zijn er een potlood en een sigarenkoker, mitsgaders een bril. Onder het allerbeste,
wat wij van hem hooren, rangschikken wij zijn openingsspeeches, zoo ieder jaar
in begin September. Die zijn opvoedend hoe kan het ook anders -, ze zijn
gegoten in de taal van iemand, die in hart en nieren H. F. C.'er is en ze zijn
alleen te verdragen, omdat Spoelder er mede naar voren komt. Hij, man van hoog
wetenschappelijk karakter en met een zeldzame menschenkennis, kwetst nooit
iemand. Maar dat hij ongezouten de waarheid kan zeggen, weten wij, H. F. C.'ers.
Men verdraagt dat van hem, omdat hij Spoelder is.
Officieel gedoe ligt hem niet. Hij is graag gewoonweg onder zijn H. F. C.-
kornuiten. Slechts bij zeer bijzondere gelegenheden laat hij zich voor officieele
gevallen verleiden.
Zoo per vehikel-met-paarden door de stad om een groot wielrenner te
huldigen, of het spreekgestoelte bestijgen om Heeren scheidsrechters iets over hun
taak te vertellen, of aan een biljartfestijn, waar men het geklikklak der biljart
ballen hoort...
Maar overigens, zoo dicht mogelijk bij zijn blauw-witte vrienden, graag
bij de jongeren, omdat hij van de jeugd houdt en daarin onze toekomst ziet. Zoo
zien we hem allen gaarne en we zouden hem ook niet anders willen zien. Dan zou
er iets niet in den haak zijn en zouden wij ons moeten afvragen: onze Voorzitter is
toch niet ziek?
Met groot élan heeft hij onze H. F. C. nu al jaren geleid. Hij is nog niet
van plan te verdwijnen.
Laat H. F. C. zich daarmede gelukkig prijzen en laten wij bedenken, wat
dat voor ons beteekent.
SPOELDER ALS MENSCH DER MAATSCHAPPIJ
Past het mij wel daarover iets in dit boek te vermelden? Misschien niet,
misschien wel. In breede kringen in ons land, ook op wetenschappelijk terrein,
wordt Spoelder erkend en geëerd als man van bijzondere gaven. Hij zelf spreekt
daarover zelden. Dat brengt zijn eenvoud mede. Zijn aanhankelijkheid aan de stad,
waar hij nu al jaren werkt, is waarschijnlijk mede oorzaak geweest, dat bij bepaalde
vereerende uitnoodigingen afsloeg. Men kan daarover denken zoo men wil, maar
één ding staat vast: zichzelf heeft hij nooit gezocht. Opvoeder van de jeugd, man
van de wetenschap en man met een ongeëvenaarde belangstelling voor alles wat
om hem gebeurt. Zulk een persoonlijkheid kan de spil zijn van een gelukkig huisgezin.
82