Vr ij heidsbond P. Otto Het e erst noodige EXAMENVREES Het vervoer naar Frankrijk wijst ook een tamelijke stijging aan. Jammer dat dit land zijn tiooge invoerrechten handhaaft. Het zoude anders een mooi afzetgebied zijn voor onze Hollandsche visch, vooral indien voor snel vervoer werd gezorgd. Met Zwitserland viel bijna niet te handelen vooral tengevolge van de Duitsche concur rentie. Naar Duitschland kwam tengevolge van de lage valuta slechts weinig versche visch ter verzending, ook was de afzet van ge zouten- en levende haring door dezelfde omstandigheid zeer beperkt. Met verlangen wordt in IJmuiden en zeker door de geheele wereld uitgezien naar een hoogeren en meer stabielen inar- kenkoers, welke zeer zeker weer tot vlotte zaken met Duitschland zou leiden. De gezamenlijke ijsfabrieken kweten zich naar behooren van haar taak. Door groote leveringen van ijs naar Engeland, België en Frankrijk, tengevolge van gebrek aan ijs in die landen, konden zij een groot gedeelte van het jaar met volle capiciteit werken, hetwelk den verkoopprijs van het ijs aan de reederijen en den handel 4e IJmuiden belangrijk ten gunste beinvloedde. Het spijt ons, dit verslag te moeten eindigen met de aandacht te vestigen op een hoogsternstige belemmering voor den wederopbloei van visscherij en vischhandel te IJmuiden, n.l. de beperking van de credieten der bankinstellingen, hetwelk heeft geleid tot groote verzwakking van de koop kracht der handelaren. Werd eertijds aan bonafide handelaren een crediet in den Rijksvischafslag ver leend tot den tweeden Maandag vol gende op de week waarin de visch was gekocht, thans rust op de vischhandelaren de verplichting er voor te zorgen, dat hunne vischaankoopen in de hal dagelijks zijn gedekt. Daar de handelaren aan hunne afnemers echter een maand of meer crediet moeten verleenen en zulks groote kapitalen ver eischt, ligt voor de hand, dat bij eerlang te verwachten grootere aanvoeren dan thans, hunne liquide middelen ontoereikend zijn om alle aanvoeren op te nemen, zoo dat een groot gedeelte der visch zoo goed als onverkoopbaar zal blijken te zijn. Het is dringend noodzakelijk, dat niet wordt gewacht tot men voor dat feit wordt gesteld, doch dat, nu het nog tijd is, van hooger hand maatregelen worden genomen om dat gevaar te voorkomen. De Raad voor de Scheepvaart te Amsterdam heeft Dinsdag een onderzoek ingesteld naar het vergaan door een mijn ontploffing op de Noordzee, van het stalen stoomvisschersvaartuig Holland i IJM. 73 op 28 Mei. Het schip behoorde aan de Zeevisscherij Maatschappij Holland. De schipper W. Oravemaker, verklaarde dat hij zich volgens gegist bestek bevonc op 53 gr. 39 min. N.B. en 5 gr. 6 m. O.L. Omdat de visscherij hem daar niet aanstond, wilde hij iets Westwaarts stoomen nauwe lijks lag het schip echter West voor of het raakte ergens aan vast. Oetuige dacht toen nog aan geen mijn de heele Noordzee is trouwens vrijgegeven, zooals in de kranten gestaan heeft. Hij is gaan hieuwen, om los te komen, maar de lijn brak. Het eenige wat getuige zich herinnert van wat er on- middelijk daarna gebeurd is, is dat hij en al de leden van de bemanning tegen het dek zijn geslagen, en dat hij gegil en ge schreeuw heeft gehoord. Toen hij weer opstond, zag hij een groote waterzuilhij begreep toen dat het een mijnontploffing was en dacht dat het schip onrniddelijk zou zinken. Daarom liet hi' dadelijk een sloep overboord zetten slechts een man is hier toen dadelijk ingegaan De andere 9 leden der bemanning hebben met getuige het schip onderzocht. Spoedig kwam uit de machine kamer bericht, dat het achterschip volliep. Oetuige is toen naar de machinekamer gegaan en zag daar het water met geweld binnen stroomen door een gat bij de inlaatcirculatie, welke wegge scheurd was. Er stond toen echter reeds zooveel water in de machinekamer, dat getuige zeker weet dat er nog een ander gat in den scheeps