SEIZOEN 1954-1955: Jubileum zat fors in de benen
En aan het jaartal kunt u al zien, dat het weer een jubileumjaar was. En dan nog wel 75 jaar, dus er was
alle gelegenheid om er enige forse feesten tegenaan te gooien.
En die gelegenheid lieten wij niet voorbijgaan, al waren er duidelijke tekenen, dat het in de voetbal
wereld niet alles koek en ei was. Lees slechts de koppen op het eerste nummer van het seizoen van uw
lijfblad: 'Feest!' en 'Elet Beroepsvoetbal'.
Maar zoals gelukkig steeds bij H.F.C. eerst: 'Feest!'
Het begon allemaal met de traditionele lintjesregen: ere-leden werden O. Menten en Ad Sandtke; leden
van verdienste Mr. F. A. Davidson, P. W. Peereboom en Hans Thon; de gouden speld voor Boko Faber,
E. J. C. Veldhoen, Arie van Beekum, Bob Kammeijer, Rud Jongeneel, Wim Kruijer, Hans Ligtenstein
en Cees de Nijs.
Onder de toeziende ogen van maar liefst 3 oud-voorzitters (Swens, Lotsy en Spoelder) werd het nieuwe
H.F.C. boek ten doop gehouden. Ook deze doop was vochtig!
Traditiegetrouw werden de wedstrijden om de Pim Mulierbeker gehouden, met als resultaat een unieke
prestatie van Cees de Nijs, want hij won de beker voor de tweede maal.
Jubileumtoernooien waren niet van de lucht. Van 8 tot 60 verscheen wel op de een of andere manier
tussen de lijnen, maar laten we ons beperken tot het eerste.
Als aanloopjes wonnen we de Jan van Eek beker, dat gezellige toernooi op dat gezellige veld midden in
Amsterdam. In de finale klopten we organisator V.V.A.
Een ééndagstoernooi met R.C.H., E.D.O. en Haarlem liep minder goed af, want R.C.H. nam de beker
mee en wij verloren van E.D.O. en Haarlem.
Tegen H.B.S., Hercules en H.V.V. waren we beduidend meer mans, want we konden onze eigen beker
houden.
Een moment van ernst in deze reeks van plezierige ontmoetingen was het onthullen van onze, helaas
sindsdien aanmerkelijk gegroeide, fotogalerij van onze overleden ere-leden en leden van verdienste.
Ere-voorzitter Karei Lotsy hield een bewogen speech ter inwijding van deze herinnering aan de ons
ontvallen steunpilaren. Wat we toen nog niet beseften, maar nu weten we hoe goed het is, dat deze foto's
daar zo maar midden in ons clubhuis hangen. Je denkt nog eens na over de dingen en dat kan voor de
gemiddelde H.F.C.-er totaal geen kwaad.
Ook in dit seizoen verloren wij leden voorgoed: J. A. Brongers, P. H. Kaars Sijpesteyn Wzn en ons
erelid Jan de Breuk, welke laatste als voorzitter, maar vooral als penningmeester de club door een
uiterst moeilijke tijd heenhielp.
Maar een 75-jarig bestaan betekent nu eenmaal onvermijdelijk 'feest'.
De H.F.C. vlag werd gehesen op de Grote Markt en op een gigantische receptie in de Vleeschhal
werden wij toegesproken door de Commissaris der Koningin, de wethouder van Haarlem Geluk for ever),
de burgemeester van Heemstede, de voorzitter van de K.N.V.B. de heer Hopster en onze zeer grote vriend
Van der Aart, voorzitter van de H.V.B., Mollerus werd bondsridder en alle voorzitters van naar wij
dachten alle verenigingen uit Nederland en omstreken spraken ons toe.
En tijdens, voor en na al deze feestelijkheden woedde er er op de zolders van de Vleeshal een der
wonderlijkste en meest wonderschone fenomenen, welke H.F.C. ooit gekend heeft, de H.F.C. tentoon
stelling. Een beeldschoon geval, waarvoor heel Haarlem uitliep. 'Singer Museum' Leffelaar en Jules
Chapon (welke laatste hardnekkig weigert op te vallen, maar voor iedere H.F.C. manifestatie te porren is)
waren de scheppers.
Een ledendiner ontbrak uiteraard niet en van wijd en zijd kwamen de deelnemers naar Brinkmann om
oude verhalen te vertellen en er soms zelfs naar te luisteren. Het absolute hoogtepunt was toch wel de
onder ademloze stilte gehouden speech van ons oude lid Van Manen, die ons als speler van het kampioens
elftal 1895 (u leest het goed) eens haarfijn kwam vertellen wat H.F.C. is, worden kan en blijven moet.
Het grootste waagstuk was wel een cabaret-revue in de concertzaal, met, zoals dat in het vakjargon heet,
'honderden medewerkenden'.
Met zoiets kan je bij H.F.C. niet voorzichtig genoeg zijn. Edoch, de zaal was bomvol en het gebodene
17