TROUW AAN ONS VAANDEL U eindelijk, na vele maanden t boek klaar voor me ligt, acht ik me eigenlijk verplicht een klein slotartikel daaraan toe te voegen. Gemakkelijk is dat niet, als men aan zoovelen reeds onderwerpen heeft moeten opgeven, maar aan den anderen kant gevoel ik toch den innerlijken drang, om ook mijn dankbaarheid te uiten tegenover onze goede oude club. Menigmaal is mij den laatsten tijd de vraag gesteld: „Kerel, is het al die moeite wel waard" en stereotiep luidde mijn antwoord „Menschen, dat kan ik niet beoordeelen, maar ik meen, dat elk H. F. C.-lid, na lezing van de diverse artikelen, beter beseffen zal, wat het beteekent H. F. C.'er te zijn en dan is mijn moeite al dubbel en dwars beloond Dat, waarde lezers, is mijn hoofddoel geweest bij al mijn boekjes. Onze leden moeten den H. F. C.-geest leeren aanvoelen, want daarin vooral ligt onze groote kracht. Wij zijn nu eenmaal één groote familie. Wij verheugen ons in het succes van alle leden en wederkeerig is hun leed ons leed. Dat ondervind ik o a. telkens, als ik, op H. F. C. terugkomend van een buitenlandschen wedstrijd van het Nederlandsch Elftal, overstelpt word met vragen, hoe Gejus gespeeld heeft. Vrijwel geen hunner taalt er naar te weten, hoe 't elftal in zijn geheel voldaan heeft, als hun familie-lid Gejus de eer van H.F. C. maar hooggehouden heeft. En wat voor Gejus geldt, geldt voor elk H. F. C.'er, zoowel op sportgebied, als in de maatschappij. Wij, oudere H. F. C.'ers, voelen maar al te goed, dat t lid zijn van H. F. C. hèèl veel meer beteekent dan 't trappen tegen een bal en ik ken er velen, die zich beijveren om 't jonge H. F. C. lid ook in andere opzichten te leiden. Vele oud-leden, die nu ver verspreid over den aardbol wonen, schrijven mij geregeld, dat zij thans pas recht beseffen, wat H. F. C. voor hen in hun sturm und drangperiode beteekend heeft. Is 't wel noodig, dat ik persoonlijk daaraan nog toevoeg, hoe onnoemelijk veel H. F. C. voor mij beteekent? Ik zal 't niet op papier zetten, maar beste Cees, wat jij in je inleiding zegt, is zoo waar. Inderdaad H. F. C. is alles in mij en je kunt erop rekenen, dat zoolang er nog leven in mijn body is, jij over mijn vrijen tijd kunt blijven beschikken. Dat voel ik als een eereplicht tegenover de club, die ons beiden zoovele goede, neen uitnemende vrienden gaf. En denk niet, waarde lezer(es), dat ik overdrijf. Juist in deze dagen voelt men zoo sterk, hoevele H. F. C.'ers, waarvan men denkt, dat ze hun club vergeten hebben, nog zoo n warm kloppend hart voor onze Good Old hebben. Lees de bijdrage maar eens van onzen uiterlijk zoo onverschilligen Wouter Cohen Tervaert, iemand die mij thans geregeld als een uurwerk met brieven uit Jan Oost bestookt, om ons 1 e elftal tot steeds grooter daden aan te zetten, terwijl ik vroeger dikwijls moeite met hem had, als hij met allerlei gedachten rondliep, om 't voetballen er maar aan te geven. Of stemt 't ook U niet dankbaar, dat naast onze oudere Eere-leden, vroegere grooten als de gebroeders Menten, Rein v. d. Woude, Jan van Breda Kolff en vele anderen op zoo'n krachtige wijze ons feestfonds steunden? Ik wilde, dat ik U hun brieven kon

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 247