wand of in den bodem geslagen moet zijn hetwelk reeds onder water stond. De equipage heeft toen het schip verlaten en is geroeid naar een schip in de buurt dat gewaarschuwd is. Oetuige is nog naar zijn schip teruggegaan, maar toen hij in de nabijheid was zag hij het zinken. De voorzitter wees den gezagvoerder er op, dat hij volgens het gegist bestek net in het mijnengebied was getuige antwoorc de hij niet beter wist of de Noordzee was geheel vrij gegeven. Hij zeide voorts da! de mijn niet in het net kan hebben ge zeten was dat zoo geweest, dan was ver moeidelijk alieen het net verloren gegaan Volgens zijn overtuiging heeft het schip vastgezeten op een wrak, en is daarna door een mijn getroffen. Na de explosie immers lag het schip nog vast. De raad zal later uitspraak doen. Gedurende de maand Mei van dit jaar zijn te IJmuiden aan den rijksvisch afslag aangekomen 209 Hollandsche stoom trawlers, die f 382 923 besomden tegen in Mei van het vorig jaar 132 stoomtrawlers met f 244.624 besommingin de eerste ijf maanden van dit jaar kwamen binnen 1185 Hollandsche stoomtrawlers met 2.889.248 besomming tegen in de eerste ijf maanden van het vorig jaar 737 stoom trawlers, die f 2.614,619 besomden; Zeiltrawlloggers kwamen er in Mei van dit jaar 208 aan de markt met f 65.851 besomming tegen in Mei van het vorig aar 194 dier vaartuigen met f 89.598 be somming en in de eerste vijf maanden van 1922 kwamen 872 zeiltrawlloggers binnen met f 426.833 besomming tegen in gelijk tijdvak van 1921 882 zeiltrawloggers met 581.807 besomming. Verder kwamen nog van de trawlvisscherij in Mei van dit jaar binnen 9 Sleepboottrawlers met f8800 besomming tegen in Mei van het vorig jaar 4 sleep boottrawlers met f 6930 besomming en in de eerste vijf maanden van dit jaar 49 sieepboottrawlers met f 41.640 en in gelijk tijdvak van het vorig jaar 19 dier vaartuigen met f 29.027 besomming 69 Moterkustvisschers met f6877 besom ming tegen in Mei van het vorig jaar 262 motorkustvisschers, die f 36.291 besomden INGEZONDEN MEDEDEELINO. VRIJDAG 30 JUNI spreekt in de „WILLEM BARENDSZ" Lid van de Tweede Kamer Over het onderwerp en in de eerste vijf maanden van 1922 167 motorkustvisschers met f 15.841 en in ge- ijk tijdvak van 1921 534 dier vaartuigen met f68.271 besomming; 23 Zeilkustvisschers met f 455 besom ming tegen in Mei van het vorig jaar 76 zeilkustvisschers met f 3761 besommingen in de eerste vijf maanden van dit jaar 37 zeilkustvisschers met f 826 besomming tegen in gelijk tijdvak van 1921 230 diervaartui gen met f 10.309 besomming; 8 Motorloggers met f 2895 besomming tegen in Mei van 1921 4 dier vaartuigen met f 2625 besomming en in de eerste vijf maanden van dit jaar 32 motorloggers met 18 002 en in gelijk tijdvak van 1921 31 dier vaartuigen met f23.702 besommingen 12 open visschersvaartuigen met f69 be somming tegen in Mei van het vorig jaar 69 open booten met f 1496 besomming en in de eerste vijf maanden van dit jaar 39 open booten, die f417 en in gelijktijdvak van het vorig jaar 159 dier vaartuigen met f3169 besomming. Van vreemde nationaliteit kwamen in Mei van dit jaar hier binnen 108 Duitsche stoom trawlers, die tezamen f 187 593 besomden en 6 Deensche motortrawleis met f5371 besomming tegen in Mei van het vorig jaar 77 Duitsche stoomtrawlers met f264.575, 8 Duitsche motortrawlers met f 8483, 20 Deen sche motortrawlers met f 32.808, en 13 Engel- sche stoomtrawlers met f4433 besomming en in de eerste vijf maanden van dit jaar 379 Duitsche stoomtrawlers met f809.970 besomming en 16 Deensche motortrawlers, die f 11.711 besomden tegen in de eerste vijf maanden van het vorig jaar behalve de reeds over Mei gemelde 77 Duitsche stoom- pn 8 Duitsche motortrawlers nog 26 Engelsche stoomtrawlers met f 34042 besomming, 1 Engelsche zeiltrawler m. f 426 en 28 Deensche motortrawlers met f49.931 besomming. Van de beugvisscherij kwamen in Mei van