ÏJmuider Courant
OFFICIEEL.
F~
Tijdelijke afelultlngTbetonbrug.
de secretaris, de burgemeester,
RAADSOVERZICHT.
Zitting van 31 October.
Een voor velen onzer ingezetenen be
langrijke aangelegenheid, die wel niet
rechtstreeks tot de competentie van
onzen raad behoort, is Dinsdagavond
ter loops in de raadszitting ter sprake
gekomen. We bedoelen n.l. de classifi
catie der gemeenten in ons land, voor
de bepalingen van de rijkssalarissen.
En ofschoon deze zaak slechts even
werd aangeroerd, hebben we de over
tuiging gekregen, dat deze aangelegen
heid de volle aandacht heeft van het
hoofd onzer gemeente.
Zooals bekend verondersteld mag
worden is bij de voorloopige indeeling
der gemeenten en klassen naar de meer
of minder hooge levensstandaard, Vel
sen in de derde klasse geplaatst. Nu
.moge zulks wellicht voor sommige ge-
J eelten onzer uitgestrekte gemeente,
net name de plattelandsgedeelten niet
onjuist zijn, ten opzichte van IJmuiden
komt ons deze plaatsaanwijzing al zeer
vreemd voor. 't Is nog niet zoo lang ge
leden, dat de Minister aan de Tweede
Kamer mededeelde, dat de duurste
standplaatsen voor de ambtenaren wa
ren Heerlen in Limburg en IJmuiden
;Dat het in onze plaats sedert dien zoo
veel ten goede is gekeerd, zal toch wel
niemand beweren. Waar nu de salaris-
'sen der rijksambtenaren trapsgewijze
per klasse met 5 procent verlaagd staan
te worden is het alleszins begrijpelijk,
dat pogingen moeten worden aange
wend niet alle deelen der gemeente
Velsen over één kam geschoren te krij
gen.
't Was ons dan ook aangenaam uit
den mond van den Voorzitter op een
desbetreffende toespeling op de classi
ficatie door den heer Schilling te ver
nemen de impulsieve uiting: „We zit
ten nog niet in de derde klasse!" waar
uit we de conclusie meenen te mogen
trekken, dat de Buxgemeester hierin
niet stil zal zitten.
Nochtans meenen we de Ambtenaren
in 's Rijksdienst te mogen gerust stel
len dat bun salaris, hetwelk zij op 1 Ju
li 1922 genoten, niet verminderd zal
worden door het plaatsen van Velsen
in een lagere klasse dan thans. Hierom
trent schijnt in de Ambtenaarswereld
een misverstand te heerschon. Voor
nieuw te benoemen ambtenaren en
ambtenaressen, die na het inwerking
treden van de nieuwe regeling naar
1 hier worden overgeplaatst, indien zij in
een mindere of gelijkwaardige klasse
waren ingedeeld, zal uiteraard de nieu
we classificatie van toepassing zijn.
Aan een raadscommissie van 5 leden,
te weten de heeren Poortenaax-, Tuseni-
us, Sluiters, Dalmeyer en Nijssen is, als
gevolg van de gemelde interpellatie
van den heer Schilling, opgedragen een
onderzoek in te stellen en rapport uit
te brengen naar de loonen en arbeids
tijden van losse arbeiders in het Vis-
scherijbedrijf. Deze interpellatie was
een gevolg van een schrijven namens de
Reedersvereeniging aan de regeering
over de loonen der kolenwerkers. Waar
over wij uitvoerig in ons blad hebben
geschreven.
B. en W. hadden voorgesteld de com
missie te doen bestaan uit 2 werkgevers
en 2 werknemers met als voorzitter een
lid van hun college. Daarvan moesten
de heeren Tusenius en Schilling niets
hebben. De eerste hield een langdurige
oratie, met zorg op schrift gesteld, om
aan te toonen, dat een onderzoek naar
de arbeidstoestanden te IJmuiden zich
niet moest bepalen tot ééne categorie
van arbeiders, doch over het geheele
visscherijbedrijf en aanverwante vak
ken, waarbij hij weder gelegenheid
vond nogmaals op de instelling van ar
beidsbeurzen aan te dringen. Dit voor
stel ging vele raadsleden te ver en met
name vroeg de heer Schilling of men
zich moest bepalen tot de huidige toe
standen, dan wel of men terug zou moe-
ten'gaan tot de jaren 1916 en 1917. Uit
de langdurige discussies werd tenslotte
tot resultaat verkregen, dat bovenge
noemde commissie meer speciaal het
geval, bedoeld in de interpellatie van
den heer Schilling, zal onderzoeken en
do hoer Tusenius in do eerst volgen
de raadsvergadering een schema vai
werkzaamheden zal aangeven voor de
door hem gewenschte raadscommissie.
