- 83 - Hubert speelde omstreeks 1888 of 1889 reeds in het eerste Xl-tal. Otjë een jaar of drie later eveneens. Den „ouden heer Menien moest steeds permissie worden gevraagd of de jongens mee uit de stad mochten. Ik werd dan in de voorkamer ontvangen. „Wel meneer Mulier ik hoor het hem nog zeg'gen in z'n prettige Lim- burgsche uitspraak, zoo klonk het dan van onder een grijzen langen snor, lachend uit, „kom je me weer berooven En t eind van 't spiegelgevecht was dan „Nu allez, deze keer zal ik nog maar eens door de vingers zien, maar je moet belovenen dan volgden tal van geloften, als: niet in café's, en samen weer thuis, etc. etc. beloften, waar de jongens en ik ons stipt aan hielden. Ik geloof, dat de charmante oude heer zich kostelijk met mij vermaakte en zich expresselijk zoo lang liet bepraten. En nog thans, hij is nu diep in de 80 - kan de krasse man mij niet aanspreken of ik denk dadelijk weer aan de talrijke Canossa-tochten naar- de Wilhelminastraat. Van t spél van Hubert niets dan goeds. Het was een rots in zee, alles strandde er op, een puike half-back, want onvermoeid wist hij zoowel te ver dedigen, als zijn voorhoede te voeden. Dat laatste had iets eigenaardigs. Ik speelde meestal center-voor of rechts binnen en dan waren er momenten, als we opdrongen, dat ik een goal van Hubert hoorde komen. Dan begon Hubert met z'n geweldig orgaan te brommen en te mompelen, als 'n jungle-geluid kwam het nader, dan loerde hij vanaf een 25 pas achter de voorhoede en dan op eens pang, kwam er een kogel door ons heen en boekten we een extra goal, gaaf en puik, keihard en onverwacht tusschen alle tegenstanders doór-gepietheind, steeds 'n overrompeling. Voor mij was 't dan géén verrassing, ik hoorde ze altijd annonceeren. Hij is één der grootste spelers geweest, die H. F. C. bezeten heeft. Hij moet op één lijn gesteld worden met de allerbesten, die de kleuren van de club verdedigden, als een Puck Meijer, een Adé v. Gogii of een Mannes Francken. Als midden half-back had Hubert in zijn tijd niemand, die hem evenaarde. De merkwaardig heid van zijn spel was het ongelooflijke tempo, dat hij een heelen wedstrijd door kon volhouden. Onvermoeid en vinnig bleef hij maar doorwerken tot het einde, met een enthousiasme, dat aanstekelijk werkte op allen. Zijn harde werken en zijn briljant spel hebben menigen wedstrijd voor ons gewonnen. „Otje noemde ik Otto en „meneer noemde hij mij. Zoo omstreeks 1890 was hij 13 jaar en ik 25, dus zoo heel gek was het niet, hoewel spelers uit andere steden er nog al eens om lachten. En ik had hem graag in m n eerste elftal. Hij smeet geen achterhoede tegen de vlakte, daar was hij te subtiel en te jong voor, maar vlug als water en onversaagd zich tusschen veel ouderen wagend, speelde hij z'n fijne, slimme

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1919 | | pagina 95