dit jaar hier binnen 15 stoombeugers met f27.934 en 17 zeilbeugers met f24.555 besommingin Mei van het vorig jaar 24 stoombeugers met f 61.406 en 14 zeilbeugers (sloepen) met f22.000 besomming en in de eerste vijf maanden van dit jaar 91 stoom beugers met f216.851 en 73 zeilbeugers met f119.476 besomming en in de eerste vij" maanden van het vorig jaar 131 stoom beugers met f 412.309 en 83 zeilbeugers met 173.002 besomming. Van de haringvisscherij kwamen in Mei van dit jaar aan de markt 4 Engelsche stoomdrifters met f 4697 besomming; in Mei van het vorig jaar 7 Engelsche stoom drifters, die f 3002 besomden en 1 zeil haringlogger met f 4599 besomming en in de eerste vijf maanden van dit jaar 12 Engelsche stoomdrifters, die f 14 136 en 7 open booten, die f 112 besomden tegen in de eerste vijf maanden van het vorig jaar 45 Engelsche stoomdrifters met f 37.370 besomming, 13 open booten met f 214 besomming en de over Mei genoemde haringlogger. De in consignatie aangevoerde vischzen dingen brachten in Mei van dit jaar op f 11.410; in Mei van het vorig jaar f 30.392 in de eerste vijf maanden van 1922 f 79.320 en in gelijk tijdvak van 1921 f 123.356. De opbrengst van de in Mei van dit jaar aan den rijksvischafslag aangevoerde visch is f 729.436die van Mei van het vorig jaar f 816.671 en de totaalopbrengst van alle in de eerste vijf maanden van dit jaar aangevoerde visch bedroeg f 4.644.387 tegen een opbrengst in de eerste vijf maanden van het vorig jaar van f 4.439.218. De Zeevisscherijfilm Dr. J. Metzelaar vervolgtin „De Visscherij" zijn verhaal over de opname der Zeevis scherijfilm, gaande over de haringvisscherij. In September zouden wij het tweede deel van onze film: de haringvisscherij, opnemen. De Doggermaatschappij te Vlaar- dingen had daartoe een harer beste vaartuigen uitgezocht, de V. L. 16, die in zijn kaartenkamer onder de brug extra veel ruimte bood voor den filmoperateur en zijn begeleider. Deze „fiets" (stoom- logger) was sinds 18 Augustus onder zeil, en onze bedoeling was, met haar de eerstvolgende reis, naar Doggersbank mede te maken. Maar hierin zijn wij deerlijk teleurgestelddoor de slechte vangsten sleef zij ruim 6 weken uitde heele Sep tembermaand verstreek met wachten en daarmede de tijd voor de „Zandvisscherij", zoodat we eerst den 6en October in zee staken en onder stralend herfstweer des ochtends 7 uur onzen tocht aanvaardden. Onder de schare „gedagzeggers" op den kant staat menige moeder te wuiven; men bedenke, dat onder de 17 opvarenden niet minder dan 6 jongens zijn, waarbij een van nauwelijks 13 jaar! Onze tijd brengt mede, dat zij als heertjes aan boord ver schijnen, gehoed en geboord. Maar, een maal op zee, verdwijnt gelukkig spoedig dit naargeestige vervangsel der oud Vlaardingsche kleederdracht en komt de gewone visschersplunje voor den dag. De V. L. 16 is een kloek vaartuig van 48 last. Het ruim is door schotten in twee rijen van 10 afdeelingen verdeeld, ieder van circa 32 kantjes en elk met een afzon derlijk luik gelijk met het dek. Daarvóór zijn de netten- en zoutruimen, erachter reep- en proviandruim, met verhoogde uiken. Tusschen de beide laatste staat de stoomspil. Onder de brug bevindt zich eenerzijds de ruime kokshut met watertank, anderzijds de kaartenkamer, waarin wij logeeren. De machine kan 160 P. K. ontwikkelen, de <rukas maakt dan 130 omwentelingen. De cajuit is gebouwd met een roef op het achterdek, waarop de boot. Wanneer men gewend is aan een „achterin" onder het dek, slechts te bereiken langs een nauw trapje door een vuil kombuisje, dan valt iet geriefelijke van deze constructie dadelijk op. Binnen bevindt zich een viertal kooien geen hutten) met ampele bergruimte onder elk. Eeti deur geeft onmiddellijk toegang tot de machinekamer (die ook nog door zijdeuren vanaf het dek is te bereiken). In het midden van de kajuit staat een soort latafel met een ongemakkelijk