1955-1956: Een onbewogen voetbaljaar
'Te wapen' schreef voorzitter Van Houten aan het begin van het seizoen en dat sloeg niet alleen op de
resultaten op het groene veld. Financieel was het ook niet zo best en enige bezuinigingen a la Pa
Jongeneel werden in ere hersteld.
'Uw goede oude club rekent op u!' Zo besloot het artikel en dat het allemaal niet tevergeefs was moge
dit verslag u aantonen.
Financieel brachten wij orde op zaken door met gaven van oudere leden bij gelegenheid van het achter
ons liggende 75-jarig bestaan een Stichting Pim Muiier fonds te creëren, waarvan de leden Swens, Alta,
(Max) Slingenberg en v. d. Berg de leiding kregen.
Teneinde een betere greep op ons steeds groeiende jongerenlegioen te krijgen, werd een jeugdbestuur
ingesteld.
Jhr. Dr. J. C. Mollerus nam afscheid en over clubtrouw gesproken zouden wij er volgaarne aan
toevoegen, dat hij 37 jaar secretaris van onze club is geweest. Dr. Spoelder, die 'slechts' 18 jaar met hem
in het bestuur had gezeten, schreef hierover: 'Jo Mollerus heeft de dank van de H.F.C. honderdvoudig
verdiend en hij mag er zich van verzekerd houden, dat hij die ook krijgt, uitgesproken of niet uitgesproken
Mollerus werd opgevolgd als secretaris door Chris van Houten.
Een interessant verschijnsel (hoewel geenszins overbodig) was de polemiek in de H.F.C.-er over het
gedrag tegenover de scheidsrechter. In het algemeen liet dit nogal wat te wensen over waaraan ver
schillende factoren 'schuldig' waren. De televisie had haar intrede gedaan en spaanse tonelen begonnen
zich op de velden af te spelen terwijl de semiprof-sectie de beste scheidsrechters zo ongeveer en bloc aan
zich getrokken had en het peil van de leiding in de amateurafdelingen eigenlijk ineens een dieptepunt
doormaakte.
Wat ons betreft hielp de waarschuwing gelukkig perfect en daar ging het tenslotte om.
Het spreekt vanzelf, dat de gemoederen het meest werden bezig gehouden door het 'nieuwe' profvoetbal.
Velen zagen hier het absolute einde van de voetbalwereld in, maar wij (met de voorzitter aan het hoofd)
hebben steeds het o.i. volkomen juiste standpunt ingenomen, dat het hier een hoognodige sanering betrof.
Ons clubleven bloeide als nooit te voren en het inmiddels traditionele reünistendiner was een succes,
evenals het jaarlijkse bal in de Kennemer Golfclub.
Met onze 1 januari wedstrijd was het een vreemde zaak, daar door een aanvankelijk onverzettelijke
houding van de competitieleider deze datum bijna op 5 november was gevallen. Maar zoals gebruikelijk
manoeuvreerde onze zeer grote voorzitter het hele programma schots en scheef door elkaar en wij traden
op 1 januari tegen de oud-internationals in het veld en verloren op het nippertje met 32.
Hiermee zijn we dus in dit betrekkelijk onbewogen jaar bij het eerste aangeland, een eerste dat het
beduidend beter deed dan het voorafgaande jaar.
Hollandia, Beverwijk, Schoten, Kennemers, H.B.C., Zaandijk, D.E.M., Zandvoortmeeuwen, V.V.B.,
W.F.C. en Helder waren onze tegenstanders en zoals gezegd we lustten ze wel zo ongeveer. We, d.w.z.
Hein Winter, Leo Molijn en Erik van Schouwenburg 22x, H. Wijkhuizen 21, Jan Moolenaar 20, Walter
Dekker en Cees de Nijs 19, Nico van der Lee en Dick van der Heide 18, P. Bouwman 10, Henk Reus 8,
Dick Bijleveld en Jan Domhoff 6, Peter Engelenburg 5, Sander en Rob Ort 4, Bob Luif, Piet ter Haar en
Frans Bijvoet 3, Simon Groeneveld, Gerard Molenaar en Jack Moolenaar 2, en tenslotte Koos Veltman,
Jan van der Maessen en Alex Oud ieder 1 maal.
Dus er werden weer zo'n 25 man 'versleten' voor het eerste en het hoeft dan ook geen betoog dat dit
niet ongemerkt aan het tweede voorbijging, dat maar nèt de degradatie ontsprong.
Een voor onze tijd typerend, doch uiterst onaangenaam fenomeen kostte het derde de titel: het
afschrijven aan het eind van het seizoen. Door de vervlakking en de grote mogelijkheden tot ontspanning
na de oorlog hadden wij leden, die dachten, dat men door contributiebetaling H.F.C.-er wordt. Een
schone droom, waar onze voorzitter ze door middel van een pittig artikeltje in de H.F.C.-er uithaalde.
De verdere elftallen 'geven geen aanleiding tot commentaar' en dat is in een grote club als de onze
natuurlijk niet zo best.
Maar terug naar het eerste, waarvan wij maar koppig blijven afdwalen.
23