bleef de sport een spel, naast andere spelen en genoegens. Oefenen? best, als er
niets beters te doen valtwedstrijdspelen uitstekend, maar vooral niet om het publiek
door schitterende bravourstukjes en sympathieke kunsttoeren waar voor hun geld te
geven; winnen? graag, maar niet ten koste van sportiviteit en terwille van den zoo-
genaamden strijd om het bestaan. Zoo vertoonde hij zich jaren lang aan ons, toeschouwers,
als de ongekunstelde, door en door eerlijke speler. Van het oogenblik af, dat hij
rustig en met weinig vertoon het veld op kwam wandelen, totdat hij, na het laatste
fluitsignaal, vuil, gehavend, maar nog steeds even onverstoorbaar ter kleedkamer toog,
was hij dezelfde geblevennaar uitblinken streefde hij niet, voor- of tegenspoed liet
hem uiterlijk koudrillingen van angst wist hij ons te bezorgen door enkele fatale mis-
trappen, maar ettelijke malen ook oprechte bewondering voor fraai afgeslagen aanvallen.
H. F. C.Sparta.
Zijn wijze van spelen was eenvoudig en kwam hierop neer: na zich het eerste
kwartier ingespeeld te hebben (oefenen gebeurde, meen ik, de laatste jaren niet veel meer)
zoo mogelijk in eens wegtrappen, wat uit de hoogte kwamschuivers graag even stoppen,
goed leggen en dan naar de voorwaartsen trappen, soms met bedenkelijke langzaamheid.
Offensief op den man spelen deed hij weinig, uit weerwraak nooit, maar vrees kende
hij niet, zelfs niet bij den gemeensten tegenpartijder. Vijanden vellen door ze tegen zich
aan te laten loopen, heetbloedige voorwaartsen voor goed doen afdeinzen door zich
neer te planten en met rug of borst hen op te vangen, was zijn kracht.
Uitstekend en alleszins opwegend tegen zijn wellicht toenemende langzaamheid
was zijn juiste opstelling en vaardigheid in het afnemen van den bal. Nagenoeg altijd
trok hij dezen als 't ware tot zich en slechts zelden lukte het den tegenstander door
solospel hem te passeeren.
v. d, Meulen, Kervel en Ruffelse in actie in den wedstrijd H. F. C.Sparta (1 —4), seizoen 1924-'25.