Ik zie den flinken kerel nog liggenhet been onder de knie gebroken en bij de
breuk zwaar gezwollen; de gekwetste zelf doodsbleek, maar volmaakt kalmgeen
kik gevend en zich flinker houdend dan wij, omstanders. Het been werd niet te
best gezetmaar Vogel is toch officier kunnen worden. Gelukkig maarhij was
een kranige vent en bewees het bij die vuurproef in de Koekamp.
Modderig kon het er zijn in de oude Koekamp. De poelen stonden soms
in het veld en wie den bal tegen trui of gezicht kreeg, was geteekend met het
groot-plakaat van de orde van St. Voetbal. Het was natuurlijk alweer Mulier
die op zoo'n regendag aan kwam zetten, van een heel deftige middagreceptie.
Mulier was in rok, met hoogen hoed op en verlakte schoenen aan. Maar geen
kwartier daarna baggerde hij met ons door de modder, zonder „hoogen" en in
voetbalschoenen, maar met een reuzen-plakaat modder midden op het roLoverhemd.
Soms, als het te bar was, namen wij de vlucht naar het huisje, een kleine
keet achter den dikken Canadeeschen populier, die tot in het hart aangetast
was uitgebikt en toen dichtgemetseld. De grap was dan keien los te laten
op de half geopende deur der keet. De ruimte binnen was bijna geheel
gevuld door een reusachtige kist voor cricketbats e.d. Als dan zoo n schot van
drie meter afstand naar binnen kwam suizen, was iedereen in doodsangsthet
huisje trilde op zijn grondvesten en menige bril of horlogeglas ging er dan aan.
Soms kwam de bal te land in den tuin van het Museum van Kunstnijverheid en
moesten wij een lastig en ietwat gevaarlijk hek over om hem te halen.
Voor matches was de Koekamp natuurlijk ongeschikt, die vonden plaats te
Heemstede op het veld naast het Klooster, waar toen de familie Dolleman woonde.
En de Mentens, Lex Kool, ik zelf en zoovele tijdgenooten herinneren
zich nog met weemoed de gulle gastvrijheid en de vriendschap, die wij in die
jaren van thans wijlen Mevr. de Wed. Dollemand hierry de Bye en haar
betreurden, in Zuid-Afrika jonggestorven, zoon Mary die een goed en verdienstelijk
lid van H. F. C. geweest is hebben mogen genieten op dat mooie buitengoed
Op dat veld te Heemstede is H. F. C. groot geweest, daar hebben Mulier,
de Mentens, „Puck" Meijer, de Dollemannen, Putman Cramer, „Wim Schorer
(te Leiden in zijn tijd meer bekend als „Krijn Schorer), Karel Ples, „Ioeiie
Gerth v. Wijk, Piet, Theo en Frits Calkoen, Solko Iromp, Schut en vele
anderen wonderen gedaan voor de blauw-witte kleuren.
's Winters werd er ook hockey gespeeld, maar de voetbal-matches waren
toch de hoofdzaak. De toeloop van het publiek was nog lang niet wat het thans
(bijna schreef ik „helaas") geworden is.
Maar het begon toch al. En het is mij alsof ik het nog hoorhet rythmisch,
aanvurend gejoel van de supporters wèl geen duizenden, maar toch al wel
honderden dat ons steunde, als het, na de rust, nog niet in orde was.