IJmuider Courant
St. NICOLAAS
DE GOEDKOOPE WINKEL
PENnaco
OOIPT
IN M/iRINEOLIE
geen speelgoederen in Spanje maar in
omdat hij D iAR de grootste sorteering tegen de
ALLTRL 1AGSÏE PRIJZEN VINDT
SPECIALITEIT 4
HOEK HARINGKADE
[aterdag 2 December
Tweede blad
OFFICIEEL.
KENNISOEVINO.
Burgemeester en wethouders der ge-
neente Velsen, brengen ingevolge artikel 46
Ier Algemeene Politieverordening ter kennis
ran het publiek, dat door J. S. Visser en
Ie Wed. D. A. A. Brakenburg—de Vries
e Santpoort, het verzoek is ingediend om
le beek langs den Achterbuurtweg aldaar,
lis open beek te mogen verleggen tot op
5 Meter of minder van de tegenwoordige
ooilijn.
Bezwaren tegen dit verzoek kunnen binnen
reertien dagen na den datum dezer kennis
jeving s c h r i f t e 1 ij k bij den gemeente
rad worden ingediend.
Velsen, den 29 November 1922.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester
J. Kostelijk. Rijkens
HINDERWET
Burgemeester en wethouders der ge-
neente Velsen, brengen ter openbare
cennis dat de verzoeken van
de N.V. Koninklijke Nederlandsche Hoog-
>vens en Staalfabrieken te 's-Oravenhage,
jm op het perceel, kadastraal bekend
gemeente Velsen, Sectie A, Nrs. 990 en 351,
een zoutwaterpompstation te mogen op
richten;
de N.V. „De Plaatwellerij" te Velsen, om
Dp het perceel, kadastraal bekend gemeente
Velsen, Sectie C, No. 679, haar fabriek te
mogen uitbreiden door bijplaatsing van
een pomp en een persbank, aangedreven
door 2 electromotoren van respectievelijk
10 en 5 7, P. K.;
J. A. Kwantes te Haarlem, om op het
perceel, kadastraal bekend gemeente Velsen,
Sectie F, No. 1587, de bestaande graan-
malerij te mogen uitbreiden door bijplaats
sing van een electromotor van 27.2 P.K.
door hen is toegestaan.
Velsen, den 28 November 1922.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
de secretaris, de burgemeester,
J. Kostelijk. Rijkens.
DE NIEUWE SLUIS.
In den raad van Amsterdam bracht
bij de behandeling van de Gemeentebe-
grooting de heer Abrahams de vevbree-
ding van de sluiswerken te IJmuiden
ter sprake. Het „Hbld." geeft het vol
gende verslag:
Dat is aldus spr. een groot be
lang voor Amsterdam en acht jaren
hebben wij afgewacht. Er moest in dien
■tijd een hooger bedrag worden gegaran
deerd door Amsterdam, dat werd ruim
•27 procent.
Nu is de oorlog lang voorbij, en de
gemeente heeft nu het recht van de re
geering te eischen, dat zij hare verplich
tingen tegenover Amsterdam nakomt.
Laat men niet zeggen: er is geen geld,
want er wordt zooveel geld uitgegeven
voor de waterwegen in het Zuiden, dat
hij is gaan denken dat er ook antithese
in het water zit. (Gelach.)
WETHOUDER VLIEGEN: In de stroo
mingen!
De heer ABRAHAMS: In 1919 werd
voor de sluizen te IJmuiden uitgetrok
ken twee millioen, verwerkt 1 millioen
drie ton. In 1920 bedroegen die cijfers
respectievelijk een millioen en f 995.000;
in 1921: f 2.825.000 en f 340.000; in 1923
is begroot één millioen voor dat werk.
Met die langzame uitvoering is spreker
niet tevreden. Daarentegen stond het
met de Maaskanalisatie zoo: in 1919
werd er op de Staatsbegrooting voor
uitgetrokken f 2.225.000, verwerkt was....
3 millioen, zes ton.
In 1920 waren die cijfers respectieve
lijk 21/2 millioen en zes millioen; in 1921:
7 millioen en zes millioen; in 1923 staat
er voor op de begrooting: zeven millioen
Met het Wilhelminakanaal, een klei
ner werk, is het net zoo.
