HONIG's RECLAME-PUDDING
Yelseroord
HONIB's MAÏZENA
Nationale Bankvereeniging
FIRMA SPRÜ1JT
Steenhouwerij Vlietstra&Co.
Vraagt prijsopgaaf! Vraagt prijsopgaaf!
K. BOON
De verborgen vailei
fi
verkrijgbaar bjj de
VRAAGT UWEN WINKELIER
«e
IJmuiden
EEN HEERLIJK, FIJN EN GOEDKOOP NA-GERECHT
II CENT PER PftKJE
LET OP HET FARRIEKSMEEK „DE RIJENKORF"
Een uitgebreide collectie vsn corsetten met elastieke
binnenband in tailles 66-100
Te Koop.
FEUILLETON
K BEREID MET
N
U
O
MD
es
es
Ons corset munt uit:
1. Prima kwaliteit.
2. Goede pasvorm.
3. Roestvrije baleinen.
4. Scherp concurreerende prijzen.
In witte satijnstof
Taille 5880
Prijs f8.90
Heupcorsetten
in wit crème coutil
Prijs f 5.50
Nieuwste Model
i-S
at
CP
oc
*53
>1
O
~S
S®
se
P-
2L
«ei
w
CP
CP
SS
»-*
8s
P
S©
-t
P-
I Kapitaal f 10.000,000
Kantoor te IJMUIDENKANAALSTR 52
w
Reserve f3.750.000.
Telefoonnummers: 350 en 417
4 pCt. rente per jaar
Spaarbankboekjes ten kantore verkrijgbaar
Model 575 van 06lOü
Model 545 van 66100
Speciaal adres hiervoor is
KANAALSTRAAT 51
Telefoon 445
IJMUIDEN
GROENELAAN - BEYERWtJK
Grafmonumenten en Schoorsteenmantels
HARD- EN ZANDSTEENWERKEN
Vertegenwoordiger: P. VISSER Jzn., Gebouw voor Chr. Belangen
Een ruim Huis met apart Bovenhuis,
aan de Wilhelminakade tegenover
de Julianakade,
direct te aanvaarden.
Te bevragen bij:
OROOTE VERSCHEIDENHEID IN: -
Deurmatten, Gangmatten_, Keukenmatten Cocoslooper,
KarpettenVitrages, Zeilen, enz, enz. Lancaster- en
Overgordijnen worden op maat gemaakt en opgehangen
41
Wordt vervolgd.
CORSET ..FAVORITE"
MS
U
C8
O
S3
O
MD
P
N
P
O
fr*
Fa. IR. G. van Praag
Draagt het Corset
„Favorite"
O
p
Schoonmaakartikelen
^Bouwkundige Kanaalstraat 81.
door HULBERT FOOTNER,
voor Nederland bewerkt door
L. ALETRINO.
Ralph gooide het toen over een an
deren boeg. „Hebt u geen kaart?"
vroeg hij. Weer schudde Cranston liet
hoofd. „Alleen in mijn gedachten,"
antwoordde hij. „Ik ben hier al dertig
jaar. Maar je wilt toeh niet zeggen,
dat je met dat vlot heelemaal van de
bovenrivier bent gekomen?" vroeg hij
plotseling. „Hoe ben je dan door de
stroomversnellingen heen gekomen?"
Ralph kleurde opnieuw. Hij wist niet
wat te antwoorden. Terzelfder tijd be-
go'n het hem duidelijk te worden, dat
de twee rivieren, waarop hij gereisd
had, slechts een en dezelfde waren, en
dat het harde pad de weg moest zijn
over het terrein dat de waterverbin
ding onderbrak, naar het overlaadsta-
tion waarvan Cranston had gesproken.
Cranston bemerkte zijn verlegen
heid, en zeide haastig: „Neem me niet
kwalijk, het gaat mij eigenlijk niet aan.
Ik wil m'n neus niet in je zaken ste
ken. Maar een oud-gediende als ik
voelt zich nu eenmaal geroepen tot
raadgeven wanneer hij een jongere ziet
die zich door moeilijkheden wil heen
slaan, waarvan hij den omvang niet
kent."
Ralph bezat een openhartige natuur,
en dat hij aan de goede bedoelingen
van den ander niet tegemoet kon ko
men, deed hem onplezierig aan. „Nu
ja," zeide hij impulsief, „natuurlijk
bent u nieuwsgierig waar ik vandaan
kom, en wat ik hier wil uitvoeren. Ik
kan het u niet zegen, 't Is niet om mij,
begrijpt» u. Maar het betreft anderen,
die het zeker niet aangenaam zouden
vinden, wanneer ik het wel deed. Is
dat u voldoende?"
„Goed gezegd!" riep Cranston met
zijn zwaar geluid. En hij stond er op,
Ralph nog eens de hand te schuddon.
„Ik wil nooit iemands geschiedenis
weten, zoolang hij open met me spreekt
en mij in de oogen durft te zien!"
„Erg vriendelijk van u," mompelde
Ralph verlicht.
„Misschien heb jij en je kameraden
daarboven wat goeds gevonden," ging
Cranston voort. „Ik weet dat het gele
goedje daar ergens moet zijn, maar ik
laat er mijn nachtrust niet door storen.
Daarvoor heb ik te veel teleurstellin
gen gezien. Ik fok liever paarden."
Twee kleine jongens, van een donkere
huidstint, welke hun vader Gavin en
Hob noemde, brachten Ralph uit het
huis wat avondeten. Toen zij het
schuw hadden overgereikt, vluchtten
zij haastig weg, om op eenigen afstand
den vreemdeling nieuwsgierig te blij
ven aangapen. Cranston zat kalm
doorrookend, er met genoegen naar te
kijken, hoe Ralph zijn honger stilde.
