EDDY KONING: een koffer vol talenten
Feest-om-het-feest
Van 'Koekie', zoals wij hem in onze jeugdjaren noemden, zal zijn voet
balkoffertje ons altijd bijblijven. Het bevatte een ongeloofwaardige hoe
veelheid lappen en windsels zonder dat dit nu de indruk maakte dat
een en ander geschikt zou zijn voor Rode Kruis doeleinden. Integendeel,
Eddy placht zijn koffertje na de wedstrijd te sluiten en pas weer een
kwartier voor de volgende match te openen. Vooral bij de eerste wed
strijd van het seizoen kwam hij dan als laatste man het veld op; zijn
elftalgenoten waren reeds lang gevlucht.
Eddy speelde in zijn jongere jaren meestal als rechtsback en spil in het
derde elftal waarbij het opviel dat hij zo hard kon trappen met de
zijkanten van zijn schoen. Om een aanval te onderbreken kwam hij licht
stijgerend, altijd ietwat 'dwars' aanlopen om de bal direct naar een
medespeler te kunnen schuiven. Behalve een beoefenaar van de voetbal
sport, in het dertiende kan men hem nog steeds aan het werk zien, is
Eddy een enthousiast cricketer. Eenmaal 'ingespeeld' is hij meestal goed
voor 20 a 30 runs.
Koning is hoofdredacteur van een van de grote plaatselijke
kranten van Nederland. Met deze wetenschap doet H.F.C., wat
cliché's betreft, nogal eens een beroep op hem. En nooit tevergeefs.
Zonder deze medewerking is het nu eenmaal niet meer mogelijk om ons clubblad de H.F.C.-er en ook dit
jubileumboek te laten verschijnen in de traditionele uitvoering. Jarenlang H.F.C.-redactielid, lag het voor
de hand dat Eddy bij de samenstelling van dit jubileumboek betrokken zou worden. Hierbij heeft hij een
groot aandeel van de werkzaamheden voor zijn rekening genomen. Wij kunnen U verzekeren dat hierin
een geweldige hoeveelheid vrije en ook onvrije tijd gaat zitten. Eddy heeft, niettegenstaande zijn licht
ironische manier van doen, die journalisten nu eenmaal eigen is, zijn taak bijzonder serieus opgevat en
daarmede getoond een trouw H.F.C.-er te zijn, die iets voor zijn club over heeft.
Indien bij het verschijnen van dit boek zich aan de lezer een vraag opdringt, is het waarschijnlijk deze:
'Waarom bij het negentigjarig bestaan? Waarom niet liever gewacht tot de grandioze mijlpaal van het
eeuwfeest is bereikt?' Ook schrijver dezes heeft met deze vraag geworsteld. Ik heb hem voorgelegd aan
junioren en veteranen, aan officials en aan buitenstaanders en tenslotte aan de groep getrouwen die door
de penningmeester gemakshalve wordt gesplitst in supporters en donateurs, al naar gelang hun financiële
draagkracht. Het resultaat van mijn enquête was weinig concreet. De ondervraagden schudden mij om
strijd van zich af, of sneden een ander onderwerp aan. Mijn probleem was niet opportuun en diende
derhalve achteloos terzijde te worden geschoven. Blijkbaar moest ik het antwoord zelf vinden. Wel, ik
héb het gevonden. Achteraf schaam ik mij ervoor dat ik ernaar heb moeten zoeken. Immers, het spreekt
overduidelijk uit bijna elke publikatie die de koninklijke in die negentig jaar het licht heeft doen zien.
Wie een gedenkboek of een H.F.C.-er ter hand neemt, behoeft slechts op de illustraties te letten om te
weten wat er gaande is. Spelmomenten en competitiestanden zijn schaars, maar des te talrijker zijn de
foto's van feestelijke bijeenkomsten, waar opgewekt toastende sprekers zich verstaanbaar proberen te
maken voor hun uitbundig gehoor. Er is dus maar één conclusie mogelijk: H.F.C. zou H.F.C. niet
zijn als zij de mogelijkheid om feest te vieren niet met beide handen aangreep. In dit gedenkboek wordt
van deze instelling andermaal ondubbelzinnig getuigenis afgelegd, opdat niemand meer zal informeren
naar het waarom. De ware feestvierder viert het feest om het feest en vraagt niet naar de reden. Ik wens
H.F.C. geluk èn met haar jubileum èn met deze mentaliteit.
FRITS ANDRIESSEN
81