smal blad. Zeer doelmatig is ook het verloop van den roerketting, in de zijden door de goot. Met dit vaartuig dan zetten wij dadelijk koers in Westelijke richting en schoten nog dienzelfden avond „halve zee" onze Schotsche vleet, bestaande uit 100 netten. Het weder werkte de eerste dagen schitte rend mede aan het welslagen der fotogra fische opnamen van de verschillende nanipuiaties aan boord. Maar de hoofdzaak, de haring, bleef uit, zoodat we na eenige verloren vrachten Noord-uit stoomden naar Sjvarte Bank, vervolgens naar de Outer Silverpit en hier op hoop van zegen de netten uitwierpen, intusschen al met even weinig resultaat. Alleen voor den Zoöloog leverde de met zooveel moeite en zorg scheep gehaalde vleet materiaal genoeg Poon, makreel, bolk, speerhaaien en wat pieterlui werden volop gevangen en in kleuren vereeuwigd. De pieterlui schiet men liefst zoo spoedig mogelijk uit want het is venijnig goedje. Mocht intusschen bij het kaken iemand in zoo'n giftstekel grijpen, de visscherman weet er wel raad op. Hij heeft den schuldige slechts te ver branden en de wond zal vanzelf genezen(!) Kostelijk was die grauwe ochtend vóór toegewezen en eindigt met de uitnoodiging aan de visschers hem desnoods de lever uit te snijden, maar in geen geval noodeloos te martelen. Dit moraal is nog zoo kwaad niet. Heiaas echter mochten wij hier tegen liet „Zand" aan, de haring ook al „niet en vangen", en met haar ontbrak ook de Avnijn, waarop wij zoo gevlast hadden, zoodat de schipper in arren moede maar weer terugkeeroe naar de „Binnenzee", waar wij passagiers nog verscheidene dagen in dolce far mente op den buit lagen te wachten, terwijl de bemanning dagelijks een uur of 5 vergeefs arbeidde aan het halen van het zoo lastige Schotsche want. Onze eigen dekhut 2 X 3 M. is voor zoo'n haringman een waar dorado. Het eenige bezwaar is de onmiddellijke nabijheid van den stoomketel die den rug van den film operateur dermate gaar stooft, dat hij met matras en al op de klaptafel vlucht. Wij varen dan ook de deur steeds open en een onvergelijkelijk genot is het, om des avonds zachtjes drijvende achter de vleet, naar de sterreiucht te liggen kijken, en dan plotseling iet zwarte silhouet van een logger vlakbij te zien langs wuiven, even gemarkeerd door het felgroene seilnicht, om dan weer te verglijden tegen het licht van de volle maan. En het mooiste is de eerbiedige zwijgzaamheid der wachtslui van weers- canten, die elkaar alleen even aankijken in den stillen nacht, terwijl het vaartuig zachtjes weg suizelt over het zilveren watervlak. Hoe oneindig sierlijker zijn toch deze zeilschepen dan de lawaaige, vuile stoombootjes, die, vooral bij de Engelschen, in zwang zijn. Ons boeglicht („voorbol") verspreidt een geheimzinnig schijnsel. En dan, na een droom van het land, de zaligheid van het ontwaken met een statige mantel me< uw tegen den rosen ochtendhemel en het heer lijke besef, dat men werkelijk nog altijd op zee is. Wij kleeden ons aan bij het eerste morgenlicht; bruinvisschen en bonte vis- schen duikelen bij het schip Nu en dan zeilt er een snelle smack of een gelapte Fransche logger soepel achter ons langs, en eenmaal was er het grandiose schouwspel van een Noorsche houtbark met volle zeilen in het klare zonlicht. Des Zaterdags worden de netten getaand n een ijzeren tank, met stoom verwarmd. Het is een lastig en vuil werk, waarbij de mannen hun handen branden aan de kokende cachou. Na afloop tanen zij ook hun werk- deeren in de lof, maar deze bruine kleur staat hen alles behalve vroolijk. Iets heel aparts is een Zondag aan boord. Dien nacht is er niet gevischt, en alle werk staat dan tot den namiddag stil. De machine draait langzaam aan, er heerseht overal een weldadige rust. Het bijbellezen door den schipper, zooals dat nog op vele loggers geschiedt, is hier afgeschaft, maar de mannen ezen, al rookende aan dek gezeten, Chris