IJmuider Courant PREDIKBEURTEN IJMUIDEN. VOOR ZONDAG A.S. NED. HERV. KERK. GEREF. KERK. CHR. GEREF. KERK. VELSEROORD. NED. HERV. KERK. GEREF. KERK. VELSEN. NED. HERV. KERK. GEREF. KERK. SANTPOORT. NED. HERV. KERK. VAN DEN WACHTTOREN. Nieuwe taal. Een gelegenheidsspreker is niet te be nijderi. Hij heeft gewoonlijk niet veel bijzonders te zeggen en hij vervalt al iiclu in versleten, afgebruikte woorden. Gelegenheid en verlegenheid hooren hier niet alleen naar den uiterlijken klank bij elkaar. Wanneer de spreker het maar kort maakt en eenvoudig blijft Wil hij het eens extra mooi zeg gen en waagt hij zich aan dichterlijke beeldspraak, dan wordt hij een weinig lachwekkend. De Indische Volksraad heeft ter gele genheid van den verjaardag der konin gin een plechtige zitting gehouden in te genwoordigheid van den gouverneur generaal en de voorzitter in zijn toe spraak een weinig op de lier getokkeld. Maar het was een oud deuntje. De economische omstandigheden, waarin Indië met het overige deel der wereld verkeert, zouden juichkreten zelfs op dezen dag tot een onzuiver ge luid maken. Zoo was het begin. Een waarheid als een vette Indische buffel dat onze tijd ons niet vroolijk stemt. „Voor den wind varende bij kalme zee zijn regeeringen en volken door felle orkanen verrast en slechts weinigen is het gelukt het veege lijf in veilige ha ven te bergen. Nog houdt de storm aan en velen zijn alleen op redding v. eigen have bedacht en niet weinigen op strandgoed uit." Dat is alles zeemansbeeldspraak. Maar de zeeman spreekt nooit van het veege lijf, dat doen alleen ouderwetsche dichters, die niet over eigen taal be schikken. „Maar gelijk de nacht juist voor zons opgang het djnkerst is, zoo schijnt het luwen der wereldcrisis ondanks all<01 nood ontwijfelbaar. Het wrakke is ver nield, het gave heeft zich gehouden." Over die dichtste duisternis juist voor zonsopgang, zouden we de metereologie wel eens willen raadplegen. Onze erva ring is het, da-, het voor zonsopgang wat begint op te 1 laren. Misschien is in Indië echter de morgenschemering ev.-n kort als de avondschemering. Doch ook daar, zal de nacht wel niet donkerder zijn, naarmate de komst der zon nabij is. Hier is het beeld gevormd naar de ge dachte en niet de gedachte naar het beeld. Het moei eerst op zijn ergst wor den, voordat de verbetering komt, zegt ook de volkswijsheid. Ook hier ontbreekt elk nieuw woord, elk zelf gezien beeld bij den redenaar. Hij is blijkbaar geen dichterlijk man, maar moest daarom ook niet pogen zich dichterlijk uit te drukken. Ieder vogel tje zingt, zooals het gebekt is. Als een spreeuw nachtegaalgeluiden gaat ma ken, lachen wij er om. De spreeuw is een grappenmaker en mag graag raar doen In een dakgoot zittende, bootst hij al lerlei stemmen uit de vogelwereld na en spot zoo met de sentimenteele, smel tende, zoetelijke geluiden van zijn hoo I gerbegaafde soortgenooten. Maar een gelegenheidsredenaar denkt niet aan grapjes, maar is ernst van. begin tot eind, van de beginkuch tot het: Ik heb gezegd! Daarom doet hij verstandig, zoo kort en gewoon mogelijk te spreken en ook in de taal geheel zichzelf te zijn Men moet niet dichterlijk willen zijn als men geen nieuwe taal kan scheppen De brand te Smyrna. Een vluchtend leger tracht gewoon lijk het gebied, waar het doorheen trekt, te verwoesten, opdat de vijand er geen proviand of onderdak zal kunnen vin den. De Duitschers hebben dit in Noord Frankrijk ook met hun bekende „Tüch tigkeit gedaan. Stelselmatig verwoest ten zij dorpen, steden, wegen, bruggen, alles moest wijken voor de oorlogsnood- zaak. Hetzelfde deden de Grieken bij hun vlucht voor de Turken in Klein- Azië. In Smyrna hebben zij eindelijk den boel in den brand gestoken. Zij konden de stad niet houden; de Turken zouden haar ook niet ongeschonden hebben. Het mooiste en welvarendste deel der stad is in twee dagen en nachten door het vuur verteerd. Konsulaatsgebouwen kerken, scholen, ziekenhuizen, winkels gingen in vlammen op. Voor vele milli- oenen gingen verloren, 600 menschen kwamen in de vlammen om. Het is een afschuwelijke misdaad geweest. Aanvankelijk hield men de Turken voor de schuldigen. Kemal zou eerst zijn troepen stevig in de hand gehouden en hen van plunderen en brandstichten hebben weerhouden; daarna zou er uit de huizen door Grieken op hen gescho ten en daar mee de hel losgebroken zijn. Bij nader onderzoek is echter gebleken^ dat de Grieken en Armeniërs op ver schillende plaatsen de stad in brand ge stoken hebben. Zij deden dit uit haat te gen de Turken, die ze in plaats van een mooie en rijke stad een zwarte puin- en aschhoop wilden laten. Dit heeft de Grieksche zaak in de oogen van het overige Europa geen goed gedaan. De Turken staan bekend als wreed en dweepziek. Maar zij blijken geen schuld te hebben aan deze wan daad. Dit zal ook in Engeland den lust om een oorlog te beginnen ten behoeve van het Grieksche volk sterk verminde ren. Het gaat de Grieken als de kikker uit de bekende fabel van Aesopus, die zich wilde opblazen tot de groote van een os en daarbij uiteensprong. Van de grootheidsdroomen der Grieken komt niets terecht; zij zullen zich moeten ver genoegen, een der kleinere staatjes van Oostelijk Europa te zijn. Kemal is gelukkig voor rede niet on vatbaar. Hij weet ook nu nog steeds zijn leger, dat vurig begeert, om verdere overwinningen te behalen, in bedwang te houden. Engeland wil ook niet ailes op haren en snaren zetten en de toe stand in het Oosten is thans veel min der gevaarlijk, dan een week geleden. Het eind der geschiedenis zal wel zijn, dat Constantinopel weer vrij wordt, de hoofdstad van Turkije, waar de Gealli eerden niets meer te zeggen hebben, dat Griekenland ook Thracië zal moeien af staan aan den vijand en dat er een of andere regeling tusschen de staten ge vonden wordt, waardoor de Dardenel- len de openbare zeeweg worden voor alle volken. Het eind wordt zoo: De Turk erop en de Griek eronder! UIT ONS PARLEMENT. Ons erfrecht, als ons geheeie familie recht, is, zooals het in 1838 werd gere geld, grootendeels van Germaansclien oorsprong in tegenstelling met ons ver bintenissenrecht dat vrijwel geheel en ons goederenrecht, dat goeddeels op het Romeinsche recht gebaseerd is. Een ge volg daarvan is, dat de gedachte aan de familie, den stam der oude Germanen, aan een familievermogen en sterk op den voorgrond treedt en dienovereen komstig het persoonlijk recht lot erven zich tot verre bloedverwanten uitstrekt maar ook, dat de echtgenoot, als niet tot de familie in engeren zin beboerend buiten het erfrecht gesloten is. Hierin nu brengt het ontwerp tot wijziging van ons erfrecht, verandering. Oorspronke lijk was daarin zelfs alle erfopvolgings- recht voor bloedverwanten, die den erf later verder dan in den derden graad bestaan, vervallen. Maar van deze radicale bepaling is minister Heemskerk teruggekomen, blijkbaar niet zoozeer, omdat hij haar niet wenschelijk achtte, als wel, omdat hij daarmee geheel het wij- zigingsontwerp in gevaar vreesde te brengen en dat, blijkens zijn opmerking tegenover den heer Duys niet zoozeer uit vrees voor heeren der Tweede- als