volgend, de lange figuur als vanouds te rentenieren. Als er gejouwd en gefloten
werd, wanneer Tromp z'n heupen eens op 't juiste oogenblik wist te gebruiken,
maakte dat ook al geen seconde indruk op hem. Bescheiden en beschaafd, forsch
en koelbloedig, steeds ondoorgrondelijk in zijn spel, maar altijd dddr, waar de bal
zou komen, ziedaar 'n bescheiden poging om iets uit te beelden, wat op onzen
braven, goeden Tromp lijkt. Als ik m'n lijstje opmaakte en Tromp's naam invulde,
dacht ik daar verder niet over; die was 'n feste Burg, nooit heeft hij mij in
den steek gelatenPles en van Manen plachten steeds met het volste vertrouwen
„op hem terug te spelen".
Slechts enkele jaren heeft H. F. C. hem als haar doelverdediger gehad.
In '92'93 vinden wij hem tusschen de palen; en in het seizoen '93—'94
excelleert hij in die positie. Als hij naar Leiden gaat, is hij voor H. F. C. verloren.
Een andere sport trekt hem meer aanhij wordt de bekende Njord-man, die,
met Middelberg, de vermaarde „Oude Twee" vormt, welker heldendaden nu nog
in den mond van oud-Leidenaars voortleven. Maar hoeveel sportroem Tromp
ook op het water moge hebben behaald, de jaren met H. F. C. waren hem wèl
zeer dierbaar gebleven. Toen hij eenige jaren na zijn Leidschen tijd - te
Rotterdam gevestigd was als advocaat, prijkte daar aan den muur van zijn kamer
de bekende H. F. C.-groep met den beker ('93'94). „Je weet niet", zei hij eens
tot een onzer, „wat een plezier ik al van die kiek gehad heb. Als de menschen,
die bij je komen, zien, dat je voor H. F. C. gespeeld hebt, is dat al dadelijk
een goede opening van het discours. En 't is een aanbeveling! Honderdmaal
heb ik dat kunnen merken".
Dat zeide Tromp ik zeg het hem, met overtuigingna.
W. J. H. M. en W. H. R. v. M.