daar op 't kasteel „Ehrenstein" zich metterwoon vestigde. Ook daar bleef Otto
thuis, Hubert ging naar Groede (in Zeeuwsch-Vlaanderen) op kostschool.
In Augustus 1887 kwam men echter te Haarlem wonen en van dat mo
ment af speelde Hubert, toen 14 jaar oud, reeds onmiddellijk in de H. F. C-
gelederen, onderwijl hij de pook van de kostschool te Groede had verwisseld
met de meer moderne opvoedkunde der H. B. S. In '93 deed hij examen voor
Delft, terwijl Otto, die bij de jongere elftallen was begonnen, in '87 de H. B. S.
volgde. In '94 brak Hubert zijn Delftsche studiën af na een zeer gunstig aanbod
uit Indië en kwam te Soerabaja bij Dunlop en Kolff, daarna in Semarang bij
Mirandolle-Voüte, doch zijn ware roeping, het
mijnwezen, bleef hem toch blijkbaar dierbaar,
want in 1895 vertrok hij, in opdracht van zijn
vader, naar de Oostkust van Borneo (Sultanaat
Koetei), waar hij zich onder leiding van zijn
vader verder in zijn vak -bekwaamde. De petro-
leum-concessies van hun vader bleken de aan
vrage waard te zijn geweest, want in '98 werd
de eerste bron aangeboord. In 1899 vertrok Hubert
met verlof naar patria, om in 't volgende jaar
weer naar Indië terug te keeren, ditmaal in
dienst van de „Koninklijke" en onder leiding van
den heer Hugo Loudon zelf.
Hubert werd eerst op Poeloe Miang Besar
(O.k. van Borneo) werkzaam gesteld als chef van
het boorterrein aldaar en kreeg na een jaar de
interessante opdracht om met een geoloog van
naam, Dr. Buxtorf uit Bazel, het geologisch
Hubert men 1 en. onderzoek te leiden op een 45-tal concessies, ge
legen in de Zuider- en Oosterafdeeling van Borneo.
Hier kreeg Hubert de eerste practische aanleiding tot zijne latere geolo
gische, paleontologische en mineralogische studies. Helaas in 1903 moest hij met
ziekte-verlof naar Holland, doch in 1905 werd hij, nu in opdracht van zijn vader,
opnieuw naar Indië gestuurd, ditmaal om een onderzoek in te stellen naar de
bedrijven der Boekit Pondok Mlh, een ontginning van zilverhoudend looderts in
de I idoengsche landen, gelegen in 't meest N.-O. gedeelte van Nederlandsch
Borneo, vlak aan de Engelsche grens.
Wederom werd hij ziek en kwam in 1906 in den Haag, waar hij herstel
vond. In 1909 vertrok hij naar Berlijn, met het plan daar den doctorstitel in
zijn vak, de geologie, enz., te behalen, doch hij heeft daarbij met een exorbitante
6