23 - Haarlem, 10 Januari. KEES. criticus, die hen aan zichzelf deed gelooven, die hen wist te prikkelen tot feller strijd. En wij ouderen, die neigen naar, wat men noemt, den middag des levens, voor ons zijt ge het voorbeeld bij uit nemendheid. Ziet, wij zijn nog dicht genoeg bij onze jeugd om ons jong, ja jongen te gevoelen, maar helaas, de schaduw wordt langer en langer en de vrees gaat ons besluipen „Zullen we er wel in slagen jong te blijven, zullen we onze jongensjaren niet vergeten, hoe verder wij er ons van ver wijderen, is ook ons het lot be schoren eens „oud" te zijn, dat wil zeggen, vreemd tegenover de blijheid en schatering der jeugd?" Maar dan komt gij, Willem Muiier, voor ons geestesoog staan in al uw fleurigheid en op gewektheid, met uw vriendelijk oog en uw zonnigen lach en zacht, maar toch luid boven alle sombere stemmen in ons, kleinmoedigen, spreekt ge uit„Neen, vrienden, uw vrees is ijdelmet het wassen der jaren neemt de jeugd niet af! Ge kunt gerust naar jaren, ja, als 't zoo moet, naar lichaam en uiterlijk een grijsaard worden, maar uw hart, uw levenslust blijft hetzelfde, als ge maar wilt en het leven begrijpt Wellicht, dat wij in H. F. C. u het minst kunnen missen. En wat zijt ge nu ten slotte voor ons allen, tot welken leeftijd, categorie, kring of coterie wij ook mogen behooren? Voor ons allen zijt ge en zult ge altijd blijven en het is mij een eer, dat ik 't u mag zeggen de ridder zonder vrees of blaam, de fijngevoelige literator, de toewijdingsvolle enthusiast, de trots en glorie der H. F. C. 25 Maart 1923 Onze onvolprezen Eere-voorzitter Willem Muiier spreekt 't elftal toe na den wedstrijd tegen Hilversum, waarbij het le klasseschap heroverd werd. De Heer en Mevrouw Muiier in Venetië. Najaar 1924.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1924 | | pagina 27