De regeering moet worden duidelijk
gemaakt, dat die werken wel in het
landsbelang zijn, doch ook de sluizen bij
IJmuiden. Dat moet de regeering wor
den gezegd.
De VOORZITTER: Is al gebeurd!
De heer ABRAHAMS: Dan kan dit be
toog u slechts welkom zijn en steunen.
Voortgaande wijst spreker op de
scheepvaartbeweging daarbij, er ander
maal op wijzende, dat de sluizen te
IJmuiden moeten worden verbreed.
De sluisbouw.
Bij het afdeelingsonderzoek der be
grooting in de Prof. Staten van Noord
Holland spraken verscheidene leden
hun ernstig leedwezen uit over de ver
mlnderln^vanïïët bedrag op de staats-
begrooting voor 1923 uitgetrokken voor
den bouw van een nieuwe sluis te
IJmuiden. Zij noemden dit een zuinig
heidsmaatregel, die zeer betreurd moet
worden en wenschten dat Gedeputeerde
Staten bij de regeering krachtig zouden
aandringen op snellen voortgang van
dezen bouw. Het belang van het gehee-
le gewest en vooral van de haven van
Amsterdam is hierbij zeer nauw betrok
ken, terwijl de uitvoering van het werk
een productieve werkverschaffing
vormt. Wordt de rijksbijdrage niet ver
hoogd dan zal de provincie aanmerke
lijk minder hebben uit te keeren dan
het voorgesteld bedrag van f -137.900.
Aan de Memorie van Antwoord
van Gedep. Staten op het afdeelingson
derzoek der begrooting voor de Prov.
Staten wordt gezegd ten aanzien van de
nieuwe sluis te IJmuiden: Gedep. Sta
ten zijn in beginsel niet ongeneigd met
de Regeering in overleg te treden om
trent den verderen voortgang van den
bouw dezer sluis. ïntusschen is het niet
juist, dat voor het geval het op de
Staatsbegrooting voor 1923 uitgetrok
ken bedrag niet mocht worden ver
hoogd ook het op de provinciale begroo
ting voor dat jaar geraamde bedrag ver
minderd zal kunnen worden. Laatst
genoemde som, groot f 137.900, is im
mers gebaseerd op de som, welke bij de
Staatsbegrooting voor 1922 beschikbaar
is gesteld, daar de bijdrage der Provin
cie eerst na afloop van het jaar waarin
de werken worden uitgevoerd, wordt
uitbetaald.
Een eventueele vermindering dei-
van rijkswege beschikbaar gestelde
sommen voor het jaar 1923 is dus eerst
voor de provinciale begrooting voor 1924
v an invloed.
In de Memorie van Antwoord in
zake de Waterstaatsbegrooting zegt mi
nister Van Swaay van meening te zijn,
het geen aanbeveling verdient, om dien
bouw over een langer termijn uit te
strekken dan thans reeds door den bij-
zonderen aard van dit werk is geboden.
Hij deelt in dezen het inzicht van het
gemeentebestuur van Amsterdam, dat
steun verleende aan een adres van de
Kamer van Koophandel aldaar, waarbij
werd aangedrongen op een snellen
bouw van de nieuwe sluis, waardoor
dan tevens tegemoet zal worden geko
men aan het bezwaar van die leden,
welke betoogden, dat de tegenwoordige
toestand, waarbij het verkeer met groo-
te schepen op één sluis is aangewezen
niet langer dan volstrekt noodig is,
moet worden bestendigd.
Een en ander neemt evenwel niet weg,
dat bij de beoordeeling van het bedrag
dat jaarlijks voor dezen sluisbouw be
hoort te worden beschikbaar gesteld,
noodwendig met den toestand van
's lands financiën moet worden reke
ning gehouden.
De Telegraaf schrijft:
Volgens de memorie van antwoord
op de begrooting van Waterstaat meent
ook de minister, dat aan bovengenoem
de sluis met de noodige kracht moet
worden gewerkt; hij is klaarblijkelijk
ook van mecning, dat zoo spoedig
doenlijk de toestand, dat een ongelukje
aan de eene sluis Amsterdam geheel
van het zeeverkeer afsnijