IJmuider Courant
PREDIKBEURTEN
IJMUIDEN.
VOOR ZONDAG A.S.
NED. HERV. KERK.
GEREF. KERK.
CHR. GEREF. KERK.
VELSEROORD.
NED. HERV. KERK.
GEREF. KERK.
VELSEN.
NED. HERV. KERK.
GEREF. KERK.
SANTPOORT.
NED. HERV. KERK.
VAN DEN WACHTTOREN.
Nieuwe taal.
Een gelegenheidsspreker is niet te be
nijderi. Hij heeft gewoonlijk niet veel
bijzonders te zeggen en hij vervalt al
iiclu in versleten, afgebruikte woorden.
Gelegenheid en verlegenheid hooren
hier niet alleen naar den uiterlijken
klank bij elkaar. Wanneer de spreker
het maar kort maakt en eenvoudig
blijft Wil hij het eens extra mooi zeg
gen en waagt hij zich aan dichterlijke
beeldspraak, dan wordt hij een weinig
lachwekkend.
De Indische Volksraad heeft ter gele
genheid van den verjaardag der konin
gin een plechtige zitting gehouden in te
genwoordigheid van den gouverneur
generaal en de voorzitter in zijn toe
spraak een weinig op de lier getokkeld.
Maar het was een oud deuntje.
De economische omstandigheden,
waarin Indië met het overige deel der
wereld verkeert, zouden juichkreten
zelfs op dezen dag tot een onzuiver ge
luid maken. Zoo was het begin. Een
waarheid als een vette Indische buffel
dat onze tijd ons niet vroolijk stemt.
„Voor den wind varende bij kalme
zee zijn regeeringen en volken door felle
orkanen verrast en slechts weinigen is
het gelukt het veege lijf in veilige ha
ven te bergen. Nog houdt de storm aan
en velen zijn alleen op redding v. eigen
have bedacht en niet weinigen op
strandgoed uit."
Dat is alles zeemansbeeldspraak.
Maar de zeeman spreekt nooit van het
veege lijf, dat doen alleen ouderwetsche
dichters, die niet over eigen taal be
schikken.
„Maar gelijk de nacht juist voor zons
opgang het djnkerst is, zoo schijnt het
luwen der wereldcrisis ondanks all<01
nood ontwijfelbaar. Het wrakke is ver
nield, het gave heeft zich gehouden."
Over die dichtste duisternis juist voor
zonsopgang, zouden we de metereologie
wel eens willen raadplegen. Onze erva
ring is het, da-, het voor zonsopgang
wat begint op te 1 laren. Misschien is in
Indië echter de morgenschemering ev.-n
kort als de avondschemering. Doch ook
daar, zal de nacht wel niet donkerder
zijn, naarmate de komst der zon nabij is.
Hier is het beeld gevormd naar de ge
dachte en niet de gedachte naar het
beeld. Het moei eerst op zijn ergst wor
den, voordat de verbetering komt, zegt
ook de volkswijsheid.
Ook hier ontbreekt elk nieuw woord,
elk zelf gezien beeld bij den redenaar.
Hij is blijkbaar geen dichterlijk man,
maar moest daarom ook niet pogen zich
dichterlijk uit te drukken. Ieder vogel
tje zingt, zooals het gebekt is. Als een
spreeuw nachtegaalgeluiden gaat ma
ken, lachen wij er om. De spreeuw is een
grappenmaker en mag graag raar doen
In een dakgoot zittende, bootst hij al
lerlei stemmen uit de vogelwereld na
en spot zoo met de sentimenteele, smel
tende, zoetelijke geluiden van zijn hoo
I gerbegaafde soortgenooten. Maar een
gelegenheidsredenaar denkt niet aan
grapjes, maar is ernst van. begin tot
eind, van de beginkuch tot het: Ik heb
gezegd! Daarom doet hij verstandig, zoo
kort en gewoon mogelijk te spreken en
ook in de taal geheel zichzelf te zijn
Men moet niet dichterlijk willen zijn
als men geen nieuwe taal kan scheppen
De brand te Smyrna.
