- 75 - thuis behaald op A. S. C. (3d) en Unitas (2 1), terwijl tegen Sparta in Rotterdam in een zeer slechten wedstrijd slechts met 2—1 verloren werd. Ons elftal had een flinken knauw gekregen, daar Ben Verweij op professoraal advies niet meer spelen mochtFrits Kuipers nam zijn welverdiende rust en Wim Reydon was naar Amerika vertrokken. Wel is waar zou Louis Tancrelle repatrieeren, maar op het moment, dat ik dit schrijf, c.a. vier en half jaar later, is hij nog in aantocht. Het elftal zag er ongeveer als volgt uit A. IJ. van der Meulen E. Kervel H. Adelink (later E. Steenhouwer) W. Cohen Tervaert J. de Koningh F. Reuvekamp Gille E. Reijdon H. Matullessya A. v. Beekum D. Miezérus H. Eijsvogel De vierde ontmoeting bracht wel de grootste verrassing. Met tranen in de oogen zag Mannes Francken zijn geliefde kleuren met liefst 6 0 zegevieren op het Haarlem veld. 't Was wel heel merkwaardig, dat de laatste officieele ontmoeting tegen de Roodbroeken op datzelfde veld juist het tegengestelde beeld gegeven had. Dat was 2 November 1919, toen de H. F. C. met 6 0 geslacht werd. In dat seizoen degradeerden wij naar de overgangs-afdeeling. Bij den aanvang van de match verraste Haarlem's voorzitter onze vereeniging met een gouden plaquette ter herdenking van ons 9e lustrum en de hervatting der oude ontmoetingen. Weinigen zullen toen vermoed hebben, dat slechts één officieel treffen tusschen de beide vereenigingen zou volgen tot ons gouden feest. De wedstrijd zelf zou een leek de overtuiging gegeven hebben, dat Haarlem dik zou gewonnen hebben, want drie vierde van den speeltijd werd op onze helft doorgebracht. Het groote verschil zat hem in het gebruik maken van de geboden kansen, daar onze middenlinie ontegenzeggelijk van minder gehalte was dan die van Haarlem. Onze achterhoede bleek de matige Haarlem-voorhoede gemakkelijk de baas te zijn, terwijl het roodgebroekte trio Arie c.s. niet houden kon. Hierna volgden twee nederlagen op eigen veld, n.l. tegen 't Gooi (02) en Blauw- Wit (01). Vooral de laatste match was het aankijken niet waard. Alhoewel de kampioen Feijenoord aan de Spanjaardslaan de leiding nam, wist onze linksbuiten Jentink (de oud Be-Quick speler) kort voor het einde gelijk te maken, waarmede een kostbaar punt binnengesleept werd. 30 November ontweken we vrijwel voor goed het degradatiegevaar, door met 43 te Leiden van de A. S. C. te winnen, waardoor we op onze tegenstanders een voorsprong van 6 punten behaald hadden. De veteranen gaven 's morgens het goede voorbeeld door eene benauwde overwinning, n.l. 3 2. Bovendien wonnen het 2e, 3e, 4e, 6e en 7e elftal (het 5e was vrij), terwijl ook onze adspiranten (tegenwoordig gepromoveerd tot juniores) in de Zaterdag competitie hadden gezegevierd. Een stuk of 14 van die Zondagen per jaar en wij worden de eeuwige Kampioenen. Een kwartier voor het einde stonden we met 41 voor. Dat was voor Henk Wamsteker het sein om op de center-half plaats onze veste te belagen en zooveel als Henk thans voor ons doet, zoo onbehoorlijk bestookte hij toen ons doel, dat het in een minimum van tijd 43 stond. Zoo blééf het echter gelukkig en de feestvreugde bij de H. F. C.'ers was heel, heel grootvooral daarna in Leiden. Een week lang liepen we weer met verwaande gezichten over de geschapen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1929 | | pagina 79