Vr ij heidsbond
P. Otto
Het e erst noodige
EXAMENVREES
Het vervoer naar Frankrijk wijst ook een
tamelijke stijging aan. Jammer dat dit land
zijn tiooge invoerrechten handhaaft. Het
zoude anders een mooi afzetgebied zijn
voor onze Hollandsche visch, vooral indien
voor snel vervoer werd gezorgd.
Met Zwitserland viel bijna niet te handelen
vooral tengevolge van de Duitsche concur
rentie.
Naar Duitschland kwam tengevolge van
de lage valuta slechts weinig versche visch
ter verzending, ook was de afzet van ge
zouten- en levende haring door dezelfde
omstandigheid zeer beperkt.
Met verlangen wordt in IJmuiden en
zeker door de geheele wereld uitgezien
naar een hoogeren en meer stabielen inar-
kenkoers, welke zeer zeker weer tot vlotte
zaken met Duitschland zou leiden.
De gezamenlijke ijsfabrieken kweten zich
naar behooren van haar taak. Door groote
leveringen van ijs naar Engeland, België
en Frankrijk, tengevolge van gebrek aan
ijs in die landen, konden zij een groot
gedeelte van het jaar met volle capiciteit
werken, hetwelk den verkoopprijs van het
ijs aan de reederijen en den handel 4e
IJmuiden belangrijk ten gunste beinvloedde.
Het spijt ons, dit verslag te moeten
eindigen met de aandacht te vestigen op
een hoogsternstige belemmering voor den
wederopbloei van visscherij en vischhandel
te IJmuiden, n.l. de beperking van de
credieten der bankinstellingen, hetwelk heeft
geleid tot groote verzwakking van de koop
kracht der handelaren.
Werd eertijds aan bonafide handelaren
een crediet in den Rijksvischafslag ver
leend tot den tweeden Maandag vol
gende op de week waarin de visch was
gekocht, thans rust op de vischhandelaren
de verplichting er voor te zorgen, dat
hunne vischaankoopen in de hal dagelijks
zijn gedekt.
Daar de handelaren aan hunne afnemers
echter een maand of meer crediet moeten
verleenen en zulks groote kapitalen ver
eischt, ligt voor de hand, dat bij eerlang
te verwachten grootere aanvoeren dan
thans, hunne liquide middelen ontoereikend
zijn om alle aanvoeren op te nemen, zoo
dat een groot gedeelte der visch zoo goed
als onverkoopbaar zal blijken te zijn.
Het is dringend noodzakelijk, dat niet
wordt gewacht tot men voor dat feit wordt
gesteld, doch dat, nu het nog tijd is, van
hooger hand maatregelen worden genomen
om dat gevaar te voorkomen.
De Raad voor de Scheepvaart te
Amsterdam heeft Dinsdag een onderzoek
ingesteld naar het vergaan door een mijn
ontploffing op de Noordzee, van het stalen
stoomvisschersvaartuig Holland i IJM. 73
op 28 Mei. Het schip behoorde aan de
Zeevisscherij Maatschappij Holland.
De schipper W. Oravemaker, verklaarde
dat hij zich volgens gegist bestek bevonc
op 53 gr. 39 min. N.B. en 5 gr. 6 m. O.L.
Omdat de visscherij hem daar niet aanstond,
wilde hij iets Westwaarts stoomen nauwe
lijks lag het schip echter West voor of het
raakte ergens aan vast. Oetuige dacht toen
nog aan geen mijn de heele Noordzee is
trouwens vrijgegeven, zooals in de kranten
gestaan heeft. Hij is gaan hieuwen, om los
te komen, maar de lijn brak. Het eenige
wat getuige zich herinnert van wat er on-
middelijk daarna gebeurd is, is dat hij en
al de leden van de bemanning tegen het
dek zijn geslagen, en dat hij gegil en ge
schreeuw heeft gehoord.
