Uit de Gemeente. YISSCHERIJ. Yeor den Raad. De veranderde treinenloop. De visschers en de oorlogswinst belasting. Het stoomtrawlerbedrjjf. LooneicMe. Om volledig te zijn moeten wij als vervolg op ons be richt van Zaterdag nog vermelden dat de metselaars voortaan 86 cent en de opperlieden 32 cent per uur zullen ontvangen. Hinderwet. B. en W. stellen voor de Verordening tot aanwijzing ran het gedeelte der gemeente voor het oprichten, hebben of ge bruiken van inrichtingen, bestemd voor het bewerken van diamant en gedreven door één of meer electro- motoren, waarvoor vergunning inge volge art. 1 in verband met art. 2 der Hinderwet noodig is, welke verordening met 1 Maart ophoudt te gelden, voor een tijdvak van 5 jaar te vernieuwen. Verwarming schoollokalen. De afd. Kennemerland van den Bond van Ned. Onderwijzers zegt in een adres aan den raad dat in sommige openbare lagere scholen in deze gemeente het materiaal voor de verwarming der lokalen niet meer in goeden staat verkeert, waardoor de verwarming nu en dan te wen- schen overlaat en brandgevaar niet is uitgesloten, waarom zij verzoekt maatregelen te willen nemen om in dien toestand verbetering te brengen. In de Memorie van Toelichting wordt gezegd dat de scholen A en B te IJmuiden en G te Wijkeroog centrale verwarming hebben. Ge klaagd wordt over de verwarming in de eeholen C te IJmuiden, D te Velseroord en F te Santpoort. B. en W. stellen den raad voor het adres in hunne handen te stellen om praeadvies. Op 8 Januari zijn de volgende veranderingen in den treinenloop gekomen Van Haarlem naar VelsenTrein 551 vertrekt inplaats van 7.07 's morgens om 7.84 van Haarlem en komt 7.59 in IJmuiden aan. Trein 621, die 8.32 van Haarlem vertrok en 8.59 in IJmuiden aan kwam, is vervallen, zoo ook de treinen, die om 1.48 's middags en 28 's avonds van Haarlem naar IJmuiden vertrokken. Trein 1733 vertrekt 's avonds te 5.30 inplaats van 5.28 van Haarlem. Voorts zijn vr-rvallen alle snel treinen Haarlem—Enkhuizen (Fries land). Van V.elsm naar Haarlem. In deze richting zijn vervallen de treinen 560, die 's morgens 8.33 van Velsen vertrok, trein 654, die om 2 38 van IJmuiden en 2.46 van Velsen vertrok en trein 594, die 8.21 van IJmuiden en 8.28 van Velsen vertrok. Trein 120 vertrekt des avonds 8.56 inplaats van 8.52 van Velsen. Voorts zijn ook io deze richting alle sneltreinen Enk huizenHaarlem vervallen. De Walvisch. Men neemt thans aan dat de stoomtrawler Walvisch YM. 113 van de Scheeps- expl. Mij. „De Marezaten" alhier verloren is gegaan. De bemanning bestond uit schipper C. Conijn van Egmond, stuurman P. Groen vaD Egmond, eerste machinist K. Kat van Velseroord, tweede machinist J. Idzenga van Beverwijk, stoker W. H. Houtwipper van Beverwijk en J. van 't Hoef van Schiedam, Biatrozen,j J. Blok, K. Buis en W. Visser van Egmond, J. Moone van 's Hertogenbosch en de kok P. Met selaar van Beverwijk. Be vissehershaven. In de Visscherij Courant komen in een uitvoerig artikel over dit onderwerp eenige beschouwingen voor, die zijn neergeschreven met het doei te trachten reeders, handelaren en autoriteiten op te wekken tot het nemen en bevorderen van de maat?- regelen, welke noodig zijn om te Ymuiden binnenkort een zoodanigen toestand in het leven te roepen, als noodaakeiyk is met het oog op de toekomst, die de Nederlandscbe visschershaven bij uitnemendheid onmiddellijk na den ooilog in elk opzicht paraat en actief moet vin den. De schrijver betoogt, dat, met het oog op de toekomst van Ymui- den, welks tusschenhaven, naar het hem voorkomt, voorbeschikt is te worden een eer te raugs haven van Europa, men di nt rekening te houden met een te verwachten zeer belangrijke uitbreiding van het visscherij bed rijf alhier en daarom dienen nu reeds maatregelen ge nomen te worden waardoor het mogelijk zal