Maar het volgende seizoen 1913/14 ging het opeens weer veel beter. Weliswaar kwamen er nog slechte Zon dagen voor, waardoor de hoop op het kampioenschap, die een tijd lang niet zonder grond werd gekoesterd, vervloog, maar het gehele beeld was veel gunstiger en een zeer eervolle vierde plaats werd bevochten met 18 punten uit hetzelfde aantal wedstrijden. In de Holdert-beker ontnam D.F.C. ons na twee voorafgaande overwinningen alle illusies op een herhaling van het succes van het vorig jaar. MARTINUS LOOSJES Een man, aan wie de H.E.C. misschien meer dan aan wie anders ook te danken heeft. Redder in de hoogste nood door weigering om de ondergang te aanvaarden. Nimmer speler geweest, maar bestuurder van de allerhoogste orde, in een periode waarin weliswaar enerzijds het besturen van een voetbalclub nog veel eenvoudiger was dan nu, maar waarin tevens een crisis in de El.F.C. optrad, als voordien en daarna nooit het geval is geweest. Secretaris-penningmeester geworden in 1899. Dat was al een hele taak om zonder hulp van anderen verricht te worden. Maar bovendien was hij de man, die het vertrouwen in een betere toekomst bracht, die de spelers weer plezier in het spel bijbracht, die de strijd om het behoud van de club leidde en met succes voltooide. Bleef daarna nog jarenlang vice-voorzitter, bedankte in 1914 voor de bestuursfunctie, maar volgde nog een reeks van jaren, zo lang het hem mogelijk bleef, de prestaties van zijn geliefde club. JAN DE BREUK Geen speler, maar wel lange tijd een zeer gewaardeerd bestuurslid, vooral als penningmeester in de jaren 1910 tot 1914. Kwam aan het hoofd der penningen, toen deze er slechts in negatieve zin waren. Nam de taak op zich om financiële boeman te spelen en ieder dubbeltje tien maal om te keren. Weinig benijdens waardig, daar velen met minder financieel inzicht het keurslijf gauw te drukkend vonden. Maar binnen enkele jaren was alle schuld gedelgd en stonden de financiën weer op poten. Dat was een kranige prestatie, temeer omdat hij juist in die tijd nog de nieuwigheid van een Engelse trainer moest financieren. Is ook nog een paar jaar een voortreffelijk voorzitter geweest. Een H.F.C.-er, zij het alleen achter de bestuurstafel, van de hoogste orde, wie de club zeer veel te danken heeft. Dan ook terecht erelid. J. J. THÖNE Een bestuurslid van grote allure tussen de jaren 1907 en 1914. Achtereenvolgens commissaris, secretaris, weer commissaris en tenslotte voorzitter. Een man van grote hoffelijkheid, maar niet ten koste van voortvarendheid en beslistheid. Voor niemand, ook thans nog niet, onderdoende in liefde en belangstelling voor de club. Voetballer nauwelijks, H.F.C.'er ten volle en daarbij in zijn actieve bestuursjaren steeds ijverend voor een goede geest in zijn club. J. J. SWENS Adspirant lid geworden in het seizoen 1893-1894. Reeds sinds vele jaren erelid. Man, die op het veld en achter de groene tafel enorm veel voor de club heeft gedaan. Voorvechter voor de goede en vooral (wat nog een ander begrip is) de ware geest in de H.F.C. Altijd bereid om te helpen voorbereiden en leiden. Bijna zo enthousiast voor voetbal als voor cricket en een tijdlang uitblinkende in beide. Een van die mensen die Loosjes krachtdadig hielp in de moeilijkste jaren. Uit een Duits verslag van de wedstrijd tegen Preussen te Duisburg in 1904: Der Captain Swens spielte niit einer unerschütterlichen Ruhe. JAN FERF Doelverdediger, die niet tot de grote sterren behoorde, maar van wie gezegd is, dat hij nooit een blunder maakte. Geen speler, die door bijzondere elegance of volkomen zekerheid van vangen en wegwerken een machtige indruk maakte, maar steeds weer in een lege plek van het doel verschijnend om de bal weg te stompen. Zo zag een medespeler hem. Geen onvergetelijke beroemdheid, maar een bijzonder goede doelverdediger in de eerste jaren van deze eeuw. 28

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1954 | | pagina 32