Toen hij weer opstond, zag hij een groote
waterzuilhij begreep toen dat het een
mijnontploffing was en dacht dat het schip
onrniddelijk zou zinken. Daarom liet hi'
dadelijk een sloep overboord zetten slechts
een man is hier toen dadelijk ingegaan
De andere 9 leden der bemanning hebben
met getuige het schip onderzocht. Spoedig
kwam uit de machine kamer bericht, dat
het achterschip volliep. Oetuige is toen naar
de machinekamer gegaan en zag daar het
water met geweld binnen stroomen door
een gat bij de inlaatcirculatie, welke wegge
scheurd was.
Er stond toen echter reeds zooveel water
in de machinekamer, dat getuige zeker weet
dat er nog een ander gat in den scheeps
wand of in den bodem geslagen moet zijn
hetwelk reeds onder water stond.
De equipage heeft toen het schip verlaten
en is geroeid naar een schip in de buurt
dat gewaarschuwd is. Oetuige is nog naar
zijn schip teruggegaan, maar toen hij in de
nabijheid was zag hij het zinken.
De voorzitter wees den gezagvoerder er
op, dat hij volgens het gegist bestek net
in het mijnengebied was getuige antwoorc
de hij niet beter wist of de Noordzee was
geheel vrij gegeven. Hij zeide voorts da!
de mijn niet in het net kan hebben ge
zeten was dat zoo geweest, dan was ver
moeidelijk alieen het net verloren gegaan
Volgens zijn overtuiging heeft het schip
vastgezeten op een wrak, en is daarna door
een mijn getroffen. Na de explosie immers
lag het schip nog vast.
De raad zal later uitspraak doen.
Gedurende de maand Mei van dit
jaar zijn te IJmuiden aan den rijksvisch
afslag aangekomen 209 Hollandsche stoom
trawlers, die f 382 923 besomden tegen in
Mei van het vorig jaar 132 stoomtrawlers
met f 244.624 besommingin de eerste
ijf maanden van dit jaar kwamen binnen
1185 Hollandsche stoomtrawlers met
2.889.248 besomming tegen in de eerste
ijf maanden van het vorig jaar 737 stoom
trawlers, die f 2.614,619 besomden;
Zeiltrawlloggers kwamen er in Mei van
dit jaar 208 aan de markt met f 65.851
besomming tegen in Mei van het vorig
aar 194 dier vaartuigen met f 89.598 be
somming en in de eerste vijf maanden van
1922 kwamen 872 zeiltrawlloggers binnen
met f 426.833 besomming tegen in gelijk
tijdvak van 1921 882 zeiltrawloggers met
581.807 besomming.
Verder kwamen nog van de trawlvisscherij
in Mei van dit jaar binnen
9 Sleepboottrawlers met f8800 besomming
tegen in Mei van het vorig jaar 4 sleep
boottrawlers met f 6930 besomming en in
de eerste vijf maanden van dit jaar 49
sieepboottrawlers met f 41.640 en in gelijk
tijdvak van het vorig jaar 19 dier vaartuigen
met f 29.027 besomming
69 Moterkustvisschers met f6877 besom
ming tegen in Mei van het vorig jaar 262
motorkustvisschers, die f 36.291 besomden
INGEZONDEN MEDEDEELINO.
VRIJDAG 30 JUNI
spreekt in de „WILLEM BARENDSZ"
Lid van de Tweede Kamer
Over het onderwerp
en in de eerste vijf maanden van 1922 167
motorkustvisschers met f 15.841 en in ge-
ijk tijdvak van 1921 534 dier vaartuigen
met f68.271 besomming;
23 Zeilkustvisschers met f 455 besom
ming tegen in Mei van het vorig jaar 76
zeilkustvisschers met f 3761 besommingen
in de eerste vijf maanden van dit jaar 37
zeilkustvisschers met f 826 besomming tegen
in gelijk tijdvak van 1921 230 diervaartui
gen met f 10.309 besomming;
8 Motorloggers met f 2895 besomming
tegen in Mei van 1921 4 dier vaartuigen
met f 2625 besomming en in de eerste vijf
maanden van dit jaar 32 motorloggers met
18 002 en in gelijk tijdvak van 1921 31
dier vaartuigen met f23.702 besommingen
12 open visschersvaartuigen met f69 be
somming tegen in Mei van het vorig jaar
69 open booten met f 1496 besomming en
in de eerste vijf maanden van dit jaar 39
open booten, die f417 en in gelijktijdvak
van het vorig jaar 159 dier vaartuigen met
f3169 besomming.
