- 236 -
Bobbeltje. En Gejus, alsjeblieftdien reuzenballenvanger
De wanhoop van de lui, die schieten op zijn vest',
Zijn armen zijn zoo lang, ze kunnen haast niet langer,
Zoo staat hij als 'n adelaar, grimmig voor zijn nest.
Bobbelmans. Met Gejus in het doel voelt H. F. C. zich veilig,
Geen doelman in Euroop' doet hem dat heden na.
Hij vecht voor de Good Old, haar kleuren zijn hem heilig.
Hij blijve dien getrouw. Hij leve lang Hoera
Adspiranten-Elftal B in 1929.
Bobbelmans. Het leven in zoo'n club, dat groeien en dat sneven,
Het is als in het woud, de herfst vergeelt de blaan.
En als de lente komt, met nieuwer, jonger leven,
Dan zijn de oude ranken allengskens weer vergaan.
Zoo is 't ook in zoo'n club, steeds bloeit er frisch jong leven
Op 't oude voedselbed, en 't doode bladerendak
Dekte in wintertijd dat jeugdig eerste beven
Der teere knopjes toe, wat later openbrak
Staande v. 1. n. r. J. P. v. Wisselingh, J. H. Kaars Sijpesteijn. B. Munster v. Heuven. M. Kamminga, B. Steenstra Toussaint.
A. W. Thöne, J. Spoelder, H. Baas.
Knielend H. Ruijs, C. Spoelder, F. Struyck, G. Bleeker, L. Paardekooper Overman,