- 58 -
naar den Haag en toen vond Frans de Bruyn Kops het noodig, om langs de treeplank
naar den machinist te kruipen, om hem te vragen of hij den weg wel wist.
Kees Bekker trok bij Voorschoten aan de noodrem en laat in den nacht bij
„Willem op 't Spui"' vielen de doperwtjes van 't diner bij Brinkman onder het dansen
uit onze smoking-vesten en een toen al vermaard bondsbestuurslid haalde een kalfsoester
uit een achterzak van zijn rokpand.
De tegenwoordige jeugd is ingetogener en dat zal ook wel beter zijn. Maar ik
bezweer U, dat we toen pret hebben gehad, dat we gelachen hebben, gelachen, tot
het gloren van den volgenden dag.
Ik denk aan de uitstekend geslaagde vóóroefeningen voor de Olympische Spelen
van 1908 in Londen, die voor de Nederlandsche athleten op het terrein aan de Span
jaardslaan plaats hadden. Ze waren prachtig geregeld, het was een formeele generale
repetitie en wat Lieftinck en Loosjes, Swens en de Breuk, de Kanter en Peltenburg in
die dagen organisatorisch gepresteerd hebben, vervult mij nog steeds met eerbied.
Gij ziet mijne heeren, H. F. C.'ers, dat ik zoo in den loop der tijden heel wat met
Uw vereeniging heb meegemaakt. Vandaar dat ik mij zoo innig verheug over uw wel
varenden bloei en dat ik ook met belangstelling Uw verderen groei zal blijven volgen.
Het is een gelukkig teeken, dat de oudste voetbalclub in Nederland zich staande
heeft weten te houden en dat zij nog immer een ornament is van bevallige schoonheid
door haar geschiedenis en traditie.
Moge het jonge H. F. C. beseffen, dat het een taak te vervullen heeft, ten respecte
van de oude garde, ten profijte van het Nederlandsche voetbal en tot handhaving van
de oudste club in den lande, die haar vlag een halve eeuw lang met eere gedragen
heeft, fier omhoog, in den storm der tijden en die, naar ik innig wensch, nog lang zal
blijven wapperen op het mooie veld aan den zoom van den Haarlemmer Hout, waar
zich zoo'n prachtig stuk voetbalhistorie heeft afgespeeld.
Jonge H. F. C.'ers noblesse oblige!
Rotterdam, Pinksteren '29,
MEERUM TERWOGT.