Van vreemde nationaliteit kwamen in Mei
van dit jaar hier binnen 108 Duitsche stoom
trawlers, die tezamen f 187 593 besomden
en 6 Deensche motortrawleis met f5371
besomming tegen in Mei van het vorig jaar
77 Duitsche stoomtrawlers met f264.575, 8
Duitsche motortrawlers met f 8483, 20 Deen
sche motortrawlers met f 32.808, en 13 Engel-
sche stoomtrawlers met f4433 besomming
en in de eerste vijf maanden van dit jaar
379 Duitsche stoomtrawlers met f809.970
besomming en 16 Deensche motortrawlers,
die f 11.711 besomden tegen in de eerste
vijf maanden van het vorig jaar behalve
de reeds over Mei gemelde 77 Duitsche
stoom- pn 8 Duitsche motortrawlers nog
26 Engelsche stoomtrawlers met f 34042
besomming, 1 Engelsche zeiltrawler m. f 426
en 28 Deensche motortrawlers met f49.931
besomming.
Van de beugvisscherij kwamen in Mei
van dit jaar hier binnen 15 stoombeugers
met f27.934 en 17 zeilbeugers met f24.555
besommingin Mei van het vorig jaar 24
stoombeugers met f 61.406 en 14 zeilbeugers
(sloepen) met f22.000 besomming en in de
eerste vijf maanden van dit jaar 91 stoom
beugers met f216.851 en 73 zeilbeugers met
f119.476 besomming en in de eerste vij"
maanden van het vorig jaar 131 stoom
beugers met f 412.309 en 83 zeilbeugers met
173.002 besomming.
Van de haringvisscherij kwamen in Mei
van dit jaar aan de markt 4 Engelsche
stoomdrifters met f 4697 besomming; in
Mei van het vorig jaar 7 Engelsche stoom
drifters, die f 3002 besomden en 1 zeil
haringlogger met f 4599 besomming en in
de eerste vijf maanden van dit jaar 12
Engelsche stoomdrifters, die f 14 136 en
7 open booten, die f 112 besomden tegen
in de eerste vijf maanden van het vorig
jaar 45 Engelsche stoomdrifters met f 37.370
besomming, 13 open booten met f 214
besomming en de over Mei genoemde
haringlogger.
De in consignatie aangevoerde vischzen
dingen brachten in Mei van dit jaar op
f 11.410; in Mei van het vorig jaar f 30.392
in de eerste vijf maanden van 1922
f 79.320 en in gelijk tijdvak van 1921
f 123.356. De opbrengst van de in Mei van
dit jaar aan den rijksvischafslag aangevoerde
visch is f 729.436die van Mei van het
vorig jaar f 816.671 en de totaalopbrengst
van alle in de eerste vijf maanden van dit
jaar aangevoerde visch bedroeg f 4.644.387
tegen een opbrengst in de eerste vijf
maanden van het vorig jaar van f 4.439.218.
De Zeevisscherijfilm
Dr. J. Metzelaar vervolgtin „De Visscherij"
zijn verhaal over de opname der Zeevis
scherijfilm, gaande over de haringvisscherij.
In September zouden wij het tweede
deel van onze film: de haringvisscherij,
opnemen. De Doggermaatschappij te Vlaar-
dingen had daartoe een harer beste
vaartuigen uitgezocht, de V. L. 16, die in
zijn kaartenkamer onder de brug extra
veel ruimte bood voor den filmoperateur
en zijn begeleider. Deze „fiets" (stoom-
logger) was sinds 18 Augustus onder zeil,
en onze bedoeling was, met haar de
eerstvolgende reis, naar Doggersbank mede
te maken. Maar hierin zijn wij deerlijk
teleurgestelddoor de slechte vangsten
sleef zij ruim 6 weken uitde heele Sep
tembermaand verstreek met wachten en
daarmede de tijd voor de „Zandvisscherij",
zoodat we eerst den 6en October in zee
staken en onder stralend herfstweer des
ochtends 7 uur onzen tocht aanvaardden.