Een vluchtend leger tracht gewoon
lijk het gebied, waar het doorheen trekt,
te verwoesten, opdat de vijand er geen
proviand of onderdak zal kunnen vin
den. De Duitschers hebben dit in Noord
Frankrijk ook met hun bekende „Tüch
tigkeit gedaan. Stelselmatig verwoest
ten zij dorpen, steden, wegen, bruggen,
alles moest wijken voor de oorlogsnood-
zaak. Hetzelfde deden de Grieken bij
hun vlucht voor de Turken in Klein-
Azië. In Smyrna hebben zij eindelijk den
boel in den brand gestoken. Zij konden
de stad niet houden; de Turken zouden
haar ook niet ongeschonden hebben. Het
mooiste en welvarendste deel der stad
is in twee dagen en nachten door het
vuur verteerd. Konsulaatsgebouwen
kerken, scholen, ziekenhuizen, winkels
gingen in vlammen op. Voor vele milli-
oenen gingen verloren, 600 menschen
kwamen in de vlammen om. Het is een
afschuwelijke misdaad geweest.
Aanvankelijk hield men de Turken
voor de schuldigen. Kemal zou eerst zijn
troepen stevig in de hand gehouden en
hen van plunderen en brandstichten
hebben weerhouden; daarna zou er uit
de huizen door Grieken op hen gescho
ten en daar mee de hel losgebroken zijn.
Bij nader onderzoek is echter gebleken^
dat de Grieken en Armeniërs op ver
schillende plaatsen de stad in brand ge
stoken hebben. Zij deden dit uit haat te
gen de Turken, die ze in plaats van een
mooie en rijke stad een zwarte puin- en
aschhoop wilden laten.
Dit heeft de Grieksche zaak in de
oogen van het overige Europa geen goed
gedaan. De Turken staan bekend als
wreed en dweepziek. Maar zij blijken
geen schuld te hebben aan deze wan
daad. Dit zal ook in Engeland den lust
om een oorlog te beginnen ten behoeve
van het Grieksche volk sterk verminde
ren. Het gaat de Grieken als de kikker
uit de bekende fabel van Aesopus, die
zich wilde opblazen tot de groote van
een os en daarbij uiteensprong. Van de
grootheidsdroomen der Grieken komt
niets terecht; zij zullen zich moeten ver
genoegen, een der kleinere staatjes van
Oostelijk Europa te zijn.
Kemal is gelukkig voor rede niet on
vatbaar. Hij weet ook nu nog steeds zijn
leger, dat vurig begeert, om verdere
overwinningen te behalen, in bedwang
te houden. Engeland wil ook niet ailes
op haren en snaren zetten en de toe
stand in het Oosten is thans veel min
der gevaarlijk, dan een week geleden.
Het eind der geschiedenis zal wel zijn,
dat Constantinopel weer vrij wordt, de
hoofdstad van Turkije, waar de Gealli
eerden niets meer te zeggen hebben, dat
Griekenland ook Thracië zal moeien af
staan aan den vijand en dat er een of
andere regeling tusschen de staten ge
vonden wordt, waardoor de Dardenel-
len de openbare zeeweg worden voor
alle volken. Het eind wordt zoo: De
Turk erop en de Griek eronder!
UIT ONS PARLEMENT.
Ons erfrecht, als ons geheeie familie
recht, is, zooals het in 1838 werd gere
geld, grootendeels van Germaansclien
oorsprong in tegenstelling met ons ver
bintenissenrecht dat vrijwel geheel en
ons goederenrecht, dat goeddeels op het
Romeinsche recht gebaseerd is. Een ge
volg daarvan is, dat de gedachte aan de
familie, den stam der oude Germanen,
aan een familievermogen en sterk op
den voorgrond treedt en dienovereen
komstig het persoonlijk recht lot erven
zich tot verre bloedverwanten uitstrekt
maar ook, dat de echtgenoot, als niet
tot de familie in engeren zin beboerend
buiten het erfrecht gesloten is. Hierin
nu brengt het ontwerp tot wijziging van
ons erfrecht, verandering. Oorspronke
lijk was daarin zelfs alle erfopvolgings-
recht voor bloedverwanten, die den erf
later verder dan in den derden graad
bestaan, vervallen.
Maar van deze radicale bepaling is
minister Heemskerk teruggekomen,
blijkbaar niet zoozeer, omdat hij haar
niet wenschelijk achtte, als wel,
omdat hij daarmee geheel het wij-
zigingsontwerp in gevaar vreesde te
brengen en dat, blijkens zijn opmerking
tegenover den heer Duys niet zoozeer
uit vrees voor heeren der Tweede- als
wel voor die uit de Eerste Kamer. De
eersten bleken weliswaar met de ge
dachte voor het ontwerp vrijwel in te
stemmen. Maar toch zou het nog te be
zien gestaan hebben, of ze aan een zoo
radicale wijziging als het oorspronke
lijk ontwerp inhield, hun stem zouden
hebben gegeven.