We staan tegenover de praktische re
sultaten door beide commissies te berei
ken vrij sceptisch.
De heer Schilling lei er den nadruk op,
dat de interpellatie tot doel had de hee
ren in den Haag van hun waan te gene
zen, dat door de kolenwerkers te IJmui
den met luilakken goud vei'diend zal
worden. Of hij dit op de door hem voor
gedragen wijze zal hereiken gesteld,
dat men in den Haag in Regeerings-
kringen in dien waan verkeert mee
nen we te mogen betwijfelen. Wel ligt
het in de bedoeling het door de commis
sie uit te brengen rapport ook ter ken
nis te brengen van den Minister van Ar
beid, doch voor zoover ons bekend heeft
Zijne Excellentie zoodanig rapport van
een raadscommissie niet gevraagd en
weten we wat gewoonlijk met zulke
rapporten geschiedt.
Van belang in deze zitting was nog
de mededeeling van den Minister van
Binnenlandsche Zaken, dat nij zich niet
kan vereenigen met den door den Raad
vastgestelden aftrek voor noodzakelijk
levensonderhoud en deze dient vermin
derd te worden respectievelijk van f 800
tot f 100 voor gehuwden en van f 650 tot
f 550 voor ongehuwden, tenzij de raad
de kinderaftrek vermindert van van f 75
tot f 25 per kind.
B. en W. geven aan eerstgenoemde
verlaging de voorkeur omdat dit f 40000
meer belasting opbrengt tegen bet an
dere voorstel slechts f 30.000. Tegen de
ze wijze van doen liet de beer Vermeu
len zeer terecht een protest hooren. De
nieuwe aftrek toch mag z.i. niet een
verhooging van het bedrag van den
Hoofdelijken Omslag tengevolge heb
ben, doch een vermindering van het
vermenigvuldigingscijfer, omdat de ra
ming van den Hoofdelijken Omslag het
juist benoodigde bedrag aangeeft. In dit
verband werd tevens de vraag gesteld
of het wel noodig was nog voor dit jaar
de straatbelasting in te voeren, waar
voor juist de goedkeuring was afgeko
men. Men was n.l. van meening, dat de
gemeentefinanciën invoering der
Straatbelasting niet meer noodzakelijk
maakten.
De raad zal over de invoering nader
beslissen.
De heer Kostelijk is tot Secretaris der
Gemeente benoemd. Wij verheugen ons
daarover. Het kwam hem rechtens en
fatsoenshalve toe, al willen we daarme
de niet zeggen dat zijn zeer ernstige
concurrent, de heer Hofstede er minder
bekwaam voor geweest zou zijn. Het
moge voor den heer Kostelijk niet aan
genaam geweest zijn, dat hij slechts 9
van de 17 stemmen kreeg een benoe
ming op zijn kantje af hij zal de hoof
den wel hebben kunnen tellen, die hem
den voorkeur waard achten, en daarin
voldoende waardeering hebben gevon
den om de benoeming te aanvaarden.
VISSCHERIJ.
Werkloosheidsverzekering.
Aan de Memorie van Toelichting op
het adres van den Christelijken Zeelie-
denbond aan de Tweede Kamer der Sta-
ten-Generaal inzake de werkloosheids
verzekering is bet volgende ontleend.
Het valt niet te ontkennen, dat het
met het instituut der werkloosheidsver
zekering wel zeer droevig geloopen is.
In 1919 werd door den Minister van
Arbeid sterken aandrang uitgeoefend
op de kasbesturen (we bepalen ons nu
tot onze organisatie) om het aantal uit-
keeringen op minstens 90 te stellen en
de uitkeering op f 18 per week, terwijl
de bijdrage op 8 ets. gesteld werd. Onze
practische adviezen werden in den wind
geslagen.
Twee jaar later echter is de Minister
van oordeel, dat een termijn van 60 uit-
keeringsdagen „geenszins tekort" en
een bijdrage van 35 cents er week vol
strekt niet te hoog is.