Onder de schare „gedagzeggers" op den
kant staat menige moeder te wuiven; men
bedenke, dat onder de 17 opvarenden niet
minder dan 6 jongens zijn, waarbij een
van nauwelijks 13 jaar! Onze tijd brengt
mede, dat zij als heertjes aan boord ver
schijnen, gehoed en geboord. Maar, een
maal op zee, verdwijnt gelukkig spoedig
dit naargeestige vervangsel der oud
Vlaardingsche kleederdracht en komt de
gewone visschersplunje voor den dag.
De V. L. 16 is een kloek vaartuig van
48 last. Het ruim is door schotten in twee
rijen van 10 afdeelingen verdeeld, ieder
van circa 32 kantjes en elk met een afzon
derlijk luik gelijk met het dek. Daarvóór
zijn de netten- en zoutruimen, erachter
reep- en proviandruim, met verhoogde
uiken. Tusschen de beide laatste staat de
stoomspil.
Onder de brug bevindt zich eenerzijds
de ruime kokshut met watertank, anderzijds
de kaartenkamer, waarin wij logeeren. De
machine kan 160 P. K. ontwikkelen, de
<rukas maakt dan 130 omwentelingen. De
cajuit is gebouwd met een roef op het
achterdek, waarop de boot. Wanneer men
gewend is aan een „achterin" onder het
dek, slechts te bereiken langs een nauw
trapje door een vuil kombuisje, dan valt
iet geriefelijke van deze constructie dadelijk
op. Binnen bevindt zich een viertal kooien
geen hutten) met ampele bergruimte onder
elk. Eeti deur geeft onmiddellijk toegang
tot de machinekamer (die ook nog door
zijdeuren vanaf het dek is te bereiken).
In het midden van de kajuit staat een soort
latafel met een ongemakkelijk smal blad.
Zeer doelmatig is ook het verloop van den
roerketting, in de zijden door de goot.
Met dit vaartuig dan zetten wij dadelijk
koers in Westelijke richting en schoten
nog dienzelfden avond „halve zee" onze
Schotsche vleet, bestaande uit 100 netten.
Het weder werkte de eerste dagen schitte
rend mede aan het welslagen der fotogra
fische opnamen van de verschillende
nanipuiaties aan boord. Maar de hoofdzaak,
de haring, bleef uit, zoodat we na eenige
verloren vrachten Noord-uit stoomden naar
Sjvarte Bank, vervolgens naar de Outer
Silverpit en hier op hoop van zegen de
netten uitwierpen, intusschen al met even
weinig resultaat. Alleen voor den Zoöloog
leverde de met zooveel moeite en zorg
scheep gehaalde vleet materiaal genoeg
Poon, makreel, bolk, speerhaaien en wat
pieterlui werden volop gevangen en in
kleuren vereeuwigd. De pieterlui schiet
men liefst zoo spoedig mogelijk uit want
het is venijnig goedje. Mocht intusschen
bij het kaken iemand in zoo'n giftstekel
grijpen, de visscherman weet er wel raad
op. Hij heeft den schuldige slechts te ver
branden en de wond zal vanzelf genezen(!)
Kostelijk was die grauwe ochtend vóór
toegewezen en eindigt met de uitnoodiging
aan de visschers hem desnoods de lever
uit te snijden, maar in geen geval noodeloos
te martelen. Dit moraal is nog zoo kwaad
niet.
