houden. Even buiten het cornercirkeltje lag een klein plateau. De bal moest daar eenvoudig tegenaan ketsen en beschreef vervolgens een keurige boog voor het doel. De tegenpartij bevatte een paar bijzondere hguren. De middenvoor was ook korfballer, waardoor vaak aanvallen wegens hands moesten worden afgefloten. De kanthalf maande onze linksbuiten (we speelden nog orthodox) tot voorzichtigheid omtrent zijn persoon, 'aangezien hij aan aderverkalking leed'. De linksbuiten werd door aanvoerder Dorus uitsluitend aangemoe digd met de sarcastische kreet: 'Pas op je gouden benen!' Toen de bezitter van de gouden benen kort voor tijd de zgn. eer redde, was Dorus nog niet over hem tevreden, daar het schot volgens de captain kennelijk als voorzet bedoeld was. In Hillegom gooiden wij eens met een zeer gehavend elftal roet in het kampioens-eten (zoals de sport journalisten dat zo fijntjes uitdrukken) van de bulbgrowers. Hun voorspeler Ko kon het geknoei van zijn ploeggenoten niet langer aanzien: 'Ik krijg de bal niet eens te zien, ik ga de koeien melken', luidde zijn besluit. Wij wonnen, de elf gereedstaande manden met bollen werden weer ingepakt en de scheidsrechter noteerde Ko's vertrek op het wedstrijdformulier: 'Veld verlaten zonder reden van opgaaf. Die Ko toch! Een regenachtige Zondagmorgen in het Heemsteedse Sportpark. Na een conferentie tussen de scheids rechter en aanvoerders werd besloten ondanks de plassen toch maar te spelen. Onze (aanvallende) spil, medisch-student, vertoonde bij de aftrap het volgende beeld: handen in de zakken, platte pet op het hoofd en de nog niet geheel opgebrande sigaar tussen de lippen (de rokerij was zeer schaars). Eveneens op R.C.H. Onze 'klassieke' rechtsbuiten kreeg ongeveer op de middenlijn de bal te pakken. Het binnentrio liep keurig mee en begon na enige tijd duidelijk te maken, dat afgeven zo langzamerhand wel gewenst werd. Onze wing-man dacht er anders over. Hij deed iets, wat hij echt nooit eerder had gedaan of later ooit weer zou doen. Hij passeerde (hoe?) enige tegenstanders achter elkaar en deed toen weer iets zeer ongebruikelijks. Op de zijlijn, kort van de achterlijn, ging hij schieten. Het binnentrio begon zijn be leefdheid te verliezen en riep de buitenman enige zeer onvriendelijke woorden toe. Edoch het werd rechtstreeks een doelpunt. Iets later tijdens de match kreeg onze rechtsbuiten de bal in ongeveer dezelfde positie wederom in zijn bezit. Het binnentrio stelde zich al vast bij de middencirkel op. Weer enig gegoochel, weer een schot van de zijlijn af en weer een goal. Een kwestie van aanvoelen! Het is ten slotte een gezel schapsspel. De buitenspeler werd nauwelijks meer in het spel betrokken, die had zijn rantsoen binnen en probeerde in zijn overmoed nu verder toch alles alleen te doen. De rest zou het zelf wel opknappen er kwamen geen doelpunten meer! In volgende wedstrijden gaf onze rechtsuiterst weer netjes op tijd af. Hij scoorde zelden, maar de rest was weer tevreden over hem. Die egoïstische misstap was vergeven. Op D.S.K. scoorde onze uiterst-links-met-het-voorzetklosje. Van zijn (ongevraagde) beschouwing na afloop hebben wij genoten: De bal kwam hoog op me af. Met mijn bezwerend armgefladder kreeg ik hem al dra onder controle. Even overzag ik de situatie Iedereen dacht natuurlijk, dat het uitspansel nog even egaal bewolkt was, als bij het begin van de match. Ik, ja ik alleen, had echter gezien, dat er een heel klein plekje blauw kwam aanzetten. Volgens logische berekening moest de onzichtbare zon daar vlak bij zijn. Dit alles flitste in een onderdeel van een seconde door mijn voetbalbrein. Ik kon het niet mis hebben: 'Je ne suis pas d'hier!' Ik zette mijn voorzetbeen in de stand. De bal beschreef een fraaie boog in de richting van het doel. Ik trotseerde de zegevierende blik van de keeper over dat onschuldig uitziende boogballetje en de misprijzen de uitlatingen van mijn teamgenoten. Ik wist wel wat ik deed! Juist toen de keeper zich gereed maakte om met een gemakkelijk sprongetje de bal te bemachtigen ('avais tu le mais!'), brak (u raadt het al) de enige zonnestraal van de dag door. Mijn berekening was haarfijn opgezet. De keeper werd op het moment- suprème door dat zonnestraaltje verblind en de bal zeilde op-de-millimeter in de bovenhoek. Zo onge veer luidde zijn beschouwing. Een soortgelijke meteorologische coïncidentie heeft zich later blijkbaar niet meer voorgedaan! Op het grote bijveld aan de Spanjaardslaan hadden we eens een zeer minzame arbiter. Hij waarschuwde ons steeds op keurige wijze voor buitenspel. Wij wonnen met zo iets als 13-1. Het binnentrio kreeg een extra faciliteit en behoefde bij de aftrap niet naar de middenlijn terug te lopen. 'Jullie zijn toch veel sterker', luidde het argument van deze sympathieke scheidsman. Vanzelfsprekend hadden we ook wel minder vrien delijke scheidsrechters, in onze ogen dan altijd. Zo degene, die zich noemde de beste scheidsrechter van de H.V.B. De off-side specialist in H.F.C. knauwde hij bij diens eerste appèl al toe: 'Houdt Udie asperges maar naar beneden!' Wij hadden in die tijd ook een aanvoerder met een bijzonder gevoel voor humor. Zo kon hij na gewonnen toss doodernstig naar de lucht kijken en ten slotte aftrap kiezen. Zijn keuze liet hij altijd netjes vergezeld gaan van de toevoeging: 'Dat mag toch ook!' Het was dezelfde captain (hij kocht zijn boorden per el) die op een Maandagavond in de soos bij de elftalcommissie informeerde, toen zijn (het laagste) elftal was op- 1 84

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1954 | | pagina 188