wel voor die uit de Eerste Kamer. De eersten bleken weliswaar met de ge dachte voor het ontwerp vrijwel in te stemmen. Maar toch zou het nog te be zien gestaan hebben, of ze aan een zoo radicale wijziging als het oorspronke lijk ontwerp inhield, hun stem zouden hebben gegeven. Nu was de heer De Monté ver Loren die zijn stem onthield en zich blijkbaar vastklampte aan de gedachte dat het goed in de familie moest blijven. Door den minister werd die gedachte, ook als niet van anti-revolutionairen huize, af gewezen en daartegenover de gedachte gesteld, die aan het ontwerp ten grond slag ligt, dat het erfopvolgingsrecht niet familierecht is maar feitelijk gezinserf- recht. Een uitbreiding van het erfrecht tot den zesden graad, scheen daarmee niet verklaard, al was zeker het ver schil met ons tegenwoordig erfrecht, dat nog tot den 12den graad laat erven, ze ker in het oog springend. De heer Duys was het dan ook met die regeling niet eens en pleitte, maar tevergeefs, voor de oorspronkelijke redactie, die alleen tot den 3den graad en bovendien aan afstammelingen van broers cn zusters een recht gaf. Het overige verzet, 'dat in de Kamer tot uiting kwam, richtte zich hoofdza kelijk tegen de regeling van het recht van den langstlevenden echtgenoot, die volgens het thans geldend recht niets krijgt, maar nu een recht geeft op een kindsgedeelte. De heer Oud vond dit te weinig en stelde minstens x/4 der nala tenschap voor. Maar ofschoon tal van heeren daarvoor wel iets bleken te voe len, verwierp de Kamer het betreffend amendement. Een ander bezwaar van dien heer gold het ontbreken van een bepaling dat de echtgenoot niet onterfd mag worden, dus recht heeft op een wettelijk erfdeel. Ook wenschte hij de voorschrif ten betreffende testamentaire beschik kingen bij tweede huwelijk uit den titel over erfopvolgingsrecht te schrappen, een gedachte, die door de Commissie van Rapporteurs werd overgenomen en in een amendament belichaamd, waar voor de heer Oud het zijne introk en dat de Kamer goedkeurde. Een ander amendement der Commissie, dat den echtgenoot de bevoegdheid gaf, meube len enz. uit den gemeenschappelijken inboedel tot zich te nemen, mits, zoo die meer waarde hadden dan het erfdeel, het verschil vooraf aan de erfgenamen vergoed werd, en dat eveneens in de plaats kwam van een amendement-Oud, werd ook aangenomen. Naast deze erfrechtswijziging heeft de Kamer een interpellatie van den heer Braambeek betreffende de spoor- yvegexploitatie behandeld. De gedachte aarvan deze interpellatie uitging was, dat bezuiniging noodig was, ten einde een eenigszins loonend spoorwegbedrijf te krijgen, maar dat het allerminst noo dig en ook niet billijk was, die bezuini ging in een verlaging van de loonen van het personeel te zoeken. De interpellant meende veeleer, dat 'n betere gestie der directie het bedrijf op den goeden weg zou helpen en noemde de organisatie duur en ondoelmatig, waarbij hij ver wees naar den bouw van een admini stratiegebouw te Utrecht, dat 9 millioen kostte. Die meening werd blijkbaar door velen gedeeld, waarbij tevens de opvat ting naar voren kwam, dat een bedrijf als het spoorwegbedrijf niet persé een sluitende rekening behoefde te heb ben, omdat het een openbaren dienst gold in het belang van het oeconomisch leven der gemeenschap en het geld, laarin gestoken, op andere wijze, zijn rente wel opbracht. Van het slot zijner interpellatie stelde de heer Van Braamheek den minister tal van vragen omtrent de te nemen be zuinigingsmaatregelen, een betere ver houding tusschen posterijen en