan oefende Schut trouw op het veld en liep staag en geregeld 's avonds z'n mijl of meer, om op dreef te komen. Hij was een taai, stevig looper, vooral op de langere afstanden en een goede kracht voor de zusterclub der H. F. C. de „Damiaatjes". De roemrijke eerste jaren van de H. F. C. zijn uit de bondsannalen een beetje versluierd en telden officieel niet heelemaal mee, maar juist in die jaren was ook Schut een eerste kracht. In 89—90, 9293, 9394 en 9495 vinden we hem echter steeds op zijn post als rechts buitenman. Op het Heemsteedsche veld was hij vaak degene van wien de vruchtbare hooge voorzetten kwamen. Een der typische eigenaardigheden van zijn spel was deze: Men kon aan zijn kalm, phlegmatiek uiterlijk nooit zien wat hij van plan was. Hij haalde, tegen geen vermoeienis opziende, den bal soms uit de achterhoede weg, liep er in 'n stevige vaart mee langs de rechterzijde van het veld, lokte de vijandelijke spelers in den uitersten hoek en keek dan even snel, wie goed geplaatst stond, hetzij Mulier, hetzij een ander, maar zijne voorzetten gingen steeds naar een mannetje, dat kans had. Dikwijks zeilde het leder dwars over naar Puck Meyer in den linker hoek, die

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 63