zijn in de naaste toe komst te Ymuiden een vloot te ontvangen en uit te rusten veel giooter dan de vloot van heden. Waar Ymuiden zoo uitstekend geschikt is voor operatiebasis van de visschersvloot, waar de rteders zoo bij uitstek berekend zijn voor nun taak en waar hes bedrijf te Ymuiden over het algemeen geno men, onder gunstige economische voorwaarden plaats vindt, daar moet voor Ymuiden als visschers- haven een schitterende toekomst zijn weggelegd, indien aan de uit breiding van het bedrijf geen hin derpalen worden in den weg gelegd, d.w.z. indien nu reeds maatregelen worden genomen om de uitgebreide toekomst-vloot te kunnen ontvan gen. Een plan tot vorming van meer dere havens is reeds van verschil lende zijden bezien er zijn echter twee omstandigheden, die een goede oplossing van dit vraagstuk iu den weg staan, of in elic geval zeer belemmeren. In de eerste plaats is het te Ymuiden het militaire spook, dat zoo gauw er van verandering in de haveninrichting of van uitbrei ding der havens sprake is, het hoofd opsteekt en gereed staat om bezwaren uit een defensie-oogpunt de wereld in te slingeren. Een be letsel voor een groote uitbreiding der havenwerken te Ymuiden mag het forten-raadsel volgens hem niet zijn, zoodac elke militaire interventie in deaen uitgesloten behoort te worden. Een tweede vraag, die gesteld mag wordeD, betreft de toekomstige uitmonding van de vissehershaven te Ymuiden. Een afdoende verbetering in dezen toestand :<s schrijft hij alleen te verkrijgen door een volledige scheiding tusschen de vaart naar de Noodzee sluizen en die naar de vissehershavendeze scheiding be reikt men, hetzij door 't maken van een afzonderlijken toegang uit de buitenhaven voor de vissehers haven, het *ij door 't scheppen van een nieuwen toegang voor de te bou wen nieuwe sluizen, ten behoeve van de groote scheepvaart. De schrijver overweegt nog ver schillende bezwaren Aan alle kan betoogt hij een eind worden ge maakt en Ymuiden kan een be langrijke uitbreiding der vloot rus tig afwachten, indien met het maken der havens voor het ont vangen van die groote vloot nu reeds een begin wordt gemaakt. Met" de uiibreiding der visscherij- vloot zal volgens hem, hand aan hand gaan de belangrijke uitbreiding van handel en industrie, waardoor de bevolking van Ymuiden bedui dend zal toenemen. Het dorp Ymui den is reeds vrijwel in de verdruk king geraakt. Tijdige beslaglegging op de be noodigde terreinen, spoorwegverleg- ging en andere belangrijke zaken worden door den schrijver als noodzakelijke voorwaarden voor de afdoende regeling aangewezen. Wij lezen in „De Nederland- sche Zeeman", het orgaan van den Alg. Ned. Zeemans Bond, onderden titel :„De oorlog ^winstbelasting voor zeelieden." De opvarenden der trawlers zoo goed als die der •haringschepen zijn, of zullen worden aangeslagen in de „oorlogswinstbelasting". Zij hebben in de oorlogsjaren „oorlogswinst gemaakt, d.w z. „door den oorlog winst gemaakt", of met nog andere woorden door den oor log hebben zij meer verdiend dan in andere jaren. De besommingen zijn vooral in de tweede helft van 1915 en in het geheels jaar 1916 enorm ge stegen, en daardoor is het percen tage, dat de opvarenden vau de besommingen genieten, natuurlijk zeer gunsiig beinvloed, alhoewel de verdiensten vooral voor de op varenden beneden den rang van schipper door onze actie in Sep tember 1915 óók buitengewoon zijn gestegen. In het kort: er is in den laat st en tijd mede dor den oo.log door de opvarenden méér verdiend dan in voorgaande jaren, en waar deze hoogere verdiensten den naam hebben gekregen van „oorlogswinst" hebben dus de opvarenden inder daad „oorlogswinst" gemaakt. Dat ontkennen wij niet, dat zal wel niemand willen ontkennen. Tot zeover is het dus'in orde... maar! Als er gesproken wordt over bet betalen