„Als je werkelijk plan mocht hebben
van hiér uit terug te gaan," begon
Cranston weer, „laat ik je dan kort en
goed zegen, dat het een onmogelijkheid
is. Het was wel een weg, dien in vroe
ger tijden de compagniën geregeld, na
men, maar die zagen er dan ook niet
het minste bezwaar in, een stuk of
dertig Iroquois mee te nemen om hen
den stroom op te sleepen. Alleen kan je
dat niet klaar spelen. De rivier heeft
een snelheid van zeven mijl per uur."
„Ik zal terug," zeide Ralph. De moed
dreigde hem te ontzinken. „Wat kan
ik doen?"
„Den omweg maken, en van den an
deren kant af je doel bereiken," zeide
Cranston. „Het is een lange reis, maar
ten slotte nog de kortst mogelijke.
Neem de stoomboot van hier stroom
afwaarts naar de samenvloeiing, dan
per vrachtwagen negentig mijlen naar
het Rendier-meer, dan per boot Ijet
meer af en volg de kleine rivier en de
groote tot de werf, en dan nog weer
honderd mijl over land naar de stad."
„Welke stad?" vroeg Ralph wanho
pend.
„Prince George, natuurlijk," luidde
het verbaasde antwoord.
Eindelijk begon Ralph er eenige no
tie van te krijgen, waar hij zich bevond
„Dan is dit de Groote Geest-rivier,"
riep hij onvoorzichtig uit.
Cranston monsterde nu met een iro-
nischen blik van onder zijn borstelige
wenkbrauwen. „Wat dacht je dan?"
vroeg hij droogjes. „Dat het de Rijn
was?"
Ralph bloosde voor de zooveelste
maal. „Ik wist niet, dat er een rivier
bestond, die recht door het Rotsge
bergte liep," mompelde hij veront
schuldigend.
I „Jij hebt geen gids noodig," zeide
Cranston met goedaardige barschheid,
I „maar een kindermeid. Volg mijn raad
op, en schaf je, zoodra je in de stad
komt, een inleiding tot de beginselen
der aardrijkskunde aan!"
Ralph was te blij, dat hij eindelijk
iets hoorde wat hem een eind op weg
hielp, dan dat hij Cranston zijn opmer
kingen, ten kwade zou hebben kunnen
duiden.
„Van Prince George neem je de zij
lijn van den spoorweg naar Blackfoot,"
ging Cranston voort, „dan verder
westwaarts langs de hoofdlijn over de
bergen naar Yewcroft, en dan noord
waarts het Gampbell-dal in naar Fort
Edward. Van Ford Edward
„Ja, daar ben ik bekend," onderbrak
Ralph.
„Dat doet me genoegen," merkte
Cranston ironisch op. „Ik begon al te
denken, dat je eigenlijk niet op dezen
aardbodem thuis hoorde!"
Cranston stuurde de beide jongens
met 'de borden naar huis. Het begon
donker te worden, en hij legde een vuur
i aan op den oever, „voor de gezelligheid
1 naar hij zeide.
„Het spijt me, dat ik je niet mee kan
nemen naar huis," zeide Cranston
eenigszins verlegen. „Maar we zijn al
met z'n negenen en het huis is zoo
klein."
Ralph verdacht hem op grond van
zijn manier van doen, andere redenen
te hebben, dan die welke hij opgaf.
Ralph haastte zich hem gerust te stel
len.
Tot laat zaten de mannen nog bij het
vuur te rooken en te praten. Langza-
jmerhand werden zij vertrouwelijker;
er is weinig, dat meer tot bet wisselen
i van intieme gedachten brengt, dan een
kampvuur. Daarenboven was Cran
ston in zijn eenzaamheid blij iemand
te spreken, en Ralph had, na de emo-
ties van de laatste dagen behoefte aan
ezelschap van een nuchter, kalm en
erstandig mensch. Ralph kon niet
preken over wat hem zoo sterk ter
harte ging, maar het deed hem goed,
Cranston naast zich te hebben. In
hoofdzaak liep het gesprek over de
streek. „Er is alleen maar één kwaad
ding hier," meende de factorijhouder,
„en dat zijn de gemengde huwelijken."
Ralph stak de ooren op.
„Als je van plan bent terug-te komen,"
ging Cranston voort. „Als je je mis
schien hier wilt vestigen, pas dan op
voor die mooie Indiaansche meisjes.
Geloof mij maar, ik ben hier langer
dan vandaag, bet is altijd je ongeluk!"
Een heete gloed steeg Ralph naar het
hoofd, maar het flakkerende licht van
het vuur verried hem niet. Hij was op
het punt om Cranston op die bewering
aan te vallen, hem met zijn argumen
ten te verpletteren, maar hij bezon
zich, en zweeg, vreezend zijn geheim
te zullen verraden.
Cranston ging, zich van niets be
wust, kalm doceerend voort: „De,
schuld ligt bij geen van beiden. Een
jonge man voelt zich hier natuurlijk
eenzaam, en denkt dat hij afgesneden
is van het verkeer met vrouwen van
zijn eigen ras. Wat het meisje betreft:
die denkt dat zij „binnen" is, wanneer
ze een blanke tot man krijgt. II ij ver
liest uit het oog, dat een lange reeks
generaties zijn bestaan voorafging, en
z ij weet niet wat dat zeggen wil. Die
twee rassen kun je niet in harmonie
brengen. In den regel is het de man,
die zijn individualiteit inboet. Hij ver
geet wat hij geweest is, en daalt tot
haar niveau.