Heiaas echter mochten wij hier tegen
liet „Zand" aan, de haring ook al „niet en
vangen", en met haar ontbrak ook de
Avnijn, waarop wij zoo gevlast hadden,
zoodat de schipper in arren moede maar
weer terugkeeroe naar de „Binnenzee",
waar wij passagiers nog verscheidene dagen
in dolce far mente op den buit lagen te
wachten, terwijl de bemanning dagelijks
een uur of 5 vergeefs arbeidde aan het
halen van het zoo lastige Schotsche want.
Onze eigen dekhut 2 X 3 M. is voor zoo'n
haringman een waar dorado. Het eenige
bezwaar is de onmiddellijke nabijheid van
den stoomketel die den rug van den film
operateur dermate gaar stooft, dat hij met
matras en al op de klaptafel vlucht. Wij
varen dan ook de deur steeds open en een
onvergelijkelijk genot is het, om des avonds
zachtjes drijvende achter de vleet, naar de
sterreiucht te liggen kijken, en dan plotseling
iet zwarte silhouet van een logger vlakbij
te zien langs wuiven, even gemarkeerd
door het felgroene seilnicht, om dan weer
te verglijden tegen het licht van de volle
maan. En het mooiste is de eerbiedige
zwijgzaamheid der wachtslui van weers-
canten, die elkaar alleen even aankijken
in den stillen nacht, terwijl het vaartuig
zachtjes weg suizelt over het zilveren
watervlak. Hoe oneindig sierlijker zijn toch
deze zeilschepen dan de lawaaige, vuile
stoombootjes, die, vooral bij de Engelschen,
in zwang zijn.
Ons boeglicht („voorbol") verspreidt een
geheimzinnig schijnsel. En dan, na een
droom van het land, de zaligheid van het
ontwaken met een statige mantel me< uw
tegen den rosen ochtendhemel en het heer
lijke besef, dat men werkelijk nog altijd op
zee is. Wij kleeden ons aan bij het eerste
morgenlicht; bruinvisschen en bonte vis-
schen duikelen bij het schip
Nu en dan zeilt er een snelle smack of
een gelapte Fransche logger soepel achter
ons langs, en eenmaal was er het grandiose
schouwspel van een Noorsche houtbark
met volle zeilen in het klare zonlicht.
Des Zaterdags worden de netten getaand
n een ijzeren tank, met stoom verwarmd.
Het is een lastig en vuil werk, waarbij de
mannen hun handen branden aan de kokende
cachou. Na afloop tanen zij ook hun werk-
deeren in de lof, maar deze bruine kleur
staat hen alles behalve vroolijk.
Iets heel aparts is een Zondag aan boord.
Dien nacht is er niet gevischt, en alle werk
staat dan tot den namiddag stil. De machine
draait langzaam aan, er heerseht overal
een weldadige rust. Het bijbellezen door
den schipper, zooals dat nog op vele loggers
geschiedt, is hier afgeschaft, maar de mannen
ezen, al rookende aan dek gezeten, Chris
telijke boekjes. Om 11 uur wordt er een
bakje koffie met koekjes „gedaan", en dan
komen de verhalen los over den oorlog.
Een der matrozen Janus, heeft jaren lang
zelf als schipper gevaren. In het voorjaar
van 1917 werd zijn beuger op de thuisreis
20 mijlen dwars van Egmond (dit was buiten
het versperde gebied) in brand geschoten
door een duikboot, terwijl de menscben
ijlings de booten uitzetten. Ook een andere
naburige beuger werd met brandbommen
naar den kelder gejaagd, maar toen de
commandant ook een derde hetzelfde lot
wilde doen ondergaan, hield de schipper
daarvan den onverlaat op zóó stelligen
toon voor, dat een Hoogere macht zijn
euveldaden zag, en hem éénmaal tot verant
woording zou roepen, dat hij nog ter elfder
INGEZONDEN MEDEDEELING.
hij alle lichten en wist full speed te ontkomen.
a Erger waren de vier schipbreukelingen
er aan toe, die hij in de maand januari in
de Noordzee oppikte. Deze menschen
hadden 54 uur gedreven en al zwemmende,
zoo goed en kwaad het ging een vlot
samengesteld. Een was er al van koude
jestorven en de overigen waren er van
honger en ellende zoo slim aan toe, dat
zij reeds het mes gezet hadden in het lijk
van-hun kameraad, toen de redding (iaagde.