telijke boekjes. Om 11 uur wordt er een bakje koffie met koekjes „gedaan", en dan komen de verhalen los over den oorlog. Een der matrozen Janus, heeft jaren lang zelf als schipper gevaren. In het voorjaar van 1917 werd zijn beuger op de thuisreis 20 mijlen dwars van Egmond (dit was buiten het versperde gebied) in brand geschoten door een duikboot, terwijl de menscben ijlings de booten uitzetten. Ook een andere naburige beuger werd met brandbommen naar den kelder gejaagd, maar toen de commandant ook een derde hetzelfde lot wilde doen ondergaan, hield de schipper daarvan den onverlaat op zóó stelligen toon voor, dat een Hoogere macht zijn euveldaden zag, en hem éénmaal tot verant woording zou roepen, dat hij nog ter elfder INGEZONDEN MEDEDEELING. hij alle lichten en wist full speed te ontkomen. a Erger waren de vier schipbreukelingen er aan toe, die hij in de maand januari in de Noordzee oppikte. Deze menschen hadden 54 uur gedreven en al zwemmende, zoo goed en kwaad het ging een vlot samengesteld. Een was er al van koude jestorven en de overigen waren er van honger en ellende zoo slim aan toe, dat zij reeds het mes gezet hadden in het lijk van-hun kameraad, toen de redding (iaagde. Met de grootste moeite heeft men hun verstijfde ledematen weer in beweging gekregen. En, naar het zeggen van den schipper, viel de ontvangst te IJmuiden niet mee De Engelschen kwamen ook wel eens aan boord, maar hebben nooit <waad aangericht. Minder ernstig waren de conflicten met Deensche oorlogsschepen wegens visschen binnen de verboden grenzen, waarbij in tusschen ook wel eens een schot is gevallen. Terwijl wij dan zoo kalm zitten te praten ïoort men het getjilp der trekvogeltjes, die bij ons komen uitrusten. Met dit goeae weer hebben wij ze steeds aan boord, nu eens een paar spreeuwen dan weer vinken of ceep. Ze zijn buiten gewoon mak, komen op onze schoenen zitten, vliegen soms zelfs de kajuit binnen. De visschers hebben om dezen tijd meest een kooi met zaad bij zich, schoon de diertjes veelal dood gaan. Overi gens heb ik er een paar voor mijn oogen in zee zien verdrinken, en het is me een raadsel, hoe zij met deze heldere lucht zoozeer hun richting kwijt kunnen zijn. Bij joed weer vlogen deze vogels steeds laag over het water, hetgeen de troepen roeken, die naar Engeland oversteken, haast altijd alegen te doen. Het beeld verandert, als er etn andere „fiets" van ons kantoor langzij komt praaien. Reeds uit de verte was zij onderkend als de V. L 114, van schipper A. S., die om zijn bekwaamheid en geluk hoog staat aangeschreven en door onzen stuurman zelfs als den „Koning van de zee" wordt betiteld. Weldra klinkt nu over en weer de langgerekte begroeting tusschen de beide schippers en brengen zij elkaar op de hoogte van de gepraaideschepen.de treurige vangsten en de prijzen, met telkens een angen uithaal om de zooveel woorden, terwijl de overige bemanning in eerbiedige stilte toeluistert. Als alles verteld is, klinkt het„Goeie visscherij en gezondheid met eikanderen allemaal Ze groeten met een hand zwaai en nu eerst breekt het geroep der matrozen van weerskanten los. „Dag Aai, dag vader, moeder laat je groeten Dag Hein Maar dit wordt spoedig afgesneden door het uit elkaar wijken der schepen. zonsopgang, toen Heintje, de afhouder, mij aan de patrijspoort enthousiast kwam wekken met zijn hoog kinderstemmetje „Mijnheer, een bijthaaien wij in het vage licht der acetyleenlampen een groo- ten haai heftig aan dek zagen spartelen. En dit geval herhaalde zich nog vier keer, zoodat de vangst inplaats van uit haring uit een heele verzameling Lamna's bestond, die vlug door ons van kaken en rugge streng werden ontdaan Hun lever voerden wij op aan de meeuwen, die altijd bij het schip te vinden zijn, als er gehaald wordt vooral de kleine zeemeeuw, waaronder in 't bijzonder die van twee zomers oud prachtig zijn geteekend met zwarte banden over nek, vleugels en staart. Het viel ons op, hoe weinig honger die meeuwen In dit jaargetijde hebben; mede ongetwijfelc door het schoone weer van dezen zomer verkeeren zij in uitstekende conditie. Apropos, van die bijthaaien schiet mi een leerdicht te binnen, dat door de zeelui nogal eens wordt aangehaald, n.l.