Nu was de heer De Monté ver Loren
die zijn stem onthield en zich blijkbaar
vastklampte aan de gedachte dat het
goed in de familie moest blijven. Door
den minister werd die gedachte, ook als
niet van anti-revolutionairen huize, af
gewezen en daartegenover de gedachte
gesteld, die aan het ontwerp ten grond
slag ligt, dat het erfopvolgingsrecht niet
familierecht is maar feitelijk gezinserf-
recht. Een uitbreiding van het erfrecht
tot den zesden graad, scheen daarmee
niet verklaard, al was zeker het ver
schil met ons tegenwoordig erfrecht, dat
nog tot den 12den graad laat erven, ze
ker in het oog springend. De heer Duys
was het dan ook met die regeling niet
eens en pleitte, maar tevergeefs, voor
de oorspronkelijke redactie, die alleen
tot den 3den graad en bovendien aan
afstammelingen van broers cn zusters
een recht gaf.
Het overige verzet, 'dat in de Kamer
tot uiting kwam, richtte zich hoofdza
kelijk tegen de regeling van het recht
van den langstlevenden echtgenoot, die
volgens het thans geldend recht niets
krijgt, maar nu een recht geeft op een
kindsgedeelte. De heer Oud vond dit te
weinig en stelde minstens x/4 der nala
tenschap voor. Maar ofschoon tal van
heeren daarvoor wel iets bleken te voe
len, verwierp de Kamer het betreffend
amendement.
Een ander bezwaar van dien heer
gold het ontbreken van een bepaling
dat de echtgenoot niet onterfd mag
worden, dus recht heeft op een wettelijk
erfdeel. Ook wenschte hij de voorschrif
ten betreffende testamentaire beschik
kingen bij tweede huwelijk uit den titel
over erfopvolgingsrecht te schrappen,
een gedachte, die door de Commissie
van Rapporteurs werd overgenomen en
in een amendament belichaamd, waar
voor de heer Oud het zijne introk en
dat de Kamer goedkeurde. Een ander
amendement der Commissie, dat den
echtgenoot de bevoegdheid gaf, meube
len enz. uit den gemeenschappelijken
inboedel tot zich te nemen, mits, zoo die
meer waarde hadden dan het erfdeel,
het verschil vooraf aan de erfgenamen
vergoed werd, en dat eveneens in de
plaats kwam van een amendement-Oud,
werd ook aangenomen.
Naast deze erfrechtswijziging heeft
de Kamer een interpellatie van den
heer Braambeek betreffende de spoor-
yvegexploitatie behandeld. De gedachte
aarvan deze interpellatie uitging was,
dat bezuiniging noodig was, ten einde
een eenigszins loonend spoorwegbedrijf
te krijgen, maar dat het allerminst noo
dig en ook niet billijk was, die bezuini
ging in een verlaging van de loonen van
het personeel te zoeken. De interpellant
meende veeleer, dat 'n betere gestie der
directie het bedrijf op den goeden weg
zou helpen en noemde de organisatie
duur en ondoelmatig, waarbij hij ver
wees naar den bouw van een admini
stratiegebouw te Utrecht, dat 9 millioen
kostte. Die meening werd blijkbaar door
velen gedeeld, waarbij tevens de opvat
ting naar voren kwam, dat een bedrijf
als het spoorwegbedrijf niet persé een
sluitende rekening behoefde te heb
ben, omdat het een openbaren dienst
gold in het belang van het oeconomisch
leven der gemeenschap en het geld,
laarin gestoken, op andere wijze, zijn
rente wel opbracht.