Met de grootste moeite heeft men hun
verstijfde ledematen weer in beweging
gekregen. En, naar het zeggen van den
schipper, viel de ontvangst te IJmuiden
niet mee De Engelschen kwamen ook
wel eens aan boord, maar hebben nooit
<waad aangericht.
Minder ernstig waren de conflicten met
Deensche oorlogsschepen wegens visschen
binnen de verboden grenzen, waarbij in
tusschen ook wel eens een schot is gevallen.
Terwijl wij dan zoo kalm zitten te praten
ïoort men het getjilp der trekvogeltjes, die
bij ons komen uitrusten. Met dit goeae weer
hebben wij ze steeds aan boord, nu eens
een paar spreeuwen dan weer vinken of
ceep. Ze zijn buiten gewoon mak, komen
op onze schoenen zitten, vliegen soms zelfs
de kajuit binnen. De visschers hebben om
dezen tijd meest een kooi met zaad bij zich,
schoon de diertjes veelal dood gaan. Overi
gens heb ik er een paar voor mijn oogen
in zee zien verdrinken, en het is me een
raadsel, hoe zij met deze heldere lucht
zoozeer hun richting kwijt kunnen zijn. Bij
joed weer vlogen deze vogels steeds laag
over het water, hetgeen de troepen roeken,
die naar Engeland oversteken, haast altijd
alegen te doen.
Het beeld verandert, als er etn andere
„fiets" van ons kantoor langzij komt praaien.
Reeds uit de verte was zij onderkend
als de V. L 114, van schipper A. S., die
om zijn bekwaamheid en geluk hoog staat
aangeschreven en door onzen stuurman
zelfs als den „Koning van de zee" wordt
betiteld. Weldra klinkt nu over en weer de
langgerekte begroeting tusschen de beide
schippers en brengen zij elkaar op de hoogte
van de gepraaideschepen.de treurige
vangsten en de prijzen, met telkens een
angen uithaal om de zooveel woorden,
terwijl de overige bemanning in eerbiedige
stilte toeluistert.
Als alles verteld is, klinkt het„Goeie
visscherij en gezondheid met eikanderen
allemaal Ze groeten met een hand
zwaai en nu eerst breekt het geroep der
matrozen van weerskanten los. „Dag Aai,
dag vader, moeder laat je groeten Dag
Hein Maar dit wordt spoedig afgesneden
door het uit elkaar wijken der schepen.
zonsopgang, toen Heintje, de afhouder,
mij aan de patrijspoort enthousiast kwam
wekken met zijn hoog kinderstemmetje
„Mijnheer, een bijthaaien wij in het
vage licht der acetyleenlampen een groo-
ten haai heftig aan dek zagen spartelen.
En dit geval herhaalde zich nog vier keer,
zoodat de vangst inplaats van uit haring
uit een heele verzameling Lamna's bestond,
die vlug door ons van kaken en rugge
streng werden ontdaan Hun lever voerden
wij op aan de meeuwen, die altijd bij het
schip te vinden zijn, als er gehaald wordt
vooral de kleine zeemeeuw, waaronder in
't bijzonder die van twee zomers oud
prachtig zijn geteekend met zwarte banden
over nek, vleugels en staart. Het viel ons
op, hoe weinig honger die meeuwen In
dit jaargetijde hebben; mede ongetwijfelc
door het schoone weer van dezen zomer
verkeeren zij in uitstekende conditie.
Apropos, van die bijthaaien schiet mi
een leerdicht te binnen, dat door de zeelui
nogal eens wordt aangehaald, n.l.„Gesprekéén schoen
tuss.chen een stuurman en een verslinden-bereikte.
den haai". Genoemde stuurman van een; Soms zijn de menschen als door
haringbuis is er „geheel confuis" van, dat wondei het noodlot ontsnapt. Het is dien
ure van zijn snoode voornemen afliet. Is
er wel treffender bewijs voor den wille
keur, waaraan onze Hollandsche visschers
hebben bloot gestaan? Later werd Janus
gewaar, dat de kapitein der duikboot de
plaats der vernieling foutief naar Berlijn
had geseind.
