gesteld, naar de hoogste boom in de Spanjaardslaan: 'Ik kan me daar dan tenminste tijdig ophangen, want
jullie kunt toch niet verwachten, dat ik met zo'n samengeraapt stelletje zal spelen!' Natuurlijk speelde hij
die volgende Zondag wel met dat elftal en de volgende weken eveneens.
Uit het oogpunt van clubleven had die oorlogstijd, ondanks alle narigheden, toch ook wel plezierige
kanten. H.F.C. (en Rood Wit) vormden nog zo ongeveer de enige afleidingen. De clubavonden werden
toen ook veelvuldiger gehouden.
De sixes en de Nieuwjaarsdag vormden hoogtepunten uit de oorlogstijd, uit H.F.C.-gezichtshoek be
keken. Alles sal regh kom! Zelfs een tijdens het diner in de pudding gecamoufleerd vestiaire-kaartje werd
enige uren later bij Hömme weer aan de man gebracht
Ook het meetrekken met het eerste had zijn genoegelijke zijde. Vooral als Henk Höck in Den Helder
de tijd met zijn goocheltoeren kortte. Herinnert u zich nog de wedstrijd in het laatste tweede klas-seizoen
voor de degradatie tegen Hercules in het Stadion te Utrecht? Eindelijk werd een overwinning geboekt: o -1
Diezelfde Henk had gedoelpunt 'Het gaatje langs de doelpaal was zo smal, dat de bal er niet door kon. Ik
moest hem wel een zeer speciaal effect geven. De bal werd ovaal en we hebben gewonnen', luidde zijn
bescheiden commentaar, dat hij altijd bereid is ongevraagd te verschaffen.
Enige jaren na de degradatie werd het kampioenschap in de derde klasse behaald. Promotie was dat seizoen
echter niet mogelijk. De spheer was prima. Indoor-traning (Martien Houtkooper) en mental-speeches
(Wim Heijbroek) in Stoop's bad en Meisjes H.B.S. Na afloop naar Oom Nico en Tante Nel in het Zwaantje
bij de Zijlbrug, waar warme wijn, leverworst en mosselen, met de 'keien' tot de vaste prik behoorden.
Alles moest je lopen op die Donderdagavonden met veel sneeuw.
De Soos hadden we helaas met achterlating van waardevolle prijzen reeds in het begin van de oorlog
moeten ontruimen. De biljartzaal en het café van de Grote Brink werd de vaste plaats van samenkomst op
Maandagavond. De biljart-competitie vond hier meteen zijn geboorte.
De Hockey-wedstrijden tegen de Dames waren ook evenementen op zich zelf. De meesten van ons hadden
na hun H.B.S.-tijd nooit meer zo'n 'kromme stok' in handen gehad. Ik kan me overigens niet herinneren,
dat we dergelijke matches verloren. Wij stichtten de grootste verwarring met hoge voorzetten in de cirkel
en bij de bullies letten wij eenvoudig niet op alle trucjes, doch sloegen gewoon de bal weg, als we de kans
schoon zagen. Eén onzer aanvallers had de gewoonte om de keepster een paar maal met-bal-en-al in de goal
te lopen. De scheidsrechtster (met biezen korfje) floot dan wat feller en argumenteerde: 'Joop, dat mag niet!'
Het spel ging weer verder, totdat Joop weer precies hetzelfde deed, gevolgd door dito commentaar bij het
fluiten.
Eerst vrij kort na de oorlog kon ik mij, voorzoverre mijn nooit geheel genezen enkel-blessure het toeliet,
aan het regelmatig zelf spelen wijden. Hoewel dat aanvankelijk met het derde en later met het 'jonge'
vierde natuurlijk heel wat serieuzer ging dan met mijn incidentele oorlogspartijtjes, hebben we er toch ook
veel pleizier gehad.
Met het derde lukte het twee jaar achter elkaar net niet om naar de K.N.V.B. te promoveren. Ook de
daaropvolgende jaren met het vierde kwamen we niet verder dan de tweede plaats. Vooral het derde had
toen een vreemde reputatie, doordat invallers of 'probeersels' voor het eerste dikwijls uit onze gelederen
werden gekozen in plaats van uit het tweede.
De Zandvoort-wandelingen, het twee-daagse uitstapje naar het toen 6o-jarige Be Quick in Groningen en
de beide overwinningen in één seizoen op Haarlem 3 A zijn de mooie herinneringen aan een gezellig en
waarlijk goed seizoen met het derde. De terugreis uit Groningen leverde voor een onzer (thans journalist)
moeilijkheden op, daar hij, de talrijke, in snel tempo opvolgende, moppen alle in een boekje noterende,
vaak aarzelde onder welke letter een bepaalde mop moest worden gerubriceerd. In dat zelfde seizoen lagen
de velden tot eind Maart dik onder de sneeuw en kon er dus ook niet buiten geoefend worden. Onze vin
dingrijke voorzitter organiseerde toen van het Sportfondsenbad in Haarlem uit, enige keren een straat-veld
loop voor de hoogste elftallen, waarbij uitvallers in zijn auto werden opgepikt. Het hield de zaak bij elkaar,
maar we hebben nog nooit zulke stijve kuiten gehad als toen. Met het vierde speelden wij eens op het
toen nieuwe terrein van Kinheim in Tussenwijk (tussen Beverwijk en Wijk aan Zee). Op een gegeven mo
ment zag ik, dat onze linkshalfback 'moeilijkheden' had met de scheidsrechter. Ik begaf mij naar de plaats
der opgewonden gemoederen en kreeg op mijn informatie van de arbiter ten antwoord: 'Mijnheer de aan
voerder, deze man heb een waarschuwing. Hij bemoeit zich met main en dat ken ik niet hebbe.'
In Velsen brachten we eens zo veel tijd met biljarten en wachten op de niet gerede 'de koffie-is-klaar'
door, dat we nog maar juist binnen de boete-tijd konden beginnen. Onze (thans geëmigreerde) invaller
middenvoor kreeg niet veel voet aan de grond die dag. Hij trachtte zijn tegenstander van zich af te schud-
185