fj UIT MIJN VLEGELJAREN DOOR Jhr. JAN FEITH ^OOALS elk aardig verhaaltje pleegt aan te vangen „In den goeden, ouden tijd Uit dien goeden, ouden tijd put ik mijn veteranen-herinnering. Ik ben immers nü, als een der oude-gardisten van H. F. C., een relikwie uit het verleden. Van een vroegeren tijd. Uit 'n vorige eeuw. Als je daarover gaat memoreeren je levert, mèt de andere glorieuze overlevenden van den „Good Old", je mémoires, dan voel je jezelf als iemand, leunend tegen z'n eigen knie, luisterend naar z'n eigen grootvaders-verhaaltjeuit dien goejen, ouwen tijd". En omdat je, half voor andere en jongere H. F. C.'ers, half voor eigen recapitulatie, iets put uit het al weer verre verleden, in verband staand met club- en persoonlijke wederwaardigheden, stel je je voor, naïvelijk en vriendelijk gestemd op zoo'n gouden feest dag, als wij gezamenlijk vieren, dat voor je-zelf èn anderen zulke verjaarde feit(h)en in het aureool van „goedheid" staan, omdat ze uit de „oudheid" stammen. Komaan laat 't zoo schijnen Ik wil mij voor vandaag verplaatsen naar Haarlem, in een goeden, ouden tijd, in de aanvangs-jaren van onzen „Good-Old". En dan verbeeld ik me, dat mijn Haarlemsche jaren één-en-onverbrekelijk verbonden zijn met die H. F. C.-periode van tusschen vijftig en veertig jaar terug. Zelfs beeld ik me in, bij aldien elke mémoire ons opzettelijk noopt tot zèlf-inkeer, dat H.F.C. een bepaald aandeel heeft gehad bij mijn jeugd-vorming. Ik bedoel dit noch pathetisch, noch pathologisch. Want wél kwam ik in prille jaren in Haarlem terecht vanwege zekere pathetisch-pathologische karakter-eigen schappen ik was namelijk in mijn „Sturm- und-Drang"-periode 'n lastig, wild, onhandelbaar, stuurloos jong 1 doch het ware onjuist, onze toen reeds wél-gerenommeerde voetbal-club te willen voorstellen als 'n soort instituut ter ver betering eener ongezeggelijke jeugd. Ik denk achteraf, dat Haarlem voor mijn op voeding uitgekozen werd, omdat ik in Amsterdam was geboren en mijn ouders in 's-Gravenhage woonden. Aldus opgevat vormt Haarlem het trait-d'union. Bovendien „Toen ik nog vlegel was". die allerliefste Haarlemsche meisjes

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 45