De Grensjager Op t voetbalveld de enige bescheidene figuur, Die toch ook eindelijk wel eens in 't licht geplaatst mag worden, De grensbewaking is voor hem een tweede soort natuur, Al is hij niet te rekenen tot de douane-orde. Begrensd is niet alleen zijn gang, maar ook, vooral, zijn macht, Een onbezoldigd veldwachter en even onontbeerlijk, Nog nooit heb ik er een gezien, die voor een kwartje lacht, Persoonlijk ken k geen baantje, zo bijzonder onbegeerlijk. Hij is een vurig clublid, maar zijn grensrechtersfatsoen Eist dat hij tijdens de partij daar nimmer van laat blijken, Hij 's objectief, tenminste in zijn uiterlijke doen, Zelfs als zijn elftal scoort moet hij nog somber blijven kijken, Terwijl dan stoomafblazend de tribune danst en krijst, Moet hij in onpartijdigheid serene rust bewaren, t Is griezelig wat dat van een volbloedig clublid eist, Die grootse zelfbeheersing kost hem zeker levensjaren. Intussen voelt hij dan nog in zijn rug de steken wel Van d'andere supporters, die partijdig mogen wezen, Zo in de trant van: Kijk, nou vlagt hij niet voor buitenspel, En (op z'n minst) die vent moest eerst de spelregels eens lezen. Geen aanvoerder drukt hem de hand, als de partij begint, Of dankt hem aan het eind, geen hulde is hem ooit beschoren, Geen mens kijkt ooit hoe hij zijn weg naar 't kleedlokaal weer vindt, In het gedrang gaat zijn figuur onopgemerkt verloren. Hij assisteert de scheidsrechter, die meestal hem negeert, Behalve dat hij soms de tijd met hem mag vergelijken, En door de spelers wordt hij op z'n best getolereerd, Als een noodzaaklijk kwaad, dat niet te nauw naar hen moet kijken. Op een punt is hij machtig en dat punt is zeer gezond, Hij zegt, wanneer op zijn gezag het spel wordt onderbroken Sta ook in t voetbalspel met beide benen op de grond, De spelers weten dit, al wordt er dan niet bij gesproken. En verder? Verder heeft hij soms vreemdsoortig lijnwaad aan, Je kunt een grensrechter toch niet een eigen smaak ontzeggen, Hij heeft toch al niet veel persoonlijks in zijn hard bestaan, Sta hem tenminste toe, daarin zijn eigen ziel te leggen. Al regent het bij stromen en al is het bitter koud, Hij schuift langs t lijntje, vaak gelaakt, nooit met een woord geprezen, Hij brengt daarmee een offer, want ook hij is niet van hout, Nee waarlijk, het is niet zo leuk om grensrechter te wezen. Ik breng hem hulde als miskend en ook onmisbaar mens, Die stil de kleine bij-rol speelt, die anderen versmaden, Die van t beginsel uitgaat: zelfs aan voetbal is een grens, Geen dank oogst voor zijn offer, maar wel stank krijgt voor zijn daden. Hij ziet de wedstrijd ongestoord, ziedaar zijn enig loon, Al trekkend langs de lijn krijgt hij geen kans de lijn te trekken, Voor hem geen heroïeke daden, maar slechts vlagvertoon, Maar tgch geen voetbalwedstrijd kan zich zonder hem voltrekken. 44

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1954 | | pagina 48