H.F.C.: een oud uurwerk, dat
gekoesterd wordt als
een waardevol familiebezit.
In een gestencilde brief werd mij vriendelijk gevraagd, iets te willen schrijven voor het jubileumboek.
Even verder las ik; 'Zoudt U ons aan een persoonsbeschrijving kunnen helpen van de heer De stippeltjes
waren bedoeld te worden ingevuld met de naam van een persoon, waarvan men gevoeglijk aannam,
dat hij de geadresseerde bekend voorkwam en van wie deze alleen maar aardige en nobele karakter
trekken wilde beschrijven. Ja, uiteindelijk kan je in zo'n duur boek geen rottigheid uithalen.
Mij kennende, had de jubileumboekcommissie wijselijk de stippeltjes oningevuld gelaten, opdat niet
iemand, die er recht op had, vanwege zijn verdienste voor de H.F.C., in dit boek te worden bejubeld,
door mij in het slijk zou worden gesleurd.
Derhalve stond er onderaan de brief geschreven: 'Vrij onderwerp'. M.a.w. men laat mij vrij om te
schrijven, wat ik allemaal zo mooi en zo fijn vind in de H.F.C.
Mooi. Wat is mooi? Ik vind Sofia Loren wel mooi of mijn klassieke platen of een beeldje van Mari
Andriessen, waar ik iedere dag weer van genietof de Haarlemmer Hout.
Zou het dan het uitzicht op de Haarlemmer Hout zijn, wat me naar het H.F.C. terrein trekt? Nee,
dat is het ook niet. Goed, als je op de tribune zit te kijken naar een saaie wedstrijd, dan dwalen je
blikken onwillekeurig over de hoofden heen naar de bomen op de achtergrond. Maar je betaalt geen
contributie om tussen schreeuwende mensen naar die bomen te gaan kijken. Mooi, fijn, sfeer. Ik vind
dat allemaal holle klanken voor iets, wat je niet onder woorden kan brengen. Maar je ervaart wel iets
van binnen als je die woorden gebruikt. Als ik zo tussen mijn vrienden op H.F.C. ben dan leeft er ook
iets in mij. Het doet me iets.
Ik kan mij voorstellen, dat een leek hier niets van begrijpt. Als onze tegenstanders zich verkleden
onder de tribunes, dan staan ze, aan de ene kant, in de tocht zich bloot te stellen aan een longontsteking,
terwijl ze aan de andere kant, eveneens bloot, in alle standen hun hersens stoten aan die gekke schuine
balken, die al tientallen jaren hun best doen die oude tribune overeind te houden. En dan ons clubhuis,
waar we zo trots op zijn en dat lijkt op een schoolklas, waar de banken aan de kant zijn gezet voor een
promenade. Maar als er in de krant staat, dat er misschien een weg dwars door ons veld wordt gelegd,
dan staat heel H.F.C. diep verontwaardigd op zijn achterste benen over deze heiligschennis.
Is het dan toch de luwte van de bomen, die we niet kunnen missen? Er speelt echter nog iets een
voorname rol. Vorige H.F.C.-generaties hebben alles, wat wij nu idealiseren, met eigen handen opge
bouwd en zonder subsidies en voetbaltoto's overeind gehouden. Negentig lange jaren staat H.F.C. nu al
overeind en altijd zijn er mensen te vinden, die er hun ziel en zaligheid in leggen om het voortbestaan
van onze Good Old te waarborgen. Dat doen ze, omdat ze zijn grootgebracht met het idee, dat H.F.C. iets
van hunzelf is. Een persoonlijk bezit, waaraan ze met zorg en liefde hun vrije tijd besteden.
Ik sta verbaasd, dat er altijd weer lieden worden gevonden, die klusjes opknappen, waar ze in het
maatschappelijk leven hun neus voor ophalen en er hun ondergeschikten mee opscheppen, terwijl
anderen weer verantwoordelijkheden dragen waar ze normaal niet aan toekomen. Zo'n vereniging is net
een uurwerk, waaruit geen radertje gemist kan worden. Het ene radertje is wat groter dan het andere.
Het ene werkt wat harder dan het andere. Missen kan je er niet een.
H.F.C. is zo'n oud uurwerk, dat van generatie op generatie overgaat en dat wordt gekoesterd als een
waardevol familiebezit. Ofschoon deze 'H.F.C.-klok' van grote historische waarde is, moeten we oppassen,
dat het geen museumstuk wordt.
Mogen wij nu even stilstaan bij dit jubileum, als de klok maar blijft lopen
R. DE BOER
129