vriend en medebestuurder,
wil ik enkele woorden wij
den.
Mijn eerste herin
nering aan hem dus gaat
terug naar de schoolbanken.
Als nieuwbakken rector gaf
ik les aan een kleinen knaap,
bleek en steekneuzig, die
niet veel goeds bij mij deed
en ook niet doen kon. Het
eerste lag aan hem, het
tweede aan mij, want ik wist
niet, dat hij een H.F.C.-er
wasik hield hem voor
een paardrijder. In mijn oog
moesten kleine jongens voet
ballen en niet paardrijden; als bijkomstige omstandigheid toonde hij voor Latijn,
naar mijn zin, te weinig animo. Ergo, abeatl Hij verdwijne!
Een voor de H. F. C.-historie merkwaardig briefje bevindt zich nog in het
gymnasiaal archief, bevattende een waschlijst van de vakken, die bij den leerling
Heybroek onvoldoende of minder waren en, hoe 't moge geweest zijn, gymnasiast
Heybroek verdween uit mijn gezichtskring.
Jaren later, toen ik door mijn voorzitterschap opnieuw in nauw contact
met de club van mijn jeugd mocht komen, leerde ik een jongen man kennen, die mij
door zijn gunstig en plezierig uiterlijk, door zijn hupsche optreden zeer beviel, zijn
naam was Heybroek, wat mij niets zeide, want dien andere was ik allang vergeten;
meer en meer wist dit jongmensch mij te winnen door zijn goede manieren en vlotte
wijze, waarop hij, waar hij maar kans zag, de H. F. C.-belangen behartigde. Ik
zag hem veel, want hij vergezelde H. F. C. I nagenoeg op alle uitwedstrijden; ook
na de match viel hij zeer op en was steeds een der meest sprekende figuren.
Als voetballer, althans in dit tenu, aanschouwde ik hem het eerst tijdens
de jubileumrevue, nu tien jaar terug; hij speelde toen in onberispelijk E. D. O.- of
R. C. H.-costuum mede in de krijgsdans, wier huppellied nog een tijd lang pogingen
heeft gedaan ons clublied te worden.
De tijd ging verder, uren vervloden, ook dit dank zij WlM Heybroek, wiens
17
v? #m*
trots en voldoening een Sorry Six, Sixes Jubileum 1929, ,,hoe hebben ze elkaar gevonden",
Bovenste rij v. 1. n. r.L. B. Wentholt, W. Heybroek (als voetballer!)
E. Peltenburg, J. C. Brongers.
Onderste rij: II. J. Slingenberg, F. Baljon, W. J. Wijsmuller.
2