UIT OUDE TIJDEN
QP de hem eigene wijze heeft Karei Lotsy bij mij een bijdrage besteld voor het gulden
boek van H. F. C. Weigeren was uitgesloten.
Ik moest vertellen, hoe in overoude tijden de entourage van Pim Muiier was.
Welnu naar de meening van outsiders een aantal aardige jongens, die uiterlijk
diepen eerbied veinsden voor „Meneer Muiier". Of het innerlijk ook zoo was Of
Pies en Menten, Puck Meijer, Jan Feith, Tromp en anderen ook wel niet eens in stilte lachten
om een speler met kaal hoofd, die bij plechtige gelegenheden zelfs een hoogen hoed
placht te dragen? Wij hebben het nooit geweten; wèl, dat wij altijd met verbazing
opzagen tegen zoo'n ouden heer, die nog de sport actief beoefende. Oud Hij kan
destijds tenauwernood 25 jaar zijn geweest. Maar zijn eerbiedwaardig uiterlijk gaf aan
zijn captainschap reliëf. Hij had een overwicht, gelijk geen andere aanvoerder bezat.
Na den wedstrijd riep hij niet three cheers forneen hij verzamelde zijn mannen
plechtig om zich, de petten, die toen ieder nog droeg, gingen omhoog en aldus werd
het beleefdheidsbetoog aan de tegenpartij gebracht. Had H. F. C. met sprekende cijfers
gewonnen, dan was nog een andere attentie voor de verslagenen weggelegd. Terwijl
dezen zich in stille wanhoop verkleedden, had Muiier zijn elftal gemobiliseerd voor
den nabijgelegen spoorweg-overgang. Wanneer dan de trein voorbijging, werd andermaal
een eerbiedig saluut gebracht. De verliezende partij verkeerde niet altijd in de juiste
stemming om deze beleefdheid naar waarde te schatten en placht haar te kwalificeeren
als „meneertje spelen".
Maar hoe dit zij, discipline wist Muiier te handhaven en de fairheid van zijn elftal
was spreekwoordelijk. Het is voorgekomen, dat de scheidsrechter een doelpunt aan
H. F. C. toekende, maar dat Muiier 't niet wilde aanvaarden, leefde hij nog als captain
in den tegenwoordigen tijd, hij zou wellicht van het veld zijn gezonden wegens een
dergelijk gebrek aan eerbied voor arbitraal inzicht.
Het is bij verre na niet de eenige verandering, die het spel en zijn beoefening
hebben ondergaan. Of die veranderingen altijd de sport als zoodanig hebben gediend
Het valt moeilijk uit te maken. De duizendkoppige menigte, die de tientallen deskundige
toeschouwers van weleer heeft vervangen, noopt tot andere maatregelen. Maar wat
hiervan zij, diegenen, die het voetbalspel ten onzent van zuigeling tot een zoo krachtig
man hebben zien wassen, kunnen niet anders dan zich in dezen bloei verheugen. Dat
zij clubs als H. F. C. met zekere piëteit bejegenen, is begrijpelijk, niet minder dan de
oprechte wensch, dat de blauw-witte kleedij den laatsten grijsaard, die den laatsten bal
trapt, moge omsluiten, wat tevens een stille hulde zal insluiten aan den vader van het
Nederlandsche voetbal, den onvolprezen sportsman Muiier, den patroon van H. F. C.
J. B. KAN.