spoor wegen, het heffen van bijdragen van het onderhoud van water- en landwegen, de concurrenten van de spoorwegen, door hen, die daarvan gebruik maakten nz. Een der laatste vragen zette hij bo vendien in een motie om, waarin het als niet wenschelijk werd uitgesproken de arbeidsvoorwaarden van het perso neel in ongunstigen zin te wijzigen, al vorens een in te stellen commissie, waarin ook de vakbonden vertegen woordigd zouden zijn, een onderzoek naar organisatie en gestie van het be drijf had ingesteld. Deze motie bleek den minister en vele andere heeren, die overigens wel voor een commissie van onderzoek voelden, weinig naar den zin. En de minister zette uitvoerig uit een, dat bezuiniging niet mogelijk was, wanneer niet aan het loon geraakt werd Van de uitgaven van 194 millioen in 9121 waren toch 129 personeele uitgaven zoodat slechts 65 voor andere doelein den overbleven. Van deze 65 was de ko- lenrekening 31 millioen. En op de dan nog overblijvende 34 millioen was toch moeielijk 35 te bezuinigen. Maar dit wil de niet zeggen, dat men oogenblikkelijk tot loonsverlaging zou overgaan. De mi nister somde 20 maatregelen ter bezui niging op en noemde anderen als in overweging. Onder de 20 bleek ook be zuiniging op de kolen tot een bedrag van 4 millioen, dan bezuiniging door werktijdverlenging van 5 millioen, door beperking van den dienst aan de over wegen 4 millioen enz., in totaal 32 a 34 millioen. Maar daarbij bleek dan toch ook 7 millioen door loonsverlaging of pensioenkorting met 1 Januari 1923. En daarom was het natuurlijk moei lijk in den afloop van het werk eener onderzoekscommissie te wachten. INGEZONDEN. Buiten verantwoordelijkheid der Redactie. Geachte Redacteur! Mag ik nog eens eene kleine ruimte vragen in uw blad? VV at kost ons hapje vleesch? Onze lekkere karbonade of biefstuk, waar van wij, en niet ten onrechte, zooveel genieten, kost maar al te dikwijls, een naamloos lijden der meeste slachtdie ren, hetzij bij vervoer of bij het dooden. Men weet niet, hoe menig dier, daar voor geleden heeft ik zal u daarvan een treffend staaltie vertellen! 1 wee heeren uit Velsen, kwamen mij moedeelen, dat bij den slager S. in hun ne buurt, een varken op onmenschelijke wijze geslacht was, en zij hoopten, dat de Dierenbescherming, aan dergelijke wandaden, een einde zou maken! Ook een koe, had bij dienzelfden slager, een dag en een nacht zonder eten of drinken buiten op de plaats, op zijn dood moeten wachten! Natuurlijk is deze zaak in be handeling genomen. Veel zal in stilte geleden worden, ach ter de gesloten deuren der slachtplaats, uit wreedheid of onwetendheid! Een ge voel van afschuw vervult ons, bij die gedachte, en doe ik een beroep op alle weldenkende menschen, toch vooral te onderzoeken van wien zij het vleesch betrekken! Het slachtvee, dat voor ons geofferd wordt, heeft er recht op, zoo min mogelijk te lijden. 1 dankend voor de plaatsing, Mej. E. KERBERT, Secr.sse Velsen en Omstr. der N. V. t. B. v. Dieren. „Een Vergeten Hoofdstuk". Beleefd verzoekt ondergeteekende eenige plaatsruimte voor het volgende: Toen ik Woensdag 17 October j.l. in de IJmuider Courant het bericht las aangaande de vordering der werk zaamheden van den bouw van het Hoogovenbedrijf, dacht ik onwillekeu rig aan het boek, door Domela Nieu- wenhuis uitgegeven en getiteld „Een Vergeten Hoofdstuk". Bij het 25-jarig regeeringsjubileum van Willem den derde, werd door het Nieuws van den Dag, een premieboekwerk uitgegeven, waarin cle toestand van het Nederland- sche volk, van de mooiste kant beke ken, beschreven