PRESTATIE-BEKER
FRITS BETTMAN
CEES TIMMERMAN
ERIC VAN SCHOUWENBURG
TONNY TEN HAVE
JAN DALMEYER
Tijdens het reünisten-diner op 13 september 1964 werd door Bill Boogerd een prachtige zilveren wissel
beker ter beschikking gesteld van de H.F.C.-er die zich tijdens een seizoen het verdienstelijkst jegens zijn
club heeft gemaakt.
Als eerste mocht Frits Bettman het kunstsmeedwerk een jaar onder zich houden wat eigenlijk niet
eerlijk was aangezien iedereen al wist dat Frits reeds jaren het meeste werk voor H.F.C. verzette. De
daartoe ingestelde commissie bevestigde deze indruk bij monde van Flerman v. Beem en roemde 'Stoere'
vooral voor zijn bemoeienissen met het 85-jarig jubileum van Fl.F.C. Aangezien er nog elders in dit boek
een schets van Frits is gegeven willen wij het in dit artikel hierbij laten.
In het daarop volgende seizoen werd de beker toegekend aan Cees Timmerman in zijn functie als
redactielid wegens de uitgave van het Mulier-nummer. Mee in deze eer deelden vanzelfsprekend zijn
mederedacteuren, hoffotograaf Manty Scholtmeyer en niet op de laatste plaats Jhr. Dr. J. C. Mollerus,
die reeds een jaar tevoren de Mulier-herdenking te berde had gebracht, waardoor een belangrijk gedeelte
van het materiaal tijdig uitgezocht kon worden. Toentertijd was er nog geen sprake van een geordend
archief.
Vanwege zijn initiatief t.a.v. de bouw van een nieuw clubhuis werd als derde 'Mr. H.F.C.' Eric van
Schouwenburg benoemd. Indien wij bedenken, dat indertijd bij de beschikbaarstelling van de Begeer-beker
ook wel terdege gedacht werd aan het bijzondere van de prestatie die geleverd diende te worden dan
kunnen wij vaststellen dat in dit geval volledig aan deze voorwaarde is voldaan. Uit de grijze annalen der
H.F.C.-geschiedenis komt overduidelijk naar voren dat onze voorouders zich wat architectonische bezig
heden betreft uitsluitend beperkten tot het weder opbouwen van de zich in de stad bevindende tapperijen,
welke tijdens de weekenden door hen waren bezocht. Wel zijn er verschillende plannen geweest: de
afbeelding van het schilderachtige gebouwtje op dat heuveltje (ontwerp uit 1911, te zien elders in dit boek)
en van meer recente datum, de maquette van het glazen droomhuis.
Het mag dan ook niet minder dan een wonder heten dat ons clubhuis er gekomen is en juist in de tijd,
dat de toekomstige ligging van de velden nog niet vastlag. Dit is voor een groot deel aan Eric te danken.
Door het beschikbaar komen van meer plaatsruimte is het clubleven van H.F.C. zeer sterk geïntensiveerd.
Eric kan dit telkenmale wanneer hij op de Spanjaardslaan aanwezig is met voldoening vaststellen.
Vervolgens werd de bokaal doorgegeven aan Tonny ten Flave. Zijn activiteiten op het gebied van het
jeugdwerk kennen wij i.v.m. onze leeftijd niet uit eigen ervaringen doch zijn entree in de totocommissie
zal geen enkel H.F.C.-lid ongemerkt voorbij gegaan zijn. Zijn niet aflatend aandringen, dat zo nodig in een
dreigende vorm werd omgezet deed velen onder ons reeds door de knieën gaan. Bezwaren van 'ik vind het
zo'n gedoe' onderving Tonny door de ingevulde formulieren door de H.F.C.-jeugd bij de H.F.C.-ers thuis
op te laten halen. Zelfs als het invullen je nog te veel was deed hij dit voor je. Als je maar betaalde.
Het is nu eenmaal zo, dat alleen een goed financieel beleid een club met een omvang als de onze in
stand kan houden. Tonny heeft hieraan meerdere steentjes bijgedragen.
De volgende die zijn naam in de beker mocht graveren was Jan Dalmeyer, de jeugdige doelman van ons
eerste elftal. Zoals Jaap van Baasbank bij het overhandigen van de onderscheiding zeide, was dit niet
omdat hij de beste keeper was waarover H.F.C. op dat moment kon beschikken maar voor de wijze waarop
Jan zich van zijn taak gekweten had. Hoe goed hij zijn taak trouwens verder vervulde blijkt wel uit het
feit dat H.F.C. op het moment dat wij dit schrijven, nog een redelijke kans heeft om kampioen te worden.
Voor een jonge keeper die zonder de nodige ervaring plotseling de kleuren van H.F.C.'s hoogste elftal moet
verdedigen is dit tot nu toe behaalde resultaat een compliment. Jan blijkt uit het goede H.F.C.-hout
gesneden te zijn.
T.
100