HET SEIZOEN 1923-24
|\JAUWELIJKS hadden wij op het veld ons eerste-klasseschap heroverd, of in het
Westen ontbrandde weer de strijd achter diverse groene tafels over de nieuwe
competitie-regeling.
De Westelijke Eerste-klassers wilden zich afscheiden, de 2de en 3de klassers wilden
massa-promotie, de Bond zelve wist niet goed, wat hij wilde, maar het slot was, dat
de wijn verwaterd werd en dat er inplaats van 12, 20 eerste-klassers kwamen, welke
verdeeld werden over twee afdeelingen van 10, terwijl de promotie- en degradatie
wedstrijden wederom ingevoerd werden.
Wij troffen, naar wat algemeen gedacht werd, de zwaarste afdeeling, zoodat er al
gauw iets gemompeld werd van „daar bij jullie in de margarine Alhoewel het zich in
den beginne lang niet rooskleurig liet aanzien, was de eindspurt (9 punten uit de laatste
vijf wedstrijden) zoo verbazingwekkend, dat wij ons nog als vijfde in de annalen konden
laten boeken.
In het bestuur was intusschen eenige wijziging gekomen door het vertrek van Wim
Reijdon en het zich niet meer verkiesbaar stellen van den Vice-president Jan Laan.
Nico nam zijn functie waar, terwijl Bölger Wim verving.
De twee oefenwedstrijden resp. thuis tegen Excelsior en uit tegen A. S. C. gingen
met 4—2 en 3d verloren.
De eerste competitie-match voerde ons naar 't Gooi, waar Gorel c.s. ons met 32
lieten verliezen in een match, waarbij Ben en Wouter schitterden, maar waar anderen
ons door nonchalant spel de nederlaag bezorgden. Ook tegen D. F. C. werd met gering
verschil in Haarlem verloren (L2). H. V. V. bracht ons één punt en een bloemenhulde
op, beide attenties werden ten volle geapprecieerd. Wouter was weer schitterend en
aan hem en Ernst dankten wij dan ook voornamelijk dezen uitslag (22). Ja, ja, die
spelers van ons bleken zich in Den Haag wel zóó thuis te gevoelen, dat de laatste trein
nog te vroeg ging! Dan volgden twee zware nederlagen en wel in de uitwedstrijden
tegen de a.s. kampioenen en R. C. H. (resp. 6—1 en 5—2).
Wegens regen werd de eerste match onderbroken. We hadden toen door Mies
de leiding genomen. Het spelpeil stond zeer hoog. De gedwongen pauze werkte echter zoo
nadeelig op ons team, dat Feijenoord spoedig na de hervatting een standje van 4—1
opgezet had, ondanks het schitterende keepen van Géjus. Helaas werd hij geblesseerd, de
Rotterdammers maakten er met Mies in de goal 61 van en tegen R. C. H. zaten wij
zonder keeper, want zijn plaatsvervanger, Aat Schouten, was dien middag niet op zijn
best. Het rammelde verder akelig in ons team, de orkaan loeide, Ernst en Arie scoorden,
en Aat moest steeds maar visschen.
Ajax aan de Spanjaardslaan gaf ons de eerste overwinning, al kregen we dan ook
iets meer dan ons toekwam (1—0). Ernst was de maker van het winnende goaltje. De
geheele achterhoede verdedigde daarna zoo subliem, dat zelfs een de Natris er het land
over kreeg. Het heerlijke enthusiasme, dat in onze ploeg gevaren was, deed na de
vorige prutserijen weldadig aan.