van „ooriogswinstbelasting" en men wil die óók heffen van de opvarenden, dan behoeft het nie mand te verwonderen, dat de op varenden daarmede niet aceoord gaan en het „halt!" uitroepen. Want, wat toch is het geval? Maken wij eens een vergelijking tuaschen een trawlargast, die in gunstige mate heeft geprofiteerd, van de hooge vischprijzen, waardoor aijn loon e nigszins (ikt is geworden, wat het feitelik altijd moet zijn, en b.v. een handelaar n een of ander artikel, die in den trein of op zijn geriefelijk kantoor een zekere hoeveelheid van een artikel, dat in Holland zoo broodnoodig is, aan een der oorlogvoerende mogendheden versjachert, voor twee- driemaal den prijs die hij in Holland maakt-beiden maken dan „oorlogs winst", doch onder welke ver schillende omstandigheden? De trawlergast waagt zjjn leven, waardoor een geheel bedrijf, waarin duizenden hun brood verdienen, kan worden uitgeoefend, stelt aileen zijn eigen leven in gevaar, waardoor het „staatsvissoher shaven be dry f" sen flinke bron van inkomsten op levert voor het rijk, waardo >r de reederijen en handelaren hunne belastingen kunnen opbrengen en waardoor niemand wordt benadeeld, doch integendeel duizenden en nog eens duizenden in staat gesteld worden in hun onderhoud te voor zien, in stede van ten laste te komen van de openbare liefdadig heid, waardoor duizenden den fiscus toestroomen in den vorm van be lastingen, enz., in het kort dus is de visscherman iemand, die de geheele maatschappij aan zich heeft verplicht en aan wien de heele natie grooteo daok is verschuldigd. Daarentegen de sjacheraars, zooals er zoo schrikbarend veel zijn. Bijna zonder uitzondering immers beefi ieder, die iets te verbamie en had, getracht dit naar Duitschiand uit te voeren; hebben leed gebiachtin ons land, zóó erg zelf-, dat ons het hongerspook begint aan te grijnzen voorzoover dit alreeds niet het geval is in duizenden arbeidersgezinnen, heel eenvoudig omdat alles uitge voerd is wat we nier in het land noodig hadden. Sjacheraars die goe deren „Notvrij" maakten en zoo doende den handel in gevaar bren gende, wat ons weer verwikkelingen met Engeland en daardoor met de geallieerde mogendhi den kon ople veren, raenschen die ods land des noods 1 ten uithongeren om der- wille van de buitengewone hooge prijzen, die voor alle artikelen in Duitschiand worden betaald en hen reuzenwinstf n konden opleveren. In beide gevallen wordt gesproken van „oorlogswinst", doch grooter onrt chtvaardigheid heefc nooit be staan dan de zeelieden gelijk te stellen met de sjacheraars als bo vengenoemd. In het eene geval wordt eigen leven gewaagd en het land groote diensten bewezen, in bet andere geval wordt niets op het spel gezet dan het lot van een geheel volk, e'n dit geofterd aan het gemeenste egoïsme. In beide gevallen kent echter de wtt slechts „oorlogsw.nst" en der halve „oorlogswinstbelasting". De zeeman loopt een zeer groot risico voor eigen leven, de andere oorlogswinstmakers hebben niet veel andere zorg dan de manier waarop ze aan een laag autonummer kun nen k< men. De verdiensten der zeelieden staan goed genoteerd in de boeken der reederijen, en zal hen dus de belastiug in haar volle zwaarte drukken; op de oorlogswinstmakers in het andere geval heefc feitelijk niemand goede contrö e en hebben d--ze dus kans véél te laag te worden aangeslagen. Wij gelooven dat nóch de mi nister, noch de volksveitegenwoor- diging er aan hebben gedacht, dat de gevallen, die zich toans voordoen, werkelijk te verwachten waren. Wij nemen aan, dat zij werkelijk niet hebben gedacht aan de zee lieden a!s aan oorlogswinstmakers, dat zij slechts dachten aan hen, die, zonder gevaar van hun leven en zonder overigens de bevolking anders te doen dan te dupeeren, hun enorme winsten binnenhaalden, en in zooverre zal wel niemand