HFC IS NOG PRECIES ALS VROEGER
Tijdens de laatste veteranen-réunie werd ik aangeschoten door ons aller vriend Cees Timmerman. 'Is
nu H.F.C. in al die tijd veranderd?' Ik dacht heel even na en antwoordde hem: 'Wel wis en waarachtig
niet.' 'En zou dat nu geen aardig onderwerp zijn voor ons a.s. Jubileumboek?' Tja, en dan ben je, wat
je noemt, het haasje, want op zo'n avond, zeg je nimmer 'neen', maar als het enigszins kan altijd 'ja'.
Toegegeven, strikt genomen zou je voor zo'n boud antwoord, een intensief onderzoek hebben moeten
instellen, enige middagen onopvallend ronddolen op de bijvelden, het oor te luisteren leggen in de
kleedkamers en zo, letten op de taal die de jongelui uitslaan, kijken naar de coiffures, want daar ben ik
nu éénmaal érg op, doch dat alles dacht ik, is toch voor een Dreesmannetje van buten, wel wat veel
gevraagd. Ik meen echter met mijn bovenstaand antwoord toch wél juist te zijn. Steun vond ik hiervoor,
al bladerende thuis in de blauwwitte boeken en wel op blz. 13 onderaan van 1929-1939, waar onze
onvergetelijke voorzitter Dr. Spoelder, zo kernachtig schrijft
'Nog steeds is H.F.C. een vriendenkring, waarin vogels van diverse pluimage en uiteenlopende leeftijd
op de meest ongedwongen wijze met elkander in vreugde en tegenslag verkeren, nog steeds gaat de
H.F.C.'er bij voorkeur met den H.F.C.'er om. Slechts zij, die weten wat deze omgang betekent, kunnen
beseffen, hoezeer de H.F.C. in staat is in moeilijkheden des dagelijksen levens enige verkwikking te
brengen, wat de oorzaak is, dat ieder, die eens echt H.F.C.'er zich mocht noemen, waar ter wereld hij
zich bevindt, trouw blijft en contact onderhoudt."
Tja, daar staat het dan heel duidelijk, zó is het. En als U dit nu goéd tot U door laat dringen, en U
beaamt dat, dan gaan we een stapje verder. Denkt U zich het tegendeel eens in. En nu doel ik niet
in 't bijzonder die lieden die hun leven lang in Haarlem zijn gebleven, maar meer op hen die elders
in den lande hun domicilie hebben gevonden en slechts te hooi en te gras de réunisten-dagen bezoeken,
óf die talrijke lieden, die jarenlang buitenslands toefden. Voor hen is H.F.C. dus geen vaste 14-daagse
zondagmiddagtocht, waarbij een eventuele teruggang zich geleidelijk zou hebben kunnen voltrekken en
daardoor minder zou zijn opgevallen. Voor hen is het een jaarlijkse of 5 jaarlijkse terugkeer in de
vriendenkring, waar zij in hun jeugd zo intens hebben genoten. Goed, daar gaan ze dan ter réunie, vol
herinneringen en boordevol illusies. Doch wat zij tijdens de middag rond het veld en zo, al vaagjes aan
voelden, wordt gedurende de borrel en het diner helaas nog meer bewaarheid. Zij voelen er zich niet
meer thuis; vanzelfsprekend zijn er nog wel een paar oude makkers, met wie aan een apart tafeltje
nog genoeglijk te keuvelen valt, doch bij 't geheel, zijn deze weg te cijferen. Er wordt ook een andere taal
gesproken dan vroeger, zij krijgen het gevoel er niet meer bij te passen er niet meer thuis te zijn, zij
durven het nog niet goed onder woorden te brengen, maar vast staat wel, dat hun club de oude club
niet meer is, hun club is afgezakt, heruntergekommen. En dat, gelooft U mij, dat moet een ellendige,
diepe, ontgoocheling zijn, zo iets in de geest van het schalkse jeugdvriendinnetje, dat naar je hoort
het verkeerde pad blijkt te zijn opgegaan.
Dié gang van zaken, en neemt U van mij in alle ernst aan, dat dit bij talrijke oude clubs het geval
is, is ons H.F.C.'ers bespaard gebleven.
Telkenmale valt het ons op, dat er diverse keurige jongelieden zich op hupse (bepaald niet te ver
warren met 'hippe') wijze komen voorstellen, of in een of andere functie hun opwachting komen maken,
en dat stemt je dankbaar, evenzeer als het aanhoren van hun helaas meermalen onderbroken
speeches aan tafel en zo.
Neen, onze oude club is nog wel degelijk dezelfde gebleven, de veteranen constateren zulks iedere
gelegenheid wéér, met gróte dankbaarheid. En dat ons deze boven geschetste deceptie is bespaard
gebleven, dat is het werk van al diegenen, die met tact en inzicht, niét van de koers van hun vaderen zijn
afgeweken, en daarvoor past een woord van bijzondere hulde, aan 't adres van Bestuur in de eerste
plaats, maar niet minder aan alle jeugd-commissies, ballotage-commissies, coaches, jeugdleiders enzovoort,
kortom aan allen, die hun vrije tijd opofferden en nog offeren voor de jeugd van onze 90-jarige Good Old.
Zij hebben allen eer van hun werk en dat mag hun dan bij deze nog wel eens duidelijk en dankbaar
worden gezegd door de oudere garde; hetgeen met waarachtige vreugde en erkentelijkheid gedaan.
A. WIJT, november 1968
15