„Gesprekéén schoen tuss.chen een stuurman en een verslinden-bereikte. den haai". Genoemde stuurman van een; Soms zijn de menschen als door haringbuis is er „geheel confuis" van, dat wondei het noodlot ontsnapt. Het is dien ure van zijn snoode voornemen afliet. Is er wel treffender bewijs voor den wille keur, waaraan onze Hollandsche visschers hebben bloot gestaan? Later werd Janus gewaar, dat de kapitein der duikboot de plaats der vernieling foutief naar Berlijn had geseind. Ook een der beide jongsten is, hoe klein hij ook zij, ternauwernood den dans ont sprongen. Op hun logger werden even benoorden vuurschip „Doggersbank-Noord' plotseling zonder een voorafgaande waar* schuwing, 18 schoten gelost door een duikboot. Men streek in allerijl een boot bereikte roeiende het vuurschip en werd vervolgens na 2 dagen naar het Nieuwediep getransporteerd, vanwaar onze knaap op en één klomp Vlaardingen een PLAATSELIJK NIEUWS. die roofzuchtige visschen zooveel haring opeten, maar de bijthaai, niet op zijn mondje gevallen, dient hém terdege van repliek, hij blijkt al spoedig van gereformeerde huize, beduidt den onthutste stuurman, dat God ook hem zijn plaats in de natuur heeft zelfden jongen gebeurd, dat er een mijn onder zijn logger ontplofte, zonder dat deze in het minst beschadigd werd. Ook schipper Jan G. bracht het er gelukkig af. Een duikboot gelastte hem haar naarCux- haven te volgen, maar des nachts doofde IJMUIDEN. Gevonden voorwerpen: een zijden damessjaaleen nummerplaat van een motorfiets, gemerkt H. 12997een zwart bruin hondje; een huissleuteljeenfielspomp. - Woensdag zijn door de politie aan gehouden ten L. in W. alhier, die ieder nog 2X3 dagen tegoed hadden, waarom ze naar Haarlem zijn overgebracht. - Donderdag kreeg de politie beticht van de vermissing van een bruin paard, dat vermoedelijk te Purmerend was verkocht. Later, dat het paard te Naarden in beslag was genomen. - Woensdag deed B. W. uit de van Heemskerkstraat aangifte dat hij gebeten was door een hond van den portier van het Thalialia Theater, waardoor zijn broek vernield werd. De schade werd vergoed. De heer H. deed aangifte dat aciiter zijn woning een partij bedorven vleesch was neergegooid. Bij onderzoek bleek het 8 K. G. gehakt, afkomstig van Amerikaansch bevroren vleesch. De politie zorgde dat het vleesch ver nietigd werd. De rijksklerk bij de Dir. Belastingen J. H. van der Meer is van Dordrecht naar hier verplaatst. VELSEN. Een ongewone drukte heerschte naar de Kenn. Ed. meldt, Woensdag aan den' Noordelijken oever van het Noordzeekanaal, beoosten de Velserponten. Voor het eerst worden hier thans de aardbeien voor Enge land geladen. Werden voorheen de aard beien van Beverwijk uit per schip vervoerd, en tusschen ponten en spoorbrug in de Engelsche schepen overgeladen, wat veel tijd vorderde, nu gaan de wagens, na gewogen en geveild te zijn in Beverwijk, direct naar het kanaal. Het was aardig te zien, hoe de sloffen, twee naast elkaar, in lange rijen van den wagen naar het schip werden gerold, afgewisseld door bennen en balen kruis bessen. De geheele lading was bestemd voor een jamfabriek in Lowestoft. Het nieuwtje had als vanzelf sprekend veel bekijks, mede in verband, dat in de on middellijke nabijheid een woonwagenkamp gevestigd is. Wij vernamen nog, dat een aanvrage tot het bouwen van een vasten steiger daar ter plaatse, door de Waterstaat geweigerd was. overspanning, onrustslapelousheiclGebruik MUNHAROT'S ZE!1UW'7£8LETT£M VScibijApolh. en drogisten, ter!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1922 | | pagina 2