- 113 - Zij vinden ons, schijnt 't, sympathiek, wij telgen van Klaas van Kieten Veel dames zijn ook present en ook zij hupten knusjes, tevree. Daar schroefdraait 'n boogschot van Ernst, gedragen door gunstige winden Net over des keepers bereik, en rust daarna smakelijk uit In het vijandelijk net, waar wij ons zeer wel bij bevinden. Het kiepertje keek o, zoo sip en trok een bedenkelijken snuit. Nes Kervel glijdt uit in het slik, de bal gaat zijn eigen weg banen, Glipt door, flitst weg in het doel, het is sneu, want het telt voor een goal. Buck op, old man, het was pech, hier valt niets te vermanen, Dat kwam van dat bar droge veld, dat stoofde ons hier deze kool. Zie toe, hoe Excelsior zwoegt, ze zijn beslist tijdelijk sterker, Maar Roe was toen puik, bijkans overal schier tegelijk. Als een wezel zoo vlug en zoo fel, een steeds onvermoeibare werker, Werpt hij zich soms op den bal, ten spijt van het drassige slijk. Maar dan komt ook Arie op dreef, een through-pass suist voor z'n voeten, Wat hij dan verwerkt in 'n ren, zooals ik er zelden een zag. Ten slotte een kogel in 't doel, als slotstuk van 't vechten en wroeten, Die het doelnetje bijkans doorboort, (van dat peerwerk heeft-ie wel slag Dan is Excelsior weer de sterkere van de partijen Maar de veine is niet met hen en zoo komt ten slotte de rust. Daarna, met den wind in den rug. Laat nu onze lui maar betijen, Zij werken als paarden die ploeg, met brio, met vuur en met lust. Ach hadde mijn pen hier de macht om onzen Frits te bezingen, Hij leidt, hij werkt, hij verdeelt, zelfs liggende op den grond En vaak weet hij alleen 't spel naar zijnen wil te dwingen, Zijn jongens zijn er zoo in, het zaakje is kerngaaf, gezond En 't binnentrio-tje dan Een lust om er naar te kijken, Ze wurmen zich er door als een geoliede schroef. Mies, Ernst en Arie zijn gewoon niet te bereiken En Arieman is 't vooral, die 't graf hier telkens weer groef. En voor d'Excelsior-lui, onmachtig tegen het pogen Van blauw-wit stormgeweld, door Kuipers aangevoerd, Aan wien de eer toekwam de heeren af te drogen, Was deze match een ramp, op Bak werd steeds geloerd. Zijn felle, harde schot kreeg nimmer eens 'n kansje, Want Wouter hield hem steeds geweldig in het oog. Na afloop in de tent volgt nu 'n rondedansje En der support'rentuf heft onze vlag omhoog. De Eerste Kerstdag. Met 'n piepjong equipje toen op naar Den Haag Om den Tonischen beker gevochten! Nes was de leider (ze mogen hem graag), Terwijl er zelfs uit het derde(!) meemochten. De match was azijnzuur, het einde 1 1.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1924 | | pagina 117