In de korte periode, dat de werkloos
heidsverzekering groote vlucht nam, is
het karakter van verzekering geheel te
loor gegaan. De Minister ging de Ge
meenten in verschillende klassen on
derbrengen; de uitkeeringen waren af
hankelijk van het feit of men gehuwd,
kostwinner, kostganger of inwonende
zoon was; de termijn voor Noordzee-
visschers werd op 60, die voor Zuider-
zeevisschers op 36 gebracht; de eerste
ontvingen minstens f 12, de laatste zon
der onderscheid f 10.50 per week uitkee
ring; tusschen Mei en December moch
ten geen uitkeeringen gedaan worden,
ook niet in de gemeente Velsen, waar
de werkloosheids-periode juist in die
maanden valt.
Ondanks deze ongelijke bejegening,
werd de bijdrage voor ieder op 35 cents
p. week gebracht, zoodat het voorkomt,
dat men f 18.20 per jaar bijdraagt voor
de werkloozenkas en indien men 36 da
gen werkloos blijft in totaal f 25.20 uit
keering ontvangt, dat is dus f 11.20 min
der dan contributie plus subsidie be
draagt.
Het is duidelijk, dat om deze reden al
le jonge arbeiders vreemd van de orga
nisatie blijven of langzamerhand be
danken, terwijl de hoogste risico's over
blijven.
Wij erkennen, dat bizondere maatre
gelen noodig waren in dezen crisistijd,
maar die, welke genomen werden, wa
ren in den regel zóó onoordeelkundig,
dat ze tot gerechte wrevel aanleiding
gaven.
Daar is b.v. de noodregeling 1922. In
de eerste plaats was het toch schreeu
wend onbillijk om de organisatie te be
lasten met het derde deel .van 't even
tueel tekort. Dat was een verkapte wij
ze van extra-contributieverhooging, die
de georganiseerden feitelijk strafte voor
het feit dat ze georganiseerd zijn.
Erger was echter, dat aan de weinig
sociaal voelende gemeentebestu
ren een middel aan de hand gedaan
werd om de georganiseerden te dupee
ren. Weigerde het Gemeentebestuur om
toe te treden, dan mocht in die gemeen
te geen uitkeering worden gedaan.
(Vroeger mocht men althans de helft
uitkeeren). Vrijstelling van contributie
mocht aan deze gedupeerde leden ook
niet gegeven worden, dan moest men ze
maar royeeren. Wel berichtte de Direc
teur der W. V. en A. B. dat op andere
wijze voor de leden der werkloozenkas-
sen gezorgd zou worden, maar dat de
Regeering dwang op onwillige gemeen
tebesturen uitoefende hebben wij nooit
gemerkt
Over de gemeente Harderwijk ware
b.v. een tragedie te schrijven. Terwijl de
visschers in dezen tijd ook in den zomer
geen droog brood verdienen, durft de
burgemeester in de raadsvergadering
van 3 Augustus 1922 nog te zeggen:
Voor visschers en landbouwers is het
normaal, dat des winters niet wordt
verdiend. In die vakken is het altijd ge
weest, dat de zomer mede voor den win
ter zorgt.
Anders ging het weer op Marken. De
ze Gemeente trad eerst niet toe, doch
later wel. Doch nu verbood de Minister
van Arbeid verder uitkeeringen te ver
strekken in verband met den financiëe-
Len toestand der gemeente, en dat nog
wel op een Zaterdag, toen de uitkeering
voor die week reeds gedaan was.
Nu schijnt men dat geen bezwaar te
achten, want tot het nemen van straf
maatregelen gaat de Dienst heel ge
makkelijk over en als de Gemeentebe
sturen geen motief vinden om bezwaar
tegen uitkeeringen te maken, Jan wor
den ze daartoe door geheime circulai
res wel aangezet en als hun bezwaar
schriften absoluut onjuist zijn, dan laat
de Dienst wel zoolang naar motieven
zoeken, dat de Minister in staat gesteld
wordt de organisatie te veroordeelen.
Dit mogen wij met enkele voorbeelden
uit onze droefrijke ervaring toelichten.
In de jaren 1919, 1920 en eerste half
jaar 1921 werd door alle vakverbonden,
die zeevisschers georganiseerd hadden,
aan de werklooze leden in Noordzee
plaatsen f 18 per week uitgekeerd en
aan de Zuiderzee f 16.80.
