...mijn oma vond
het leuk
om op zondag
de koetjesrepen
klaar te leggen...
Reeds in die tijd bezocht ik veelvuldig de wedstrijden van het Eerste.
Omdat mijn vader actief was als leider van dit team en later ook als
grensrechter, was ik voor wat vervoer betreft aangewezen op mijn opa
Nic Eldering; geboren in 1902 en voor zijn overlijden in 1990 samen met
Arie van Beekum het oudst levende lid van HFC.
Ruim voordat het Eerste aan de warming-up dacht, vertrokken wij al
richting de plaats waar het zich allemaal af zou gaan spelen. Ook in die
tijd was een Volkswagen Kever namelijk niet een van de snelste. Steevast
pakte mijn opa voor het begin van de wedstrijd een koetjesreep uit zijn
jaszak en brak die in tweeën. Samen uit, samen thuis, alles zullen wij eer
lijk delen. Vele jaren later vertelde mijn oma dat zij het altijd zo leuk
vond om op zondag de koetjesrepen klaar te leggen. Eén voor opa en
één voor mij
Van het voetballen in de E-junioren herinner ik mij nog goed de E-3
onder leiding van de heer Prosee. Als aanvoerder was ik beretrots op dit
team met sterren als Patrick Tenthof en Nanno Benninga. Met meer dan
honderd doelpunten voor en slechts tien a twintig doelpunten tegen
werden wij overtuigend kampioen, mede dankzij de offensieve visie van
onze leider. Een linksbuiten, een spits, een rechtsbuiten-buiten (Patrick)
en een rechtsbuiten-binnen (ik). Mijn god wat hebben wij die linksachter
dolgedraaid.
Binnen een seizoen van de D-6 naar de D-2, nog een jaar D-2 en van
de C-junioren en B-junioren herinner ik mij niet veel meer. Of het moet
zijn dat ik toen samenspeelde met jongens als Stefan Geerts, Maarten
Dekker, Robert van Tienhoven en ga zo maar door. De moeder van
Robert zou trouwens nog leider van mij zijn tijdens mijn laatste jaar in
de A-junioren. In de A-junioren maakte ik op een blauwe 'zondag' nog
even deel uit van de selectie. Na een half jaar durende revalidatie van
mijn eerste serieuze blessure stond ik op HFC een balletje te trappen.
De toenmalige A-l trainer Wilfred Benjamin vroeg of ik hard kon trap
pen. 'Vreselijk hard' hoorde ik mijzelf zeggen en introduceerde mij hier
mee in de selectie. Een kortstondig verblijf in deze selectie zonder ook
maar een wedstrijd te hebben gespeeld was te danken aan mijn linker
been. Daar waar mijn rechterbeen dacht iets met een bal te kunnen, wist
mijn linkerbeen het zeker: Dit wordt niets. En daar had de trainer geen
boodschap aan. Gelukkig dat mijn werkgever het slechts kunnen schrij
ven met een hand meer dan voldoende vindt. Ik heb trouwens onder
Harry Hartman nog een kans gekregen. Echter een gebrek aan techniek
probeerde ik te compenseren met fysiek geweld en werd dus terecht te
licht bevonden.
Na een paar hele mooie jaren in de junioren was de overstap naar de
111
'«Am