87
Hortus speelt wéér op den man en 't volk krijscht lustig mee,
Tot eind'lijk onze wildebras zich werpt in de mêlée.
Vrind Arie trekt opeens van leer, passeert het heele Tuintje
Hij draait, hij snort, hij schuift en rent, dat kent ie op z'n duimpje.
„Dat dacht ie maor" denkt Hortus' back. „Wou sain hier gaultjes maoken?"
„Dan is 't ie nog niet jaorig, sjeg, me samme's effe haoken
Maar snerpend klinkt des rechters fluit, de strafschop is voor ons
En Nico mikt het ding er in, de bal zit met een bons
Na rusttijd dan komt Mies aan 't woord en scoort via den paal,
Een halfverwerkte hoekschop werd den Tuinders hier fataal.
Goed zoo Miesje, braaf zoo jong Scoren is 't parool,
Al is niet elk schot raak, m'n zoon, toch wordt het soms 'n goal.
Dan doen we stom, we zinken in en worden steeds maar slapper,
Hortus snapt het, speelt poot-aan, maar Nes blijft Goddank wakker.
Een tegenpunt beloont hun spel, doch weldra klinkt de fluit,
Wij wonnen met twee-één alweer, 'n wél verdiend besluit,
Versloegen toen nog bovendien den dorst met slappe thee,
In Trianon troont hyper chic de ploeg der H. F. C.
In d'eertijds woeste Purmerstreek, daar huizen bruine leeuwen,
Zij ruiken blauw-wit menschenvleesch, de honger doet hen geeuwen
Met negen man vertrok de club, Mies komt per duo later,
De Blauwe nam hem achterop, Bas Zwang beging 'n flater,
Want van uit Dordt kon hij niet weg, hij had een lek ventiel.
Die arme stad schijnt op dat punt (als 't-waar is heel steriel.
En net toen hij zoo'n nuttig ding toevallig juist weer vond,
Toen was 't voor hem zegt hij) te laat. Ik twijfel, ik ruik lont.
Zou mogelijk niet occulte kracht als trekpleister fungeeren,
En dat ventiel-verhaal misschien iets anders camoufleeren
Drie bakken vol supporters zijn ter Purmer uitgetogen
En zelfs de boemel komt eens aan 't Is heusch waar, niet gelogen.
Mies en de Blauwe komen ook, stankhakkepottend samen,
De Blauwe valt linksbuiten in! Dat Nes en Tank nu kwamen!
De landstorm komt nu in 't geweer en Byvoet, Banzaai Brans,
Orobio de Castro ook. Er is zoowaar nog kans
De leeuw en telgen, man voor man, bang voor de degradatie,
Vallen brullend op ons aan. Kreek redt steeds en met gracie
Want als 'n vleermuis scheert de bal langs doellijn en langs palen,
De grond is glad, 't is „niks gedaan", de vraag blijft: zullen we 't halen?
Maar na de rust, dan barst 't los Nico geeft scherp over
En Wouter als een haas er bij, die leuke kooltjesstover
Dan komt er plots 'n tegenpunt, de leeuw scherpt zich de klauwen,
Maar onze ploeg geeft kloek partij, wij weten stand te houden.
t
Hortus.