werd. Voor Domela Nieuwenhuis was dit een reden om een boek te schrijven, waarin werd behan deld, hoe de ook Nederlandsche arbei ders werkten op de loodwitfabrieken, woonden op of onder de Friesche en Drentsche heide, en leefden in de men- schenpakhuizen in de steden. Zoo ook was er iets vergeten, in het bericht van Woensdag 17 October j.l., misschien is het den journalist niet op gevallen, toen hij zijn rondgang maak te over de terreinen van het Koninklijk Nederlandsch Hoogovenbedrijf, dat er een zéér groot percentage Duitschers werkzaam is. De verschillende onder- deelen van het bedrijf zal ik hier even de revue laten passeeren om U daar een duidelijk beeld van te geven. Ten eerste, bij de firma Bütser, van Rotterdam, aannemers van betonwerk. Op 12 October 1.1. werden 38 Holland- sche en 2 Duitsche arbeiders ontslagen, waarvan waien 12 timmerlieden, 7 vlechters en 21 sjouwerlieden. Op den lien October, dus 1 dag daarvoor wer den nog 2 Duitschers, welke volgens hun pas stucadoor zijn, als timmerman in de beton, geplaatst. Nu werken daar bij die firma 34 Duitsche timmerlie den tegen 10 Hollandsche. Men behoeft ook niet als argument aan te voeren dat de Hollanders dat werk niet ver staan, want zij zijn het juist die het be- .angrijkste werk, dat is het maken en stellen der schotten verrichten, terwijl de Duitschers in hoofdzaak niet an ders doen dan z.g.n. inschalen. Wat de comentwerkers aangaat, werken er 7 Duitsche en 1 Hollandsche cementwer- ker. Aan de Gute Hofnungshütte, dat is de firma die de ijzer-constructiewerken uitvoert, werken ongeveer 80 Holland sche sjouwerlieden, op dat werk onge schoolde arbeiders geheeten, welke door het Hoogovenbedrijf worden ge leverd voor een loon van 45 et. tot en met 63 ct. per uur. De geschoolde ar beiders zijn bijna allen Duitschers 40 klinkers en monteurs. Aan de commuunbouw en vuurvast- werk, weer een andere onderaannemer, werken 36 Duitsche metselaars, 12 Duitsche opperlieden en maar 14 Hol landsche opperlieden. Ook hier dus we der het grootste gedeelte Duitschers. olgens mijn bescheiden meaning is hier voldoende mee geillustre rd hoe of het Nederlandsch hoogovenbedrijf in hoofdzaak door Duitsche ai beiders word klaargemaakt. Nu kan men wei als argument aanvoeren dat de Duit schers met dat werk beter op de hoog te zijn, maar ik weet bij ondervinding dat de Hollandsche geschoolde arbei ders ook wel een Duitsche wei kteeke- ning kunnen lezen, en wanneer er dan enkele opzichters met ervaring bij zijn, komt de zaak best voor elkaar. Toen de houtstoffabriek voor de fir ma van Gelder-Zonen werd gebouwd, hadden wij Noorsche teekeningen en een opzichter uit Noorwegen, onder wiens leiding, al kon hij gei n Hol- landsch en wij geen Noorsch, *ij het werk klaar maakten. Men kan tegenwoordig geen krant inkijken of men leest van groot" werk loosheid in bijna alle vakken. Volgens den heer H. W. J. J. van Deventer, In specteur bij den Raad van Ai beid te 's Gravenhage wordt er vrijwel, dit is in verhouding tot de werkloosheid, niets tegen gedaan. Hij raadt dan ook aan om spoedig en krachtig in te grij pen, eer het te laat is. De stucudoors- patroons en arbeiders-orgaidsaties zijn overeengekomen om geen buiten- landsche arbeiders meer aan te stellen met 't oog op de werkloosheid in 't stu- cadoors-vak. Dit is al een klein stapje in de goede richting. Er wordt d es door deze organisaties al een goed voorbeeld gegeven om zooveel mogelijk Holland sche arbeiders te plaatsen. Het doel van dit schrijven is in hoofdzaak om in wat bi eeder kring bekend te