VIJFTIG JAAR ROND DE SPANJAARDSLAAN
Het H.F.C.-embleem, het driehoekige blauwwitte vlaggetje, dat het verzoek van uw gedenkboek-redakteur
om kopij siert, wekt bij mij herinneringen aan mijn eerste H.F.C.-jaren, die in de jaren 1917 en verder
thuis horen. In die tijd namelijk was het de gewoonte zijn sportieve sympathie uit te dragen door middel
van een speldje, dat op het revers van de jas werd tentoongesteld. Nu gebeurt dat meer door dassen en
sjaals in de kleuren, maar toen kon je in de goede oude stad Haarlem direct zien of je met een beviiende
mogendheid had te doen of met iemand die voorzichtig benaderd moest worden omdat hij op zijn colbert
een bijvoorbeeld rood-blauw schildje met een 'H' erin produceerde. Naast de H.F.C. en Haarlem-speldjes
kwam je veel tegen de meer neutrale figuren met veel vertrouwen in de roei- en zeilvereniging Het Spaarne,
een rode 'S' in een driehoek, dan wel de zwem- en poloclub HVGB, bijgenaamd het Vijgeblad, ook al
iets met rood-witte strepen erin.
Enfin, voor de eerste Sinterklaas nadat ik als junior-lid was toegetreden, was natuurlijk een vurige
wens: een H.F.C.-speldje. Aangezien de goede oude Klaas niet wist waar ze te koop waren, mocht ik
het zelf doen en wel bij de juwelier Fortgens in de Koningstraat voor de somma van J 2,25, geen echt
zilver, maar dat zag je er niet van af. Fortgens zelf speelde toen in Haarlem en vroeg nog meesmuilend
of ik wel zeker wist, dat het geen 'H' op een roodblauw schild moet zijn.
Goed, de speldjes liggen er uit en je ziet ze alleen nog maar in goud op de borsten van zeer ver
dienstelijke H.F.C.-ers. Overigens valt het mij als buitenlid, dat zo nu en dan na korte of lange tussen
pozen, weer eens aan de Spanjaardslaan komt kijken, telkens op, hoe weinig er daar eigenlijk verandert,
behalve de ledenstroom, die als een zich steeds meer verbredende rivier door de oude vertrouwde om
geving glijdt.
Natuurlijk is er op en om het veld ook wel het een en ander veranderd. Uit mijn eerste junior-jaar
heriner ik mij bijvoorbeeld de seinpaal naast de overdekte tribune, waaraan de driehoekige nummers
bungelden, die de stand aangaven van de wedstrijd. Handig was het systeem niet, maar het gat de
aspiranten gelegenheid hun vreugde te tonen bij een doelpunt door onstuimig een hoger cijfer omhoog
te hijsen.
In die jaren stond er op de plaats van het huidige clublokaal een onoverdekte tribune in mini-formaat
Hierop werden de aspiranten en junioren opgeborgen, want op de overdekte mochten ze niet en een
Kruyff was nog niet nodig, er waren genoeg betaalde controleurs om overtreders aan te houden.
Zeer populair was destijds ook een zitplaats op een fraai maar wankel in blauw en wit geschilderd
houten hekje, dat de afscheiding vormde van het hoofdveld. Een H.F.C.-doelpunt kostte meestal ook
weer een sport van dat hekje. De spelers kwamen overigens in die periode ook niet tevoorschijn uit het
gangetje midden in de tribune, maar de ingang naar de kleedkamers was uitsluitend aan de achterzijde.
Ik zou nog wel door kunnen gaan met herinneringen uit die eerste H.F.C.-tijd, die nog vers in het
geheugen ligt. maar zal dat niet doen omdat dit soort verhalen meestal alleen interessant is voor die
genen, die het zelf hebben meebeleefd. Een ding is wel zeker: voor wie op het veld aan de Spanjaardslaan
veel prettige herinneringen liggen, zal een terugkeer naar de oude omgeving altijd weer een belevenis
zijn, ook al kent hij geen van de gezichten meer van de mensen, die er rond lopen. Maar hij zal weten,
dat het H.F.C.-ers zijn, die net als hijzelf vroeger, nu een belangrijke en gelukkige periode doormaken.
Toen ik in 1946 na zes jaar oorlog en internering in Azië, terug kwam in Haarlem, wandelde ik bijna
vanzelf in de richting van de Spanjaardslaan. Er was een wedstrijd aan de gang en ik ben toen wel even
geschrokken, want ik zag alleen rode broeken en iets in groenwit. Een ogenblik dacht ik dat ook hier
de wereld op zijn kop was komen te staan, maar het misverstand is gelukkig gauw opgehelderd, waarbij
bleek, dat Haarlem het veld alleen maar mocht lenen omdat het veld aan de Schoterweg vernield was.
Wel stond H.F.C. dat jaar op een laag derde klas pitje, maar de club zelf was gelukkig helemaal
oezond En zo kon ik daarna van dichterbij de jaren van herstel meemaken die culmineerden in het
eerste klas afdelingskampioenschap in 1961. Het voetbal-leven is er voor de zuivere amateur-voetballer
niet gemakkelijker op geworden sedertdien, maar toch blijf ik hopen op een nieuw herstel in de jaren,
die ons nog scheiden van het eeuwfeest. Laten wij het daarop houden
G. A. E. DE VRIES
35