HEERLIJKE EPISODE Van de jeugd zullen wij 't altijd moeten hebben Korzelig staarde ik boven mijn (lees)bril uit, toen ik het verzoek van om een stukje voor dit jubileumboek te schrijven, gelezen had. Mijn eerste reactie was Moet dat nou? Wie ben ik eigenlijk om een dergelijk eervol verzoek te ontvangen Plots echter voer een schok door mijn niet meer zo lenig lijf. Een door mij (uit het blote hoofd) ge maakte rekensom leerde mij dat het zo'n 20 jaar geleden was dat ik voor het laatst tegen een voetbal geschopt had. Even twijfelde ik nog of de berekening wel juist was uitgevoerd, doch een snelle blik in de spiegel deed mij beseffen dat de uitkomst (helaas) juist was; het gelaat gegroefd, het hoofd kaal en de buikspieren slap. Dus toch En ik vroeg mij werkelijk af of het nog wel zin had om zo diep in het verleden terug te grijpen. Liever niet dat gebabbel en gemijmer over zoals het vroeger allemaal was, niet meer dat 'voorwaarts kijken in het verleden" zoals John Osborne dat eens zo grappig formuleerde. Bovendien loopt men bij zo'n terugblik altijd het gevaar dat brokjes jeugdsentiment de boventoon gaan voeren, dat bepaalde periodes verheerlijkt worden en dat men met cliché-termen komt aandragen. En dat is natuurlijk gevaarlijk en vervelend. Maar dit alles neemt niet weg dat ook ik, zoals ieder ander, mijn herinneringen meedraag in de knapzak des levens. En plots zie ik mij daar weer spelen als tiener van toen. Trots gehuld in de blauw-witte kleuren. Eerst in de „Onderlinge" en later in een aspiranten en junioren elftal en dan eindelijk in een heus elftal. Helder voor de geest staat mij nog hoe wij op onze fietsjes, met het fiber voetbalkoffertje schuin op het stuur, door weer en wind naar verre velden togen om de eer van H.F.C. te verdedigen. Een kreet als Hup H.F.C. laten wij juichen, zet een punt!, zal ik nooit van mijn leven meer vergeten. Hoogtepunt was toch wel de tijd ('49/'50) toen ik de grote eer had het destijds pas geboren Tiende aan te voeren. Voor die tijd beslist al een hip elftal. Elke wedstrijd was voor spelers en toeschouwers een absolute „happening". Neen, wij waren toen onze tijd beslist al ver vooruit. Het elftal was zulk een hechte eenheid en de teamgeest zo groot dat ik mij niet kan herinneren ooit een wedstrijd verloren te hebben. Wij excelleerden in het scoren met de mond. Deze tactiek is, geloof ik, nimmer met succes na gevolgd. De wiskundig berekende corners van Hans Koster waren echter juweeltjes van voetbalkunst. De dreunen van Stoere, Weidema en Mac Neil doorboorden menigmaal het vijandelijke doel. Het kam pioenschap was dan ook onze uiteindelijke beloning. Het was waarlijk een heerlijke episode om schertsend en voetballend het leven door te gaan. On noemelijk veel pret en plezier hebben wij toen beleefd, op onze manier. Ik ben er echter van overtuigd dat ook het huidige Tiende, evenals alle andere elftallen, evenveel pret en plezier nu hebben als wij toen. Alleen anders, want de tijden veranderen. Ik ben er dan ook zeker van dat vele H.F.C.'ers wanneer ze eenmaal op het (figuurlijke) A.O.W.- bankje in de Haarlemmerhout (of elders) zitten, nog met genoegen over The Good Old zullen napraten. En dat is een mooi ding. PIET VAN GOOR 62

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1969 | | pagina 66