Ook een der beide jongsten is, hoe klein
hij ook zij, ternauwernood den dans ont
sprongen. Op hun logger werden even
benoorden vuurschip „Doggersbank-Noord'
plotseling zonder een voorafgaande waar*
schuwing, 18 schoten gelost door een
duikboot. Men streek in allerijl een boot
bereikte roeiende het vuurschip en werd
vervolgens na 2 dagen naar het Nieuwediep
getransporteerd, vanwaar onze knaap op
en één klomp Vlaardingen
een
PLAATSELIJK NIEUWS.
die roofzuchtige visschen zooveel haring
opeten, maar de bijthaai, niet op zijn mondje
gevallen, dient hém terdege van repliek,
hij blijkt al spoedig van gereformeerde
huize, beduidt den onthutste stuurman, dat
God ook hem zijn plaats in de natuur heeft
zelfden jongen gebeurd, dat er een mijn
onder zijn logger ontplofte, zonder dat
deze in het minst beschadigd werd. Ook
schipper Jan G. bracht het er gelukkig af.
Een duikboot gelastte hem haar naarCux-
haven te volgen, maar des nachts doofde
IJMUIDEN.
Gevonden voorwerpen: een
zijden damessjaaleen nummerplaat van
een motorfiets, gemerkt H. 12997een zwart
bruin hondje; een huissleuteljeenfielspomp.
- Woensdag zijn door de politie aan
gehouden ten L. in W. alhier, die ieder
nog 2X3 dagen tegoed hadden, waarom
ze naar Haarlem zijn overgebracht.
- Donderdag kreeg de politie beticht
van de vermissing van een bruin paard,
dat vermoedelijk te Purmerend was verkocht.
Later, dat het paard te Naarden in beslag
was genomen.
- Woensdag deed B. W. uit de van
Heemskerkstraat aangifte dat hij gebeten
was door een hond van den portier van
het Thalialia Theater, waardoor zijn broek
vernield werd.
De schade werd vergoed.
De heer H. deed aangifte dat aciiter
zijn woning een partij bedorven vleesch
was neergegooid. Bij onderzoek bleek het
8 K. G. gehakt, afkomstig van Amerikaansch
bevroren vleesch.
De politie zorgde dat het vleesch ver
nietigd werd.
De rijksklerk bij de Dir. Belastingen
J. H. van der Meer is van Dordrecht naar
hier verplaatst.
VELSEN.
Een ongewone drukte heerschte naar
de Kenn. Ed. meldt, Woensdag aan den'
Noordelijken oever van het Noordzeekanaal,
beoosten de Velserponten. Voor het eerst
worden hier thans de aardbeien voor Enge
land geladen. Werden voorheen de aard
beien van Beverwijk uit per schip vervoerd,
en tusschen ponten en spoorbrug in de
Engelsche schepen overgeladen, wat veel
tijd vorderde, nu gaan de wagens, na
gewogen en geveild te zijn in Beverwijk,
direct naar het kanaal.
Het was aardig te zien, hoe de sloffen,
twee naast elkaar, in lange rijen van den
wagen naar het schip werden gerold,
afgewisseld door bennen en balen kruis
bessen. De geheele lading was bestemd
voor een jamfabriek in Lowestoft. Het
nieuwtje had als vanzelf sprekend veel
bekijks, mede in verband, dat in de on
middellijke nabijheid een woonwagenkamp
gevestigd is. Wij vernamen nog, dat een
aanvrage tot het bouwen van een vasten
steiger daar ter plaatse, door de Waterstaat
geweigerd was.
overspanning, onrustslapelousheiclGebruik
MUNHAROT'S ZE!1UW'7£8LETT£M
VScibijApolh. en drogisten,
ter!