r'
194
voetbalbelang het ook moge zijn een geleden onrecht te herstellen, er toch een opvoedend
element in schuilt een aangedaan onrecht met waardigheid te dragen, te meer waar het
hier slechts „spel" betreft.
Ook in ander opzicht beschouw ik H. F. C. als een modelvereeniging. Langen tijd
werd de leer aangehangen, dat een amateur zich niet te veel behoefde te bekommeren
om zijn oefening, het was immers
R. C. H. H. F. C. (21) 7 April 1929. toch maar liefhebberij. Men ver
gat daarbij, dat naarmate 'iemand
ons spel meer liefheeft, hij tot
des te grootere opofferingen be
reid ishand aan hand gaat daar
mede de ervaring, dat, wanneer
men voetbal beter leert spelen,
men er des te meer pleizier en
liefhebberij in krijgt.
Hiermede is dus niet gezegd,
dat de klasse van personen, die
voetbal in vrije uren louter als aan
gename tijdpasseering beoefent,
geen reden van bestaan heeft, doch
zij dient niet beschouwd te wor
den als de categorie, die het ama
teurisme in zijn allerbesten en
allerhoogsten vorm demonstreert.
Met de voortdurende zorg voor
de opleiding van haar jonge spelers
onder deskundige leiding, met het
onderhouden van een gezelligen
en jovialen clubgeest bewijst
H. F. C. dan ook niet alleen aan
zich zelf een dienst, doch zij mag
ook daardoor als voorbeeld ge
steld worden aan iedere voetbal-
vereeniging.
Dat zoovele oud- leden niet an-
Captain Henk Wamsteker werpt zich resoluut voor een R. c. H. aanvaller, ders dan met de prettigste herin
neringen aan hun voetbaltijd in
H. F. C. terugdenken, is het beste bewijs, dat uwe vereeniging erin geslaagd is mede te
werken om het voetbal een belangrijke plaats te doen innemen in het leven van den
modernen mensch.
Bovenstaande korte beschouwingen mogen hopenlijk eenig denkbeeld geven, hoe
buitengewoon ik het leven en streven van H. F. C. waardeer en welk een kostelijk
bezit ik deze vereeniging acht voor onze Nederlandsche voetbalwereld.
In deze wereld is alles vergankelijk, ik hoop echter, dat H. F. C. en de geest van
H. F. C. een kern van onverwoestbaarheid moge bezitten tot heil van onze sportwereld,
tot heil van onze volksgemeenschap in het algemeen.
C. A. W. HIRSCHMAN.