petitiewedstrijden in constante vorm, hoewel nooit brillant, toch ook zelden falend. Een stevige, snelle linksbuiten met een behoorlijke techniek, hoewel uitgesproken links, en een buitenspeler die op 'de goal durfde afgaan om dan met zijn vermaarde 'schuine knallen' menig doelpunt voor ons te scoren. Het volgend seizoen, 1932/33, het gloriejaar waarin H.F.C. het eersteklasseschap weer heroverde, speelde Piet alle vriendschappelijke, competitie- en promotiewedstrijden, 30 in totaal en het 'raspaardje' op de linkervleugel heeft veel tot dit grote succes bijgedragen. Hierna zijn de moeilijke jaren voor de Fl.F.C. begonnen; 3 jaren 'hangen en wurgen' in de eerste klasse, in 1936 degradatie en daarna vele middelmatige seizoenen in de tweede klasse, tenslotte de beschamende degradatie naar de derde klas in 1942. Doch al deze jaren heeft Piet, hetzij als linksbuiten, -binnen of-half- back naar zijn beste vermogen zijn clubkleuren verdedigd. Totdat ook voor hem het moment kwam om zijn plaats aan een jongere at te staan, hoewel ook daarna nog vaak een beroep op hem is gedaan, hetgeen natuurlijk nooit tevergeefs is geweest. Ook buiten het groene veld heeft Piet een belangrijk partijtje meegeblazen. Op alle feesten, en die hadden wij in die tijd nogal heel vaak, was hij present, en dat liet hij dan ook altijd vrij duidelijk blijken. Wanneer het rumoer zijn hoogtepunt bereikte, kon je er staat op maken, dat een belangrijk deel van dat lawaai af komstig was uit de keel van 'Ome Piet'zoals wij hem gingen noemen toen 'neef Piet' (van Zeeland) door hem tot een goed H.F.C.-er werd opgevoed. Voorts is het interrumperen van tafelredenaars één van z'n geliefkoosde bezigheden aan een feestmaaltijd (niet waar, Secretaris?), terwijl hij gaarne ook zelf het woord tot de menigte richt, om vooral in Haags ge zelschap met grote klem te beweren dat hij toch 'de enige echte Hagenaar is'. Kortom, een plezierige vent, een H.F.C.'er van de goede soort. Ik spreek hier dan ook de wens uit, dat vele van onze jongere spelers het voorbeeld van trouw en plichtsbetrachting tegenover hun Good Old' aan Piet Hagenaar zullen nemen. Piet, namens de H.F.C., dank voor alles wat je voor haar hebt gedaan. ATO VAN DER TOGT Rud RÜD EN PIET JONGENEEL Hoewel in het in 1939 verschenen Gedenkboek een uitvoerige bijdrage is gewijd aan 'het geslacht Jongeneel en de H.F.C. en normaliter mag worden aangenomen, dat voor de nog steeds actieve 'Vader' Jongeneel elders in dit boek nog wel een plaatsje zal zijn ingeruimd, mogen zijn beide zoons Rud en Piet, niettegenstaan de het feit, dat hun H.F.C. activiteit grotendeels van vóór 1939 dateert, hier niet onbesproken blijven. Rud, met zijn altijd opgewekte natuur, een technisch en tactisch zeer bekwame voetballer, Piet daarentegen, stiller van aard, een vechter en zwoeger van het begin tot het einde. Beiden op jeugdige leeftijd in het eerste elftal gekomen, Rud in 1927 en Piet in 1929, maakten zij daarvan deel uit totdat Piet in het voorjaar van 1935- naar Indië vertrok, terwijl Rud hem daar heen in Januari 1936 volgde. Beiden behoorden tot het elftal, dat H.F.C. in het succesvolle seizoen 1932/1933 in de Eerste Klasse van de K.N.V.B. terugbracht. Rud, enige jaren aanvoerder van ons eerste elftal, heeft de H.F.C. kleuren ook in Plaatselijke, Gewestelijke en Proefelftallen hoog gehouden, terwijl hij voorts enige toeren met de Zwaluwen en bevriende clubs meemaakte; hij was niet alleen vanwege zijn spel, maar vooral ook om zijn persoon zeer gewaardeerd. Beiden hebben steeds uitgemunt door fair spel en waren een toon beeld van sportiviteit; zij hebben zich ondanks hun geheel verschillend karakter en spelwijze niet alleen in de H.F.C., maar ook daarbuiten vele vrienden verworven. In Maart 1946 keerde Rud, na een jarenlang verblijf in kampen, en inmiddels getrouwd, met verlof in Nederland terug. Vanzelfsprekend mochten wij hem toen en ook tijdens zijn tweede verlof na de oorlog zeer veel aan de Spanjaardslaan en in de H.F.C. vriendenkring aantreffenwij zagen hem weer node vertrekken. Piet zagen wij eerst in Februari 1947, gelukkig ook in goede gezondheid, in Nederland terug. Hoewel hij de 3^ reeds gepasseerd was, wilde hij van 'genoegelijkheidsvoetbal' in 'pratende' elftallen niets weten en evenals een 20 jaren geleden stond hij ook nu nog zijn mannetje en toen enige tijd later eerst H.F.C. 2 en daarna H.F.C. 1 in moeilijkheden ver keerde, werd op hem niet tevergeefs een beroep gedaan; hij 'diende' de H.F.C. zoals hij dat ook in het verleden had gedaan, daarbij een voorbeeld van clubliefde en trouw aan de H.F.C. gevend. Het gehele seizoen 1948/1949 en de eerste periode van het seizoen 1949/19L° maakte hij wederom deel uit van het eerste elftal. Zijn benoeming tot Lid van Verdienste bij het 70-jarig bestaan in 1949 kwam hem tenvolle toe. v. d. B. Piet 60

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1954 | | pagina 64