Of dit overeenkwam met 70% der ge
middelde verdienste, werd hoofd voor
lioofd niet uitgerekend.
Deze regeling werd voor alle vakbon
den toegepast en niemand maakte
eenige aanmerking. Plotseling echter op
20 Dec. 1921 kwam het bevel, dat de uit
keering hoofdelijk niet meer mocht be
dragen dan 70% der gemiddelde dage-
lijksche verdienste over het laatste
halfjaar.
Dit voorschrift was onuitvoerbaar
niet alleen, omdat het loon toen voor
velen nog niet vaststond, maar het zou
ook schrikkelijk onrechtvaardig zijn.
Die gelukkig voeren zouden f 18 per
week kunnen ontvangen, en die niets
verdiend hadden misschien f 2 k f 3 per
week.
Op alle mogelijke manieren, trachtten
we den Dienst van de absurditeit dezer
bepaling te overtuigen. Maar niets
scheen te helpen.
Na een demonstratie op de Konings
kade en een langdurig onderhoud met
den heer Folmer werd de uitkeering
van alle Noordzeevisschers gebracht
voor gehuwden op f 14.70, f 13.50 en f 12
De uitkeering kon direct geschieden.
Reeds op 16 Januari d.a.v. werd de
nieuwe regeling te onzer kennis ge
bracht. Onze voorstelling van zaken
zou geheel onjuist zijn, maar in princi
pe werd toegepast, wat wij bepleit had
den. Over de argumentatie zou heel wat
te zeggen zijn. Doch wij wijzen slechts
op één pertinente onjuistheid. De Mi
nister beweerde, dat de wachttijd reeds
in 1919 verband hield met de besom
ming; terwijl hiervan geen sprake was.
Begin 1920 werd door den heer Folmer
in tegenwoordigheid van den Minister
gezegd: het is jammer, maar dit jaar
kan dit verband niet gelegd worden.
Einde 1920 echter werd met onze volle
dige medewerking een betere regeling
getroffen. Als equivalent tegenover de
gelijke uitkeering aan allen, werd de
wachttijd verlengd, naarmate de ver
diensten grooter waren. Gevolg hiervan
is geweest, dat niet weinigen in dat jaar
in 't geheel geen uitkeering genoten er
de zwakken werden gesteund. Men ziet
hieruit, dat zelfs zakelijke mededeelin-
gen niet steeds betrouwbaar zijn. En op
grond van dergelijke onjuistheden
handhaaft men dan wel de eigenaardi
ge bepalingen van den wachttijd, doch
de uniforme uitkeering, zooals die de
laatste jaren gold, zou moeten vervallen
Dit is, gelijk boven bleek, tengevolge
van onze rustelooze, de zenuwen sloo-
pende actie toen niet doorgegaan, (men
stelle zich voor dat een paar duizend
gezinnen van georganiseerde arbeiders
in bittere ellende verkeerend, omdat ze
georganiseerd zijn doch weinig of niets
verdienden f 4 of f 5 per week zouden
ontvangen en de ongeorganiseerden f 12
tot f 22) maar sinds dien tijd zette de
Dienst de gemeentebesturen onophou
delijk aan om bezwaar te maken tegen
de uitkeeringen in December 1921.
De gemeentebesturen deden dat nood
gedwongen en baseerden hun bezwaren
niet zelden op de circulaire, die 17 Jan.
d.a.v. verschenen was, zonder rekening
te houden met de 70%. Zoo'n bezwaar
schrift zou dan onontvankelijk zijn,
maar dan kwam de Dienst om het zelf
uit te rekenen.
Het ging soms, om van dit onderwerp
af te stappen, nog wel veel vreemder.
Het spreekt ook wel vanzelf, dat het
zoo niet door kan gaan. Een regeling als
voor 1922 achten wij voor 1923 absuluut
onmogelijk. Thans zouden nog minder
Gemeenten dan het vorig jaar toetreden
en zelfs is het waarschijnlijk dat ge
meenten zich geheel terugtrekken, ge
lijk Marken nog pas deed. Vele Gemeen
tebesturen vinden liet optreden van den
Dienst onsympathiek.
Doch, wat dan? Werkloosheid en ar
moede staan voor de deur. Wat de
Noordzeevisschers betreft, het laat zich
aanzien, dat ze gedurende het beste
seizoen niet boven de f 12 per week ko
men (Garantieloon). Op de Zuiderzee is
het niet beter. Steun zal dus onvermij
delijk zijn.
