- 119 DE GROOTE STRIJD TEGEN DE STORMVOGELS. 't Zaakje bloeit weer, 't Clubje groeit weer, De Good-Old herstelt haar naam, Is weer uit den slaap herrezen, Onze ploeg Ze mag er wezen, Waardig zijn wij onze faam. Stoere luiden Uit Ymuyden Stormen naar de Spanjaardslaan, En zij wenschen, Al die menschen, Dat men H. F. C. zal slaan. 't Is, alsof de Club hier bofte, Bladstil ligt ons mooie veld D'oude laan met haar verleden Leefde met de jongens mede, Trilde, volgde 't krijgsgeweld. 'k Ga ze noemen, 'k Zal ze roemen Onze jongens, allegaar. Frits en Nes en Ben en Koningh, Ernst en Roe, portier der woning, Alle jongens bij elkaar Psha Wie doet ze Wat Ik groet ze Wim, Eysvogel, Arieman, Wouter, Mies, die vlugge knapen, Die de puntjes samenschrapen, Waar je mee naar boven kan. Nauw' begonnen, Zoo geronnen, Vliegt bij Roe 'n bal in 't net. Meer dan 1000 gasten dansen En bespreken snel de kansen, Hoor ze juichen van de pret. Maar dan komt het Plots verstomt het, Al 't getoeter en gefluit, Ernst heeft maling aan de Vogels Schiet een zijner strafste kogels, Met het juichen is 't dan uit. En nu barst er En nu knarst er Woest gejubel uit de tent De tribune staat te schudden, Groepjes hossen, heele kudden, Men is dol, de heele bent. Zij beginnen Dan te winnen, Onze jongens vechten stug En zij gaan als één man samen, Schitt'rend spel (ik noem geen namen) Overmoedig, vurig, vlug Steeds met luste, Wars van ruste Golft de groote reuzekamp En de Stormvogels Zij pasten Ook terdege op, die gasten, Vochten hard tegen de ramp. Vier-één staat er En het gaat er Even fel om bij die lui, Want ook de Ymuyder mannen Houden vol, de Jan der Jannen Heeft aan opgeven den brui. Vier-drie wordt het En dan stort het Luchtkasteeltje bijkans in Want 'n slappe draw, die dreigt er. De tribune Ach men zwijgt er, Zonde, na zoo'n mooi begin Ja zij zullen, Zich vervullen, Deze tijden van geluk Deez' ellenden Gaan volenden, En verpletterd wordt het juk. W. BILDERDIJK.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1924 | | pagina 123