heen, die ik verzameld heb in de meer dan een halve eeuw van mijn H.F.C.-lidmaatschap. Maar de jonge leden hebben die boeken natuurlijk niet, hoogstens alleen het meest recente, dat in 1954 bij het 75-jarig bestaan is verschenen en in de samenstelling waarvan ik de leiding had. De heer Muiier is in 1954, datzelfde jaar dus, overleden. De nu 14-jarige en nog jongere H.F.C.'ers hebben hem dus nooit gezien. Voor hen is meneer Muiier een legende, waarover zij al dan niet weieens gehoord hebben. Voor hen kan ik dus niets origineels schrijven want dat is al zo vaak eerder gedaan, maar wel iets nieuws, al is dat dan ook allemaal wel eerder gememoreerd of, zoals Muiier zou zeggen: gerappeleerd. Goed dan, voor de jeugdige H.F.C.-leden, groot in aantal maar gering in de kennis van het leven van onze oprichter. En ik wil ze vragen: Stel je nou eens een Nederland voor, waarin nog geen enkele voetbalclub bestond. Jullie hebt ze nu maar voor het kiezen, vele honderden, misschien zelfs duizenden, ik weet dat niet zo precies. Je hebt H.F.C. gekozen, of nog waarschijnlijker heeft je vader dat voor je gedaan, een zeer verstandige daad zijnerzijds, want de H.F.C. moge dan de oudste voetbalclub van het land zijn, je vader had niet beter kunnen doen, want de H.F.C. is niet alleen een grote club, maar ook een club van de zuiverste sportieve opvattingen en in de H.F.C. kun je worden opgeleid tot voetballer door een van een reeks oudere leden die zich beschikbaar hebben gesteld om je het spel te leren spelen en daarvoor heel wat van hun vrije tijd aan te besteden, zonder daar ooit een cent voor te ontvangen. Zij doen dat uitsluitend uit enthousiasme voor de sport en voor de toekomst van hun H.F.C. De enige beloning die zij ervoor ontvangen is de waardering van de clubleiding voor dit werk. Maar ik heb jullie gevraagd je eens voor te stellen, dat er in Nederland geen enkele voetbalclub bestond. Je kunt dat voorstellingsvermogen niet opbrengen natuurlijk. Jullie kunt je ook al niet indenken dat er in ons land geen vliegtuigen zouden zijn, geen auto's, geen radio- of televisietoestellen en die zijn alle nog veel jonger dan onze oudste voetbalclub. Maar toen Pim Muiier 14 jaar was en toen noemde niemand hem nog meneer Muiier natuurlijk was die toestand er wel degelijk. En toen richtte die 14-jarige jongen de H.F.C. op, de club waarvan je nu lid bent, en niet zonder trots neem ik aan. Toen Pim die grootse daad verrichtte, bestonden er wel al voetbalclubs en cricketclubs in Engeland, maar voetbal kon hier nog niet worden gespeeld en wat sport in het algemeen betreft, daaraan werd hier nauwelijks gedaan, voor Pim Muiier er de eerste stoot aan gaf. Het enige wat de jeugd wel deed in die jaren was lopen en, zoals vanzelf spreekt hardlopen tegen elkaar en rustig wandelen in heide en bossen en schaatsenrijden. Maar dat was alles zo maar onderling en helemaal niet georganiseerd in clubs, laat staan competities. Het was misschien in 1879 wel zo dat er hier of daar eens een enkele tiets op de wegen werd gezien, zo een met een potsierlijk groot voorwiel en een stumperig klein achter wieltje. Ik weet daar het begin niet zo precies van en ik was er ook nog niet maar als zij er toen al waren, werd er zeker door jonge jongens om het hardst op gefietst. Als wij ons de 14-jarige Pim nu voorstellen doen wij dat omdat de H.F.C. toen werd opgericht, maar voor de statistiek moeten wij nog iets verder teruggaan, want hij had toen al eerder een athletiek- vereniging op stapel gezet. Het heeft hem later bijzonder gespeten, dat de athletiek en voetballerij uit elkaar gingen, want hij is altijd van mening geweest dat athletiek en voetbal heel nauw bij elkaar hoorden en dat is ook wel te begrijpen want de athletiek maakte de jongens sterk en stevig, gezond en snel en dat hadden zij voor beide sportbeoefeningen nodig. Pim Muiier, de kleine jongen, werd vooral door het voetbalspel bekoord en de onmiddellijke mogelijk heid van zijn leidende rol was, dat hij erin slaagde in een winkel te Amsterdam in het bezit te komen van een bal en van een oud spelregelboekje. Daarbij verwierf hij ook een soort kalotje, in de kleuren rood en zwart. Andere kleuren voor een geschikt petje kon hij niet krijgen en daardoor werden de eerste H.F.C. kleuren rood en zwart. Hij slaagde erin een flink aantal van zijn leeftijdgenootjes even enthousiast te maken voor de voetbalsport als hij zelf al was. De jongens speelden eigenlijk in het begin een voetbalspel dat meer leek op rugbyvoetbal dan op het mildere soort voetbal dat in Engeland asso ciation football heette, de sport die wij nu, met weliswaar menigmaal gewijzigde reglementen, spelen. Rugby was ruïneus voor de hemden en korte broekjes van de beoefenaren en dat was weinig naar de zin van de ouders, die al te vaak hun zoons zagen thuiskomen met gescheurde kleren. Jullie moeten niet denken dat de jongens 90 jaar geleden zulke rustige lieverdjes waren, die er nooit eens behoefte aan 11

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1969 | | pagina 15