De werkloozenkassen zijn meer dan
uitgeput en kunnen niet helpen. De hulp
zal dus van buiten moeten komen. En
wij achten het zeer rationeel, dat dan
rekening gehouden wordt met gezins
inkomsten en -behoeften. Maar dan is
het ook geen werkloozenverzekering
meer. Daarom meenen wij, dat geen an
dere oplossing voor dezen crisistijd mo
gelijk is dan deze: stopzetting der uit
keeringen uit. de noodlijdende werk
loozenkassen; handhaving der ver
plichting tot betaling der bijdragen en
het treffen van een steunregeling, waar
van de uitvoering bij de kasbesturen be
rust.
De steunverleening zal echter alleen
dan in gelduitkeeringen mogen bestaan
als het ten eenenmale onmogelijk is ar
beid te doen verrichten. Het verschaf
fen van productieven arbeid voor de
geldende loonen, blijve het ideaal. Be
staat die mogelijkheid niet, dan ver-
binde men toch zoo mogelijk aan de uit
keering het verrichten van werk en
geve een toeslag, wanneer het loon be
neden een zeker bedrag blijft.
Zoowel Noord- als Zuiderzeevissche-
rij leenen zich hiertoe. Alleen worde
streng gewaakt tegen praktijken als
waarvan te Katwijk de visschers de du
pe werden. Daar toch wisten gemeente
bestuur en reedersvereeniging het zoo
danig in te kleeden, dat de reederijen
voor de Trawlvisscherij met een subsi
die van ruim een ton gesteund zijn, ter
wijl de bemanning geheel aan haar lot
werd overgelaten. Hier is iets niet in or
de. Want als de visschers een loon ver
diend hebben, zooals het gemeentebe
stuur den Minister van Binnenlandsche
Zaken berichtte, dan moeten de reeders,
die na aftrek van loopende exploitatie
kosten, 43% der bruto-besomming over
houden tot dekking van afschrijving en
eerste uitrusting, wel heel wat winst
hebben gemaakt.
We hopen echter, dat de handelwijze
der reeders de Regeering er niet van
mag terughouden om de werklooze vis
schers zooveel mogelijk te werk te stel
len.
Enkele uitzonderingen daargelaten,
die er mogelijk wel zullen zijn, durven
wij te verklaren, dat de zeelieden, die in
oorlogstijd hun leven veil hadden voor
heil van ons volk, thans in crisistijd met
blijdschap en gewillig eiken arbeid zul
len aanvaarden, die de gezinnen, zij het
op zeer sobere wijze, brood geeft. En
mogen volk en regeering verstaan, dat
het niet voldoende is om monumenten
op te richten voor hen, die als slachtof
fers van den oorlog vielen, maar dat het
Christenplicht is de levenden voor den
honger te bewaren, zoolang God ons
land voor een algeheele inzinking van
het maatschappelijk leven behoedt.
SCHEEPVAART.
In de maand October 1922 zijn te
IJmuiden door de sluizen geschut: uit
zee 296 stoomschepen met 1.468.825
Ivub. Meter en 9 zeilschepen met 15.110
Kub. Meter inhoud en naar zee 287
stoomschepen met 1.463.308 Kub. Meter
en 10 zeilschepen met 16.929 Kub. Meter
inhoud.
Waterstanden IJmuiden.
BINNENLAND.
Wijziging wetgeving invordering
van 's Rijks belastingen.
Een hiertoe strekkend wetsontwerp
is ingediend. Het is zegt de Memorie
van Toelichting vooral in de laatste
verstreken jaren, aan het licht geko
men, dat de wetgeving op de invorde
ring van 's Rijks directe belastingen
zoowel in het belang van de schatkist
als in dat van de belastingschuldigen
eenige wijziging dient te ondergaan.
Die wijzigingen zijn van eenvoudigen
aard.
Het betalen van belasting door mid
del van bankgiro of van postgiro begint
meer en meer in zwang te komen. H(
stellen van kwijting op het aanslagbil
jet blijft alsdan meestal achterwege; d
belastingschuldige bewaart het bewijs
van storting of van afschrijving als
quitantie. Het is goed, dat deze practijk
door het voorschrift van de wet wordt
gedekt.