Van het slot zijner interpellatie stelde
de heer Van Braamheek den minister
tal van vragen omtrent de te nemen be
zuinigingsmaatregelen, een betere ver
houding tusschen posterijen en spoor
wegen, het heffen van bijdragen van het
onderhoud van water- en landwegen,
de concurrenten van de spoorwegen,
door hen, die daarvan gebruik maakten
nz. Een der laatste vragen zette hij bo
vendien in een motie om, waarin het
als niet wenschelijk werd uitgesproken
de arbeidsvoorwaarden van het perso
neel in ongunstigen zin te wijzigen, al
vorens een in te stellen commissie,
waarin ook de vakbonden vertegen
woordigd zouden zijn, een onderzoek
naar organisatie en gestie van het be
drijf had ingesteld. Deze motie bleek
den minister en vele andere heeren, die
overigens wel voor een commissie van
onderzoek voelden, weinig naar den
zin. En de minister zette uitvoerig uit
een, dat bezuiniging niet mogelijk was,
wanneer niet aan het loon geraakt werd
Van de uitgaven van 194 millioen in
9121 waren toch 129 personeele uitgaven
zoodat slechts 65 voor andere doelein
den overbleven. Van deze 65 was de ko-
lenrekening 31 millioen. En op de dan
nog overblijvende 34 millioen was toch
moeielijk 35 te bezuinigen. Maar dit wil
de niet zeggen, dat men oogenblikkelijk
tot loonsverlaging zou overgaan. De mi
nister somde 20 maatregelen ter bezui
niging op en noemde anderen als in
overweging. Onder de 20 bleek ook be
zuiniging op de kolen tot een bedrag
van 4 millioen, dan bezuiniging door
werktijdverlenging van 5 millioen, door
beperking van den dienst aan de over
wegen 4 millioen enz., in totaal 32 a 34
millioen. Maar daarbij bleek dan toch
ook 7 millioen door loonsverlaging of
pensioenkorting met 1 Januari 1923.
En daarom was het natuurlijk moei
lijk in den afloop van het werk eener
onderzoekscommissie te wachten.
INGEZONDEN.
Buiten verantwoordelijkheid der
Redactie.
Geachte Redacteur!
Mag ik nog eens eene kleine ruimte
vragen in uw blad?
VV at kost ons hapje vleesch? Onze
lekkere karbonade of biefstuk, waar
van wij, en niet ten onrechte, zooveel
genieten, kost maar al te dikwijls, een
naamloos lijden der meeste slachtdie
ren, hetzij bij vervoer of bij het dooden.
Men weet niet, hoe menig dier, daar
voor geleden heeft
ik zal u daarvan een treffend staaltie
vertellen!
1 wee heeren uit Velsen, kwamen mij
moedeelen, dat bij den slager S. in hun
ne buurt, een varken op onmenschelijke
wijze geslacht was, en zij hoopten, dat
de Dierenbescherming, aan dergelijke
wandaden, een einde zou maken! Ook
een koe, had bij dienzelfden slager, een
dag en een nacht zonder eten of drinken
buiten op de plaats, op zijn dood moeten
wachten! Natuurlijk is deze zaak in be
handeling genomen.
Veel zal in stilte geleden worden, ach
ter de gesloten deuren der slachtplaats,
uit wreedheid of onwetendheid! Een ge
voel van afschuw vervult ons, bij die
gedachte, en doe ik een beroep op alle
weldenkende menschen, toch vooral te
onderzoeken van wien zij het vleesch
betrekken! Het slachtvee, dat voor ons
geofferd wordt, heeft er recht op, zoo
min mogelijk te lijden.
1 dankend voor de plaatsing,
Mej. E. KERBERT,
Secr.sse Velsen en Omstr.
der N. V. t. B. v. Dieren.
„Een Vergeten Hoofdstuk".
Beleefd verzoekt ondergeteekende
eenige plaatsruimte voor het volgende:
Toen ik Woensdag 17 October j.l. in
de IJmuider Courant het bericht las
aangaande de vordering der werk
zaamheden van den bouw van het
Hoogovenbedrijf, dacht ik onwillekeu
rig aan het boek, door Domela Nieu-
wenhuis uitgegeven en getiteld „Een
Vergeten Hoofdstuk". Bij het 25-jarig
regeeringsjubileum van Willem den
derde, werd door het Nieuws van den
Dag, een premieboekwerk uitgegeven,
waarin cle toestand van het Nederland-
sche volk, van de mooiste kant beke
ken, beschreven werd. Voor Domela
Nieuwenhuis was dit een reden om een
boek te schrijven, waarin werd behan
deld, hoe de ook Nederlandsche arbei
ders werkten op de loodwitfabrieken,
woonden op of onder de Friesche en
Drentsche heide, en leefden in de men-
schenpakhuizen in de steden.
