bij EDO had ik alleen
maar postbodes.
ner bij HFC voortdurend bevond in onze tijd. Er was veel talent, maar in verhou
ding waren de prestaties...", zegt Gerrit Peijs.
Doby Peters knikt instemmend. "Bij EDO had ik alleen maar postbodes. Die
trainden drie keer in de week, die wilden zondag optimaal presteren. Daar kon ik
bij HFC alleen maar van dromen. De een studeerde in Maastricht, de ander liep
stage in Groningen en weer een ander zat voor zijn werk twee weken in Karachi.
Er was geen beginnen aan."
Een pure resultaattrainer had bij HFC dus niets te zoeken. De meest vereiste
eigenschap voor een trainer was een goed verbaal vermogen. Maup Kruijer: Als
je bij HFC als trainer slaagt, slaag je overal. Het was een geweldige leerschool. In
mijn tijd moest ik alles zelf doen. Er was niemand die een poot uitstak. Ik deed
zelf het licht aan en uit, ik bracht de vuile kleding naar de wasserette en omdat
iedereen altijd vergat de spullen daar weer op te halen, moest ik soms op zondag
morgen de eigenaar uit zijn bed bellen. Anders hadden we niets om aan te trek
ken. Maar ik heb er wel ontzettend gelachen. Humor en gastvrijheid, dat vind ik
geweldige kenmerken van HFC. Daarom ga ik graag naar deze vereniging toe. Je
wordt gewaardeerd. Dat merk je voortdurend. HFC voelt als een warme deken."
Nog even over de beroemde en beruchte 'vijfde colonne'. Doby Peters: "De eerste
keer dat ik bij HFC trainde was er een elftalcommissie. Die mensen zag je nooit.
Maar op donderdag kreeg ik te horen welke elf spelers ik moest opstellen. Daar
begon ik niet aan. Weg met die lui. En ik heb Piet van Houten meegemaakt. 'Pas
maar op trainer, die komt altijd in de kleedkamer', werd mij gezegd. En ja hoor,
daar zat hij tijdens de rust van een wedstrijd bij Vitesse '22. Gaf ik Aadje Wille, het
oogappeltje van Van Houten, op z'n sodemieter omdat hij slecht speelde. Van
Houten stond op en veegde mij de mantel uit. Ik ben meteen weggegaan. Hij belde
me 's avonds op en zei dat we eens moesten praten. We hebben het uitgesproken
en Van Houten werd een van mijn grootste vrienden. Je moet je als trainer niets
van een vijfde colonne aantrekken."
Daar weten Gerrit Peijs en Maup Kruijer alles van. "De meeste HFC'ers bezaten
genoeg realiteitszin om te weten dat eventuele slechte prestaties vooral door de
matige sportieve instelling van de spelers werden veroorzaakt. Ze trainden te wei
nig en ze leefden niet voor hun sport. Dat is de laatste tijd wel enigszins in posi
tieve zin veranderd. Maar het blijft kenmerkend dat de laatste jaren de echt goede
voetballers van HFC, zoals bijvoorbeeld Radjin de Haan en een Aschwin Minke,
niet uit de jeugd van HFC komen. Echte knokkertjes, die vind je nu eenmaal niet
bij HFC."
"Was het altijd maar 1 januari."
Jaap Bonkenburg.
85