TWEE SEIZOENEN MET II. F. C.
W. H. R. van Manen schrijft ons
Mijn eerste ontmoeting met „mijnheer" Mulier dateert van vóór 31 jaar.
Het was in den winter van 1888'89 op de toenmalige baan van de Haarlemsche
IJsclub. Thans staan op de plek woningen, ligt er een spoorlijn, vindt men er
tennisbanen en sintelhoopen. Maar het is heilige grondwant dhhr is Jaap Eden,
door Pander e. aontdekt, opgekweekt tot den grooten wereldkampioen op de
schaats. Uaar dan had ik mijn eerste persoonlijke ontmoeting met Mulier. Deze,
een waschechte Fries, reed er rond in het keurigste Friesche ijscostuum. Wij,
jongens, maakten op allerlei manieren de baan onveilig. Op eensgejuich en
groote belangstelling. Een van ons vond een étui, waarin een zakkammetje. In
die dagen reeds was Mulier geen blondgelokte knaap meer. Maar wij wisten niet
dat er onder de bonte muts zóó weinig haar verborgen zat. Snel begaven wij
ons met onze vondst naar een der heeren van het bestuur, die ons mee
deelde: „O dat kammetje ken ik, dat is van mijnheer Mulier, die dhhr rijdt:
die met de korte broek en de blauwe kousen."
Wij naar Mulier: „Mijnheer, mijnheer. Uw zakkammetje." Hij reed met
een dame, die de grootste belangstelling voor het geval toonde en moeite had,
niet om te vallen van den lach.
Maar Mulier „rees tot de occasie".
„Jongelui" zeide hij ernstig-welmeenend „gijlieden vergist u. Deze
kamme is niet de mijne. Doch ik ken dezelve. Zij behoort toe aan den Heer
R. v. S. Daar rijdt hij juist!"
De dame, met wie Mulier reed, ging nu werkelijk omver, en Mulier
raapte haar op.
Wij af naar den Heer R. v. S. Maar toen wij hem „zijn" zak
kammetje aanboden, liep de zaak verkeerd. Wij moesten in allerijl de vlucht
nemen en hoorden hem nog net uitstooten„Dat is natuurlijk weer zoo'n streek
van die verrèkte Mulier."
De Heer v. R. v. S had ook niet veel haar onder de ijsmuts.
Ik heb slechts enkele jaren voor H. F. C. gespeeld; maar toch lang genoeg