Zoo ook was er iets vergeten, in het
bericht van Woensdag 17 October j.l.,
misschien is het den journalist niet op
gevallen, toen hij zijn rondgang maak
te over de terreinen van het Koninklijk
Nederlandsch Hoogovenbedrijf, dat er
een zéér groot percentage Duitschers
werkzaam is. De verschillende onder-
deelen van het bedrijf zal ik hier even
de revue laten passeeren om U daar
een duidelijk beeld van te geven.
Ten eerste, bij de firma Bütser, van
Rotterdam, aannemers van betonwerk.
Op 12 October 1.1. werden 38 Holland-
sche en 2 Duitsche arbeiders ontslagen,
waarvan waien 12 timmerlieden, 7
vlechters en 21 sjouwerlieden. Op den
lien October, dus 1 dag daarvoor wer
den nog 2 Duitschers, welke volgens
hun pas stucadoor zijn, als timmerman
in de beton, geplaatst. Nu werken daar
bij die firma 34 Duitsche timmerlie
den tegen 10 Hollandsche. Men behoeft
ook niet als argument aan te voeren
dat de Hollanders dat werk niet ver
staan, want zij zijn het juist die het be-
.angrijkste werk, dat is het maken en
stellen der schotten verrichten, terwijl
de Duitschers in hoofdzaak niet an
ders doen dan z.g.n. inschalen. Wat de
comentwerkers aangaat, werken er 7
Duitsche en 1 Hollandsche cementwer-
ker.
Aan de Gute Hofnungshütte, dat is
de firma die de ijzer-constructiewerken
uitvoert, werken ongeveer 80 Holland
sche sjouwerlieden, op dat werk onge
schoolde arbeiders geheeten, welke
door het Hoogovenbedrijf worden ge
leverd voor een loon van 45 et. tot en
met 63 ct. per uur. De geschoolde ar
beiders zijn bijna allen Duitschers
40 klinkers en monteurs.
Aan de commuunbouw en vuurvast-
werk, weer een andere onderaannemer,
werken 36 Duitsche metselaars, 12
Duitsche opperlieden en maar 14 Hol
landsche opperlieden. Ook hier dus we
der het grootste gedeelte Duitschers.
olgens mijn bescheiden meaning is
hier voldoende mee geillustre rd hoe
of het Nederlandsch hoogovenbedrijf
in hoofdzaak door Duitsche ai beiders
word klaargemaakt. Nu kan men wei
als argument aanvoeren dat de Duit
schers met dat werk beter op de hoog
te zijn, maar ik weet bij ondervinding
dat de Hollandsche geschoolde arbei
ders ook wel een Duitsche wei kteeke-
ning kunnen lezen, en wanneer er dan
enkele opzichters met ervaring bij zijn,
komt de zaak best voor elkaar.
Toen de houtstoffabriek voor de fir
ma van Gelder-Zonen werd gebouwd,
hadden wij Noorsche teekeningen en
een opzichter uit Noorwegen, onder
wiens leiding, al kon hij gei n Hol-
landsch en wij geen Noorsch, *ij het
werk klaar maakten.
Men kan tegenwoordig geen krant
inkijken of men leest van groot" werk
loosheid in bijna alle vakken. Volgens
den heer H. W. J. J. van Deventer, In
specteur bij den Raad van Ai beid te
's Gravenhage wordt er vrijwel, dit is
in verhouding tot de werkloosheid,
niets tegen gedaan. Hij raadt dan ook
aan om spoedig en krachtig in te grij
pen, eer het te laat is. De stucudoors-
patroons en arbeiders-orgaidsaties
zijn overeengekomen om geen buiten-
landsche arbeiders meer aan te stellen
met 't oog op de werkloosheid in 't stu-
cadoors-vak. Dit is al een klein stapje
in de goede richting. Er wordt d es door
deze organisaties al een goed voorbeeld
gegeven om zooveel mogelijk Holland
sche arbeiders te plaatsen. Het doel van
dit schrijven is in hoofdzaak om in wat
bi eeder kring bekend te maken hoe of
hier te IJmuiden de Hollandsche ar
beiders worden genegeerd en de buiten
landers worden voorgetrokken, trots
de groote werkloosheid, die hier ter
plaatse en in geheel Nederland
heerscht.
Met dank voor de opname verblijft
Hoogachtend,
namens de afd. Velsen der
Landelijke Federatie v. Bouw
vakarbeiders.