De prijs voor een duplicaat-aanslag-
biljet dient verhoogd te worden. Het
bedrag van vijf cent is, vooral zoo men
ook let op het schrijfwerk, dat te dezer
zake ten kantore verricht moet worden,
te gering. Het voldoen van tien cents is
zeker geen overdreven eisch.
Meermalen doet zich de noodzake
lijkheid voor om belasting te innen
door middel van loonbeslag, een wijze
van invordering, welke, het zal geen
betoog behoeven, in vele opzichten ver
kieselijk is boven een executie op huis
raad of woning.
Echter brengt dat loonbeslag zijne
bezwaren mede. Indien alles naar den
regel der wet verloopt, moet ieder be
slag leiden tot een procedure naar de
artt. 741 en volgende van het Wetboer
van Burgerlijke Rechtsvordering.
Het resultaat, dat men met het loon
beslag beoogt, kan op aanmerkelijk
eenvoudiger wijze bereikt worden doc r
de aanvulling van art. 7, welke than::
wordt voorgesteld. Naar dat voorschrift
zal de werkgever op de vordering van
den ontvanger aan dezen op den aan
slag uitbetalen, hetgeen hij den arbei
der aan loon verschuldigd is. Met wei
nig moeite en een gering bedrag aan
kosten wordt op deze wijze hetzelfde
resultaat bereikt, dat thans met zooveel
omslag gepaard gaat.
Het spreekt vanzelf, dat de nieuwe re
geling ten aanzien van het deel van het
loon, dat niet voor beslag vatbaar is,
buiten toepassing moet blijven.
In den regel zal het bedrag, dat op
het oogenblik der vordering verschul
digd is, tot voldoening van de belasting
schuld niet toereikend zijn. Vandaar
dat, ter voorkoming van telkens her
haalde vordering, in het vijfde lid be
paald wordt, dat de vordering ook voor
in de toekomst uit te betalen loon van
kracht is.
De termijnen van invordering, zooals
de wet die tegenwoordig kent, zijn met
de praktijk niet meer in overeenstem
ming. Met name is het een gewoon ver
schijnsel, dat bij de uitreiking van het
aanslagbiljet reeds verschillende ter
mijnen vervallen en dus aanstonds in
vorderbaar zijn. Dit geldt niet alleen ten
aanzien van de inkomstenbelasting,
waarvan de aanslagen in de laatste ja
ren menigmaal met groote vertraging
zijn tot stand gekomen, maar eveneens
ten aanzien van, bijvoorbeeld, Je per-
soneele belasting, van welke aan het
einde van Februari nog geen biljetten
zijn uitgereikt.
Het is daarom wenschelijk, dat geer:
verplichting tot betaling bestaat vóór
dat de belastingschuldige in het bezit
van het aanslagbiljet is gekomen. Daar
toe strekt de thans voorgedragen rege
ling, die verder zóó is opgezet, dat aan
den eenen kant de aanslag zooveel mo
gelijk in den loop van het belastingjaar
wordt afbetaald en anderzijds den aan
geslagene een minimum van vijf beta
lingstermijnen gewaarborgd is.
Hoe langer hoe meer bereiken de ad
ministratie van de zijde der aangeslage-
nen verzoeken om uitstel van betaling.
Betreft het een uitstel van eenigszins
langen duur, dan wordt het slechts te
gen vergoeding van rente, waartoe do
aangeslagene zich bij civiel-rechtelijke
overeenkomst moet verbinden. Het ver
dient aanbeveling, deze zaak in de in-
vorderingswet te regelen.
Saterdag 4 November Derde blad.
[[Burgemeester en wethouders van Velsen
brengen ter algemeene kennis, dat de beton-
brug te IJmuiden, welke de Wilhelminakadé
met de Julianakade verbindt, vanaf 6 Nov.
AS. tot nader order voor het verkeer met
rij- en voertuigen gesloten zal zijn.
Velsen, den 3 November 1922.
Burgemeester en Wethouders van Velsen,
j. Kostelijk. Rijkens
Nov. 1922
H.
water
L.
water
Dagen
v.m.
n.m.
v.m.
n.m.
5
3.19
3.32
11.21
11.37
6
3.52
4.02
11.51
7
4.22
4.33
0.08
0.18
8
4.56
5.08
0.38
0.48
9
5.31
5.45
1.10
1.22
10
6.10
6.28
1.46
2 02
11
6.55
7.18
2.25
2.47