van A.F.C. aanvaard hadden. Wij hadden trouwens een zeer behoorlijk elftal, dat, als het volledig was, er
als volgt uitzag:
v. d. Meulen
Wamsteker v. Haeren
R. Jongeneel M. v. d. Lee C. Lamp
de Ruyter E. Reydon H. v. Renesse Miezérus v. d. Berg
(G. Daniels)
Aanval, zoals zo vaak, op ons doel, maar eveneens zoals zo vaak redt onze doelman nog net.
Marius v. d. Lee was onze nieuwe aanwinst. Een fel en enthousiast speler, die voor niemand op zij ging,
zelf hard was en dat van anderen ook verlangde. Maar hij was strikt eerlijk en een gezellig teamgenoot. Hein
van Renesse's spel beantwoordde aan de grote verwachtingen, die het in de lagere elftallen reeds had opge
wekt. Helaas misten wij voor goed Arie van Beekum, die reeds nu de tijd gekomen achtte het competitie
voetbal eraan te geven.
De eerste helft van het seizoen 1928-1929 verliep normaal en leverde 9 punten op uit 10 wedstrijden.
De s volgende brachten ons echter weer 9 punten op, zodat wij plotseling zelfs kampioenskansen kregen.
Wij waren er zelf beduusd van en brachten ze prompt om zeep door tweemaal achtereen van R.C.H. te
verliezen. Wij eindigden tenslotte op de 4de plaats met 20 punten uit 18 wedstrijden, een zeer redelijk
resultaat. Vermelding verdient nog de langdurige vorstperiode,die ruim twee maanden voetbal onmogelijk
maakte, de grote rivieren deed dichtvriezen en de Zuiderzee op de Poolzee deed gelijken. Op 5 Maart
41