maken hoe of hier te IJmuiden de Hollandsche ar beiders worden genegeerd en de buiten landers worden voorgetrokken, trots de groote werkloosheid, die hier ter plaatse en in geheel Nederland heerscht. Met dank voor de opname verblijft Hoogachtend, namens de afd. Velsen der Landelijke Federatie v. Bouw vakarbeiders. A. v. d. SCHOOR, Vooi zitter. PLAATSELIJK NIEUWS. VELSEROORD. Concert Euphonie. Hat Symphonie-orkest „Euphonie" al hier, directeur de heer M. Adam te Haarlem, gaf Woensdagavond zijn eer ste concert in dit seizoen in de Concert zaal Tivoli, die geheel bezet was. Na e*m openingswoord van den voorzitter, den heer J. Visser, werd begonnen met den Metropol-marsch van Paul Lincke, die krachtig en forsch werd gespeeld. Da delijk daarop speelde het orkee.t van denzelfden componist een heel ander werk, n.l. Fraulein Loreley, een uver- ture, schoon van klank en vol rijke af wisseling, die schitterend werd vertolkt Zeer mooi was „Grossmüttorchen Landler" van Gustav Lanzer, waa-in de iieer P. Stam de solo-viool-parti j ver vulde en dit als dilettant deed op een wijze, die het publiek in verrukking bracht en die hem een dankbaar ap plaus deed verwerven De heer W. van Tilburg gaf een solo voor piano en deed dit bijzonder knap. Zijn kalm en sober spel munt uit door goede techniek, echter kon het gekozen n immer, een Serenade van C. van Tal, ons niet bijzonder bekoren. Na de pauze gaf de directeur blijk dat hij met Euphonie wat kan. De Lust- spiel-ouverture van W. Metter en voor al Dur und Moll Potpourrie van Ad. Sihreiner, hoe hebben we daarvan ge noten. Al waren er kleine vlekjes zeer te roemen viel het uitnemende samen spel, de mooie klank en vooral de warm te, waarmede gespeeld werd. Men kon zien dat de leden van 't or kest leven in de muziek. Er is da n ook heel wat opoffering en studie noooig om t zoo ver te brengen en menige vrije Zaterdagmiddag is er aan gegevri. Het nummer voor quintet was h et 1 e- kende „Loin du Bal" van E. Gillet, waarin ook de directeur meespeelde. Toch voldeed deze vertolking ons niet, e misten hier de fijnheid van 0 pvat- ting, de ijlheid van klank, die we el ders zoo vaak in dit opus bewonderden. Maar 't was een schoone avond, die Euphonie ons zoo vroeg reeds gak Bij het volgend concert herdenkt he t or kest zijn 5-jarig bestaan. Dan wacht ons zeker een extra-mooie uitvoering. Jammer vonden wij het dat ei den ganschen avond zoo stevig ge.ookt werd. Op 't laatst waren de spelers bij kans niet meer te zien. Laat het bestuur daar voortaan voor zorgen dat '1 niet gebeurt, het neemt veel van het .genot van zoo'n avond weg. En voor de spe lers en de dames vooral moet het een marteling zijn. Zaterdag<28 October Tweede blad. 10 uur: Ds. Oostrom Soede. Maandelijksche Collecte voor de Kerk 5 uur: Ds. Erdman. Zaterdagavond 8 uur, bidstond. DOOPSGEZ. GEM. AFD. PROT.-BOND. 10.30 uur: Ds. W. Luikinga 10 uurDs. J. Jansen. 5 uurDezelfde. 10 uur: Ds. J. B. G. Croes. 5 uurDezelfde. Woensdagavond 7.30 Dankuur voor het gewas Ds. Croes 10 uur: Ds. Kroese. 5 uurDezelfde. 10 uur: Ds. Wissink. 5 uur: Dezelfde. 10 uurDs. Eggink. 5.30 uurDezelfde dankzegging. 10 uur: Kinderkerk, Lokaal Wijkeroog WIJKEROOG. 10 uur: Ds. Boerkoel, H. Avondmaal. 5 uur: Dezelfde, dankzegging. 10 uurDr. G. A. van den Berghvan Eysinga Dinsdag 8 uur 's avonds dezelfde. Kerkhervorming, Zang van Mej. Rijbroek. Collecte Orgelfonds. EVANGELISATIE. 10 uur: Ds Vunderink te Haarlem. 6 30 uur: Ds. N. van Schouwenburg, te Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

IJmuider Courant | 1922 | | pagina 5