A. v. d. SCHOOR, Vooi zitter.
PLAATSELIJK NIEUWS.
VELSEROORD.
Concert Euphonie.
Hat Symphonie-orkest „Euphonie" al
hier, directeur de heer M. Adam te
Haarlem, gaf Woensdagavond zijn eer
ste concert in dit seizoen in de Concert
zaal Tivoli, die geheel bezet was. Na e*m
openingswoord van den voorzitter, den
heer J. Visser, werd begonnen met den
Metropol-marsch van Paul Lincke, die
krachtig en forsch werd gespeeld. Da
delijk daarop speelde het orkee.t van
denzelfden componist een heel ander
werk, n.l. Fraulein Loreley, een uver-
ture, schoon van klank en vol rijke af
wisseling, die schitterend werd vertolkt
Zeer mooi was „Grossmüttorchen
Landler" van Gustav Lanzer, waa-in de
iieer P. Stam de solo-viool-parti j ver
vulde en dit als dilettant deed op een
wijze, die het publiek in verrukking
bracht en die hem een dankbaar ap
plaus deed verwerven
De heer W. van Tilburg gaf een solo
voor piano en deed dit bijzonder knap.
Zijn kalm en sober spel munt uit door
goede techniek, echter kon het gekozen
n immer, een Serenade van C. van Tal,
ons niet bijzonder bekoren.
Na de pauze gaf de directeur blijk dat
hij met Euphonie wat kan. De Lust-
spiel-ouverture van W. Metter en voor
al Dur und Moll Potpourrie van Ad.
Sihreiner, hoe hebben we daarvan ge
noten. Al waren er kleine vlekjes zeer
te roemen viel het uitnemende samen
spel, de mooie klank en vooral de warm
te, waarmede gespeeld werd.
Men kon zien dat de leden van 't or
kest leven in de muziek. Er is da n ook
heel wat opoffering en studie noooig om
t zoo ver te brengen en menige vrije
Zaterdagmiddag is er aan gegevri.
Het nummer voor quintet was h et 1 e-
kende „Loin du Bal" van E. Gillet,
waarin ook de directeur meespeelde.
Toch voldeed deze vertolking ons niet,
e misten hier de fijnheid van 0 pvat-
ting, de ijlheid van klank, die we el
ders zoo vaak in dit opus bewonderden.
Maar 't was een schoone avond, die
Euphonie ons zoo vroeg reeds gak Bij
het volgend concert herdenkt he t or
kest zijn 5-jarig bestaan. Dan wacht ons
zeker een extra-mooie uitvoering.
Jammer vonden wij het dat ei den
ganschen avond zoo stevig ge.ookt
werd. Op 't laatst waren de spelers bij
kans niet meer te zien. Laat het bestuur
daar voortaan voor zorgen dat '1 niet
gebeurt, het neemt veel van het .genot
van zoo'n avond weg. En voor de spe
lers en de dames vooral moet het een
marteling zijn.
Zaterdag<28 October
Tweede blad.
10 uur: Ds. Oostrom Soede.
Maandelijksche Collecte voor de Kerk
5 uur: Ds. Erdman.
Zaterdagavond 8 uur, bidstond.
DOOPSGEZ. GEM. AFD. PROT.-BOND.
10.30 uur: Ds. W. Luikinga
10 uurDs. J. Jansen.
5 uurDezelfde.
10 uur: Ds. J. B. G. Croes.
5 uurDezelfde.
Woensdagavond 7.30 Dankuur voor het
gewas Ds. Croes
10 uur: Ds. Kroese.
5 uurDezelfde.
10 uur: Ds. Wissink.
5 uur: Dezelfde.
10 uurDs. Eggink.
5.30 uurDezelfde dankzegging.
10 uur: Kinderkerk, Lokaal Wijkeroog
WIJKEROOG.
10 uur: Ds. Boerkoel, H. Avondmaal.
5 uur: Dezelfde, dankzegging.
10 uurDr. G. A. van den Berghvan Eysinga
Dinsdag 8 uur 's avonds dezelfde.
Kerkhervorming, Zang van Mej. Rijbroek.
Collecte Orgelfonds.
EVANGELISATIE.
10 uur: Ds Vunderink te Haarlem.
6 30 uur: Ds. N. van Schouwenburg, te
Amsterdam.