-2 7 niet herhalen. Alleen vordert de beleefdheid tegenover m'n gastvrouw, dat ik er aan herinner, dat H. F. C. meermalen revanche heeft genomen voor die eerste ontmoeting. Pim Muiier, of liever „meneer Mulier", zooals hij toen ook door de meesten van zijn eigen clubgenooten werd genoemd en aangesproken, maakte een diepen indruk op ons allemaal. Hij was wat ouder dan de meesten onzer en had de nimbus om zich van in Engeland gewoond te hebben en daar voetbal te hebben zien spelen, misschien zelfs wel te hebben gespeeldzien en doen leek ons, waar het Engeland met een groote E betrof, in dit geval zoowat hetzelfde. Hij sprak een taal, tegen de keurigheid waarvan ons jargon pijnlijk afstak en z'n belangrijkheid werd verhoogd door een soort kalotje, dat hij op het veld, en een boterhammentrommel met „mijn twaalfuurtje" er opgeschilderd, die hij daarbuiten bij zich droeg. Dat kalotje dekte een hoofd, reeds toen niet meer door een rijken haardos versierd, en had de gewoonte in de hitte van den strijd nu en dan af te vallen. Het hoofd van Pim Mulier in den vereenvoudigden vorm wekte dan de verbazing op van het, om het veld geschaarde, Rotterdamsche publiek, dat daaraan uiting gaf door luide kreten, welke het gehoor van „meneer Mulier" ongetwijfeld hoogst pijnlijk moeten hebben aangedaan. Wat ons toen al trof, was het overwicht, dat Mulier op zijn medespelers had en de leiding, die er van hem uitging. We vonden hem een beetje apart, maar we hadden respect voor hem. Van het volgend jaar (1889) dateert mijn nauwere kennismaking met Mulier. Hij had toen het plan om den Nederlandschen Voetbal-en Athletiek-Bond op te richten. Hij voerde dat plan uit en eenige anderen en ik mochten meedoen. Krachtens zijn recht is Mulier de eerste president van den N. V. A. B. geworden. Ik werd bij de oprichting lid van het Bestuur onder zijn presidentschap, later ben ik hem als zoodanig opgevolgd. Hij nam van den beginne af een afzonderlijke positie in, niet dat hij zich opzettelijk van ons afzijdig hield, ik geloof, dat ik toen al zoo'n beetje Pim mocht zeggen, maar omdat die positie hem toekwam. Wij konden ook wel vergaderingen presideeren, misschien zelfs wel een motie voorstellen, maar hij had ideeën over de toekomst van het voetbal en hij zag voor zich, hoe hij die ideeën tot werkelijkheid moest maken. Z'n gedachten daarover leken ons soms wel eens omslachtig en vaag. Maar dat lag aan ons. Hij was verder dan wij. Hij zag het bosch en wij niet meer dan de vlak voor onzen neus staande boomen. Van die samenwerking dateert een band tusschen hem en mij, dien ik altijd buitengewoon op prijs heb gesteld en in het onafgebroken voortbestaan waarvan ik mij steeds heb verheugd. En wanneer ik, nu de actieve diensttijd bijna een generatie achter mij ligt en ik zelfs sedert jaren ben afgezakt naar den rang van autoriteit, voor mijzelf nog eens rustig overweeg, waarin eigenlijk de groote beteekenis van Pim Mulier voor het Nederlandsche voetbal ligt, dan is mijn antwoord daarop meer nog dan in het feit, dat hij het voetbal in Nederland heeft geïntroduceerd, meer nog dan door zijn geestige pen, heeft hij zich een hooge plaats veroverd in de geschiedenis van het Nederlandsche voetbal door de goede leiding, die hij heeft weten te geven aan de ontwikkeling van de sport, en in het bizonder het voetbal, in Nederland. Toen nu bijna 40 jaar geleden de Nederlandsche Voetbal Bond werd opgericht, had niemand behalve Mulier een flauw denkbeeld, dat die sport zoo populair zou worden en dat die sport in het algemeen de beteekenis zou krijgen, die ze nu hier heeft. Van de vereenigingen, die er toen waren, zijn een groot aantal na korter of •V».

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 31