functionaris er voor dit zoo belangrijk treffen was aangesteld. Bij informatie bleek, dat een scheidsrechter uit den Amsterdamschen Voetbalbond was aangewezen, die in de Paaschvacantie in Haarlem was. Dat scheelde ons een heel stuk en vol goeden moed wierpen we ons in het gevecht, dat al werden er dan ook nu weer niet veel goals gemaakt (rust 1-1) toch in ons voordeel ging verloopen, toen ik (ik zou persoonlijk weer het slachtoffer zijn) niet lang voor het eindsignaal een bal toegespeeld kreeg, die scoringsmogelijkheden met zich bracht. De center-half der tegenpartij wist ik zonder ongelukken voorbij te komen en er restte nu nog alleen maar mijn vriend, de achterspeler, met zijn haak-allures, voor ik bij het doel kon komen. Onze oude bekende zag echter het gevaar in en toen ik hem zoo ongeveer gepasseerd was, plantte hij me met een handige arm- en beenbeweging ferm op Moeder Aarde, waarna hij zoo'n beetje een gezellig zitje van mijn rug maakte, door daarop met zijn gansche gewicht plaats te nemen. Ik scheen me onder dien druk niet heel rustig te gedragen, want hoorde den mij drukkenden last den keeper toeroepen, dat hij daar niet den heelen middag kon blijven zitten! Dit was voor den doelwachter het sein om de bal, die op een paar meter afstand van ons ongelijk duel was blijven liggen, op te ruimen. Inmiddels had een heel elftal op de verdiende vrije schop staan wachten, doch de scheidsrechter had niets gezien en een kans op de winnende goal was verkeken. Toen tot overmaat van ramp onze doelman, die per wedstrijd altijd één groote blunder maakte, over een doodgewoon rollertje heen trapte, dat nog juist den doellijn kon halen, was ons lot bezegeld en waren wij een kampioensdroom armer. Rest me nog te vertellen, dat de scheidsrechter in deze tweede ontmoeting een oudere broer van den arbiter in den anderen zoo belangrijken wedstrijd was. Onze aanvoerder was hiervan op de hoogte, doch hij trok voor het geval zijn schouders maar op, want de eerste ontmoeting had hem genoeg geleerd. Vele jaren daarna heb ik scheidsrechter No. 1 als zoodanig werkzaam gezien in eersteklasse ontmoetingen, doch ik moet eerlijk bekennen, dat ik hem die jeugdzonde nooit geheel heb vergeven en ik tallooze beslissingen, die de man nam, zeer aanvechtbaar heb gevonden. Éénmaal zelfs is deze functionaris met een internationalen wedstrijd belast geweest en toen heb ik mezelf afgevraagd: „Hoe Kan Het Bestaan?" G. 71

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1939 | | pagina 75