In ons land werd in enkele plaatsen sedert eenige jaren reeds cricket gespeeld.
Daar hadden Nederlandsche jongelui dus reeds kennis gemaakt met beoefening van
sport in Engelschen geest, waarbij naast lichamelijke vaardigheid een bepaalde geestelijke
gesteldheid noodig is. Hierdoor bestond er een kring van jongelui, die ontvankelijk kon
zijn voor de beoefening van een spel, dat als wintersport gespeeld kon worden.
Om een poging in die richting te doen slagen was noodig enthousiasme, doorzettings
vermogen, tegenover uit conservatisme voortkomende tegenwerking en ridiculiseering, en
organiseerend vermogen. De Haarlemsche jongelui waren zoo gelukkig in Willem Muiier
een aanvoerder te bezitten, die naast zijn initiatief deze eigenschappen ten volle bezat,
die tot alle werk en opoffering bereid was, om de sport, die hij als schooljongen in Engeland
had leeren kennen, hier te doen slagen. Van hem ging groote bezieling uit en hij vond
de medewerking, die hij behoefde. Zóó kon het gebeuren, dat de eerste Nederlandsche
voetbalclub meer was dan een proefneming, zij was een wel gefundeerd begin van wat
eens een volksbeweging zou worden.
H. F. C.'s voorbeeld werd elders gevolgd, in verschillende plaatsen ontstonden
voetbalclubs, maar kenmerkend voor de eerste periode van de geschiedenis van het
Nederlandsche voetbal is de overwegende invloed, dien de Haarlemsche club in dit nog
zeer beperkte wereldje bleef behouden. Toen 10 jaar later, mede dank zij H. F. C.'s
initiatief, de N. V. B. werd opgericht, werd het als natuurlijk aanvaard, dat H. F. C.'s
voorzitter, Willem Muiier, 's bonds eerste president werd.
Tot op den huidigen dag heeft H. F. C. haar voorname positie weten te handhaven.
Opvolgende generaties zijn zich wel bewust geweest van den adel van de herkomst
van hun club, het noblesse oblige is hun richtsnoer geweest. Met waardigheid heeft
men tegenslag gedragen, met jonge kracht en ouden geest is men dien weer te boven
gekomen.
De groote verbreiding van de voetbalsport in ons land lijkt een inductieverschijnsel.
De oprichting van de eene club was de prikkel tot de oprichting van weer andere.
Zoo is iedere voetbalclub als het ware de draagster van een fakkel, die ontstoken
werd aan die van een oudere club. Teruggaande ontleenen alle clubs hun licht
rechtstreeks of middellijk aan de door Muiier ontstoken oerfakkel, waar H. F. C. de
draagster van is.
Voetballend Nederland zal genoeg gevoel voor traditie behouden om nimmer te
vergeten, van waar het licht gekomen is, dat onze sport in het leven van menigen
jongen man brengt.
Moge H. F. C. nog langen tijd de waardige draagster zijn van die vroolijk
vlammende oerfakkel, als een symbool van de kracht en den geest van de Nederlandsche
voetbalsport
Dit is de wensch, dien ik bij H. F. C.'s gouden feest tot uiting heb willen brengen.
Den Haag. Juni 1929.
Ir. J. W. KIPS,
le Voorzitter N. V. B.