Doctor Spoelder 19 I KONINKLIJK VERENIGD door: Hein Roelfsema Spoelder ten voeten uit... De mensen die van verre naar het jubileum zijn gekomen zullen bij het betreden van ons complex de veranderingen aan het clubhuis zijn opgevallen. Behalve de recente uitbouw naar het kleine veldje torent de Spoelderruimte hoog boven het hoofdveld uit. In eerste instantie werd de ruimte gebruikt voor sponsoractiviteiten, maar gedurende het seizoen werd er op maandag veelvuldig in vergaderd. Spoelder (1885-1958) kan in één adem genoemd worden met Muiier en Lotsy. Spoelder was van 1925 tot 1943 voorzitter van HFC. Uit bewaarde brieven aan spelers van het eerste elftal komt hij naar voren als een man van de randvoorwaarden: de team sfeer, een goed georganiseerde club en de moraal van de mannen. Hij was een uitgesproken leider met een aparte mening over gezag. In een artikel met de simpele titel "Gezag", definieert hij het als "trachten goed te zijn". In alles wat hij deed streefde hij gezag na. Spoelder was een veelzijdig man. In zijn leven had hij drie passies: de klassieken, sport en besturen. Zoals Lotsy in zijn necrologie stelt, zou Spoelder ook zonder sport een groot Haarlemmer zijn geweest. Na het Stedelijk Gymnasium studeerde hij klassieke talen in Leiden en promoveerde daar ook. In 1913 keerde hij terug naar het gymnasium in Haarlem. Van 1913 tot 1919 als leraar, daarna, tot zijn vijfenzestigste, als rector. Daarbij doceerde hij pedagogiek aan de Univer siteit van Amsterdam. In de periode nam hij allerlei functies op zich. Met zijn ironie en zelfspot zei hij daarover: "Ik had eerzucht, ik was handig in de omgang met mensen, kon vlot mijn gedachten uiten, was fysiek ijzersterk, kortom had alle eigenschappen om mijn tijd grondig te gaan versnipperen. Heeft men eens dit pad ingeslagen, men kan zich er niet meer uit loswerken". De belangrijkste nevenfunctie van Spoelder, naast het voorzitterschap van HFC, was Hoofdbrand meester bij de vrijwillige brandweer. Behalve het blus sen van branden schreef hij veel in het blad de Sirene. Uiteraard was hij voorzitter van "de Tien", de gezellig heidsvereniging van de brandweer. Zijn vrouw kreeg hem goed op de kast door tussen neus en lippen door te melden dat het daar en daar "goed had gefikt". Spoelder was bij het blussen zeker net zo fanatiek als op het voetbalveld. Spoelder was niet wat je een geboren voetballer noemt, maar wel fel, vol overgave en zonder franje. Hij speelde in het tweede elftal dat overigens doordrong tot de bekerfinale en dus niet minder was dan de eersteklassers van die tijd. Als bestuurder was hij aanmerkelijk minder fanatiek. De maatschappelijke carrière ging voor, vooral als die begonnen werd op het Stedelijk dat hij "de beste bewapening voor de jeugd tegen eenvormigheid en diri gisme" noemde. Bij de KNVB was hij voor zitter van de Commissie van Beroep. Het feit dat hij pedagoog en geen jurist was bracht hem nogal eens in strijd met het bondsbestuur. In plaats van de overtreding te beoordelen ging Spoelder vaak langdurig in op de maatschappelijke achtergrond van de overtreder. De oudsten onder ons zullen nog wel herinneren dat de KNVB in het begin van de jaren dertig meende krachtig te moeten gaan optreden tegen inbreuken op amateurisme. Het bondsbestuurslid Valkema had daarbij het voortouw. In die periode werd ons tweede kampioen van de tweede klasse. Nauwelijks waren de bescheiden activiteiten voorbij of er rolde bij secretaris Mollerus een brief in de bus met het verzoek aan de KNVB te melden welke cadeaus de spelers zouden krijgen, met de kanttekening dat die in geen geval enige handelswaarde moch ten bezitten. Het bestuur, in vergadering bijeen, was verontwaardigd tot en met. Maar de vraag hoe men officieel, met uiting van die verontwaardiging, moest reageren hield de heren aanvankelijk verdeeld. Toen greep voorzitter Spoelder in. Hij liet zich het origineel van de brief aanreiken en tekende erop aan: "We hadden gedacht ze allen een gouden fiets te geven, mag dat?" getekend Spoelder. Aldus ging het origineel van de brief weer retour naar het bondsbureau. Een reactie kwam nimmer. Het heet dat Spoelder (toen voorzitter van de Commis sie van Beroep van de KNVB) en Tonny Staal (destijds secretaris-penningmees ter, na de oorlog opgevolgd door Lo Brunt) het incident informeel hebben afgesloten met het drinken van een borreltje, op kosten van de bond. De van mond tot mond doorgegeven anekdote is wat uitvoeriger dan hiervoor vermeld in het jubileumboek van veertig jaar geleden, maar verdient hier nog eens te worden gereleveerd! Kiek Giltay Veth Honderdvijftien jaar verenigd zie ik zelf vaak terug in mijn elftal waarin veel kleine Spoeldertjes spelen. Veel van hen hebben op het gymnasium geze ten en zijn dus gezegend met een gezonde afkeer van dirigisme, dat hen nogal eens in aanvaring doet komen met hun aanvoerder. Het winnen, wat we overigens niet vaak doen, hoeft van hen niet zo nodig. Het fana tisme wordt bewaard voor de feestjes waar ze Horatius citerend de tent afbreken. Hoewel ik hem waarschijn lijk tekort doe staat Spoelder en ook de Spoelderruimte voor traditie, gezelligheid en gezag. Doctor Spoelder, derde van rechts.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Jubileumboeken HFC | 1994 | | pagina 21