Vijf jaren, vijf zware jaren, om niet te zeggenvijf jaren, waarvan wij zelf niet
dachten ze te boven te kunnen komen, zijn voorbij. Ze liggen achter ons en zijn weldra
vergeten. Enkele marquante punten blijven in ons geheugen, daarop drijven dan onze
gedachten van die vijf jaren. En toch, hoeveel is er, dat wij aan de vergetelheid moesten
ontrukken voor hen, die na ons komen, over alles wat er toen gebeurde in die afgrij
selijke jaren, toen onze Good-Old dubbel degradeerde. Ik heb ze meegemaakt, die jaren
en ik zal ze niet vergeten het is een brok voetbalgeschiedenis in ons leven. Menig
H. F. C.'er voelt dat niet of slechts gedeeltelijk. Ik maak hen daarvan geen verwijt, ik
stel er alleen prijs op te verklaren, dat ik het terdege heb gevoeld. Ja, is het eigenlijk
niet typisch, dat je, als geïmporteerde, voor H. F. C. gaat voelen, nadat je jaren achter
een het Apeldoornsche Rood-Wit gedragen hebt? Toch niet, al moge het zoo lijken, het
komt, doordat de H. F. C. vooral op outsiders een buitengewone bekoring uitoefent.
Nu dan, die 5 jaren waren voor ons H. F. C.-bestuur niet prettig. We behoeven dat
niet onder stoelen of banken te steken. We werden heen en weer geslingerdhet aantal
ongevraagde adviseurs groeide na iederen wedstrijd, zij wisten het natuurlijk beter dan
wij, alleen wij droegen de verantwoordelijkheid, zij niet. Zou dan onder ons bestuur
voltrokken worden, wat anderen ouderen vereenigingen al deelachtig was geworden
Zouden wij verdwijnen of afdalen naar de laagste N. V. B.-regionen Zietdaar vragen,
die wij in ons omdroegen en waarover wij ons kopzorgen maakten. Langzaam scheen
zich dat proces te zullen voltrekken. We werden beschouwd als gemakkelijke tegenstanders,
die zoo meteen hun laatsten snik zouden laten, om dan voor goed van het voetbal-
tooneel te verdwijnen. In zoo'n tijd is het voeren der correspondentie geen gekheid.
Want ik zeide het reeds - het aantal adviseurs is groot, maar de stroom schriftelijke
adviezen is bijkans niet te stoppen. Vermakelijke geschiedenissen zie ik weer voor me
gooi ze d'r uit, die oudjes, 't zijn afgeleefde luidjes, die niet meer voetballen kunnen
neem ze d'r in, die oude rotten, die het spel technisch nog beheerschen en de jongeren
mee opzwiepen dat bestuur deugt niet, grijpt niet in, moet zorgen voor een trainer,
daar zul je 's resultaten van beleven dat bestuur opdoeken, kies een raad van ouderen,
Tinus wist toch destijds ook een crisis te bezweren. Zoo ging het door, het was niet
prettig voor ons en wat te doen? Begrepen we toen wel, dat absolute ondergang der
H. F. C. ons zou stempelen tot ongeschikten Toch zijn wij gered. Wij hebben eenige
jaren geleefd in een doodkist, waarvan de deksel maar een minimale gleuf meer ver
toonde. Lucht bleef er toevloeien en al ging het geleidelijk, de zieke knapte op. Wie
waren haar dokters? Wij zullen U geen namen noemen, ieder H. F. C.'er ziet in dezen
of genen een der goede doctoren maar de beste dokter, dien wij hadden, was onze wil om
niet te verdwijnen. Die wil zat bij ons bestuur voor, bij onze spelers en enkele zeer
getrouwen, maar voorts was de geheele vereeniging er van doortrokken.
Voor ons begon bij Alkmaar de victorie (Alcmaria Victrix—H. F. C. 1 6) en die
overwinningsroes is doorgegaan, behoudens een zeer enkele onderbreking. Wij werden
tweemaal achtereen kampioen en hebben ons in de eere-afdeeling weder ingevoetbald.
Dat is onze grootste eer. Sportminnend Nederland leefde met ons mee. Naast mijn
adviezen-dossier maakte ik een aanmoedigings-dossier, ik had pleizier in dat werk. Brieven
van bekenden en totaal onbekenden kwamen na iedere nieuwe victorie, en toen wij
eindelijk ons eerste-klasseschap weder heroverd hadden, ja, toen is een stroom van
telegrammen en brieven op ons neergedaald, die het postkantoor te Bloemendaal nood
zaakte versterkingsmateriaal te laten aanrukken.
Op dien gedenkwaardigen dag heb ik, hangend over mijn H. F. C. paperassen, zitten