bezwaar- kunnen maken tegen d« oorlogswinstbelasting. Maar volkomen begrijpelijk zal kot ieder zijn, dat de visscherman, die niet dan met groot gevaar voor eigen leven zijn gevaarlijk bedrijf uitoefent, oneindig gevaarlijker dan in gewone tijden, dat die visscbers het weigeren voor een 40'/» voor het Rijk te varen. Want indetdaad, sommigen betalen, in totaal 40% an hun inkomen allean aan be lasting 1 Ons althans lijkt het zeer be grijpelijk dat de zeelieden geen lust kobben in het varen, indien zij «en zoo groot deel van hunne verdiensten weder moeten afstaan. Het zal zeker goed zijn, dat de regeering met een en ander rek«- ntDg houdt en hierin aanleiding kan vinden, de zeelieden van ket betalen van oorlogswinstbelasting vrij te stellen. Zij bedenke, dat alleen de buitengewoon hooge ver diensten nog oorzaak zijn van het in de vaart blijven der visschers vloot. En dat alleen het blijven van die hooge verdiensten de vloot onder deze omstandigheden nog in de vaart kan doen blijven. Emmens. De minister van landbonw, nijverheid an handel heefc voor het jarr 1917 benoemd in de centrale commissie voor de examens ter verkrijging van diplo ma's van stuurman en van schip per aan boord van visschersvaar- tuigen, alsmede van diploma's van schipper aan boord van kust- vissebersvaartuigen tot lid en voorzitter, den heer J. van Scheers, gepensioneerd ka pitein-luitenant ter zee, te 's-Gra- venhage tot lid en secretaris, den heer C Lieuwen, directeur der visscherij- schooi te Scheveningen tot leden, de heeren: M. J. van Alphen de Veer, inspecteur van het middelbaar ondeiwijs te 'sGra- venhageD. F. van DuylJ, arts, te ScheveningenK. Ebes, oud-gezag voerder, te DordrechtH. B. H. Tubbesing, te Amsterdam tot p aatsvervangend lid, den heer J. A. Waleson, gepsnsieneerd offi cier machinist, te 'ö-Gravenbage. II. Het bestuur van de afdeelingen IJmuiden van Alg. Ned. Zeemans bond door ons gevraagd Daar de motieveD, waarop naar hunne mee ning terecht bezwaren door de op varenden der stoomtrawlers tegen betaling van oorlogswinstbelasting zou zijn in t® brengen, deelde ons daaromtrent welwillend mede, dat hi. de argumenten voor het grijpen zijn; dat men ze met name kan aanvoerenle. getoetst aan en in gegeven door de Wet op de Oor logswinstbelasting zelve, dus op rechtsgronden; 2e. ontleend aan govoelsmotieven en 3e. in nauw verbaDd met het a'gemeen volks belang. Deze stellingen worden op da volgende overwegingen verdedigd. Op rechtsgrondenIn de Wet zijn bij artikel 28 van belasting vrijge steld de tractementen, salarissen en avbeidsloonen, in dienst van een pu bliekrechtelijk lichaam of ingevolge een overeenkomst genoten, onder bepaling dat het arbeidsloon, vol gens een arbeidsovereenkomst, de gebruikelijke beloouing voor den arbeid niet overtreffen mag. De toelichting, die van den regeerings- tafel hierbij wordt gegeven, tijdens be behandeling was in het kort deze: Voorzoover toch vermeerde ring van inkomen enkel een gevolg is van verrichten arbeid, kan zij aan deze belasting niet onderworpen zijn, ook al zou zij met den oor logstoestand verband houden (Men denke bijv aan de belooningen van de commissies, tijdens den oorlog ingesteld, aan het personeel der Nederl. Overzee Trust Mij. enz.) Bij die loonen, ingevolge een ar beidsovereenkomst genoten, dient ervoor te worden gewaakt, dat on der den naam van loon enz. geen winsten worden genoten, welke een beiasthare vermeerdering van het inkomen tengevolge hebben. Daarom moet in het laatste geval blijken dat hij die het loon trekt, niet meer verdient dan cle belooning, welke voor den arbeid, dien hij verricht gebrui kelijk is Tot zooverre de regee- ringsverklariug. Het kardinale punt is hier het woord gebruikelijk. Indien de oorlog t«n aanzien van het visscheijbedrijt alles onveranderd had gelaten, zoude men kunnen spreken v«n „ge bruikelijke belooning" wijl het woord je „gebiuikelijk" het voortduren van eenmaal bestaande toestanden en opvattingen in zich sluit. Dit is echter voor het visscherijbedrrf in geenendeele het geval. De gevaren ter zee, die uitsluitend bij storm- weer bestonden, zijn gedurende den oorlog zeo menigvuldig van aard geworden, dat het visschery bedrijf uithoofde van een ongebruikelijkt (lees verhoogde) werkzaamheid en gevarenkans, «en evenzeer ongebrui kelijke (leesverhoogde) belooning allenszins wettigen. Indien iemand mocht meenen, dat deze stelling onverdedigbaar is, wil len wij ter versterking enkele cijfers geven. Sinds 1887 tot 1914, dus gedurende 17 jaar zijn, volgens onze aanteekeningen, twe« trawlers ver gaan, daarmede 20 man om het leven gekomen. Bij een totaal aan tal trawlers van 160 in 1916, zijn er tengevolge van den oorlog vario- ren gegaan 19 schepen, met een totaal verlies aan mannen van 176, dus in twee jaren oorlog ruim 8 maal zooveel menschenlevens ver loren als in 17 jaren vrede. Behalve deze aanwijsbare gege vens, hebben bijna alle trawlers met mijnengevaar ta kampen gehad en herhaaldelijk den dood in het aangezicht moeten zien. Op deze gronden eischen de zee lieden dus voor hun verhoogde en ongebruikelijke werkzaamheid, waar bij hun leven in letterlijke zin aan een draad hangt, een ongebruikelijke, d.w.z. belangrijke hoogere belooning ofschoon die nog niet eens een vol waardig equivalent genoemd mag worden voor hetgeen zij prestoeren. Indien dus hiermede aangetoond is, dat de belooning gelijkwaardig is aan den daarvoor verrichten ar beid, althans de waarde van dezen arbeid allerminst overtreft, dan ver valt hiermede eveneens het motief voor belastingheffing. Het streven 'der zeelieden doelt dus nier, zoo als men het hier en daar wil laten voorkomen, op wetswijziging, doch op een juiste wets-interpretatis. Desnoods kan de minister hierbij gebruik maken van het „ruime standpunt", dat hij bij de invoering dezer wet zou toepassen, naar hij verklaarde, en van het tweede lid van art. 1. 2de. Uit gevoelsmotievenD» visscherlieden zijn vrijwel de eeni- gen, die zich voortdurend ten aan zien van de levensmiddelenvoorzie ning van ons land verdienstelijk maken. Behalve de gevaren, die direct hun leven bedreigen, loopen zij onophoudelijk groote kans, om op zeer onaangename wijze door Erigelsche of Duitsche oorlogsbo dems gemolesteerd te worden. Men herinnere zich het opbrengen, zoowel door Engelschen als Duitschers en het houden der zeelieden, in niet veel minder dan gevangenschap. Men dient niet te vergeteD, dat het geenszins uitsluitend een jagen naar winst is, die de visschers naar zee drijft, doch de noodzakelijkheid, voor huo gezinnen te zorgen. Een deel van het vele, doch met levensgevaar verdiende geld, moet dienen als resirve voor den tijd, die mogelijk komen zal, dat het visscherij bedrijf volkomen stopgezet moet worden. Dan zullen de zeelieden aangewezen zijn op hun overgelegde geld, daar hun eenige bron van inkomsten dan verdwenen zal zijn. Geen enkel bedrijf is zoo onzeker in zijn bestaan als het visscherij bedrijf. Van de noodzakelijkheid tot vorming van een bescheiden kapitaal uit de meer dere verdiensten, ter verzorging van de nagelaten betrekkingen, bij een eventueel ongeluk, behoeft nauwe lijks te worden gesproken. In ieder geval is deze in verhouding zeer kleine winst niet te vergelijken met de reuzensommen, die de aandeel houders van scheepvaartmaatschap pijen, zonder eenige moeite of inspanning verdienen, en evenmin met die, welke allerlei producenten en andere personen, die zich plots handelaren in levensmiddelen noe men, door woekerprijzen met den uitvoer in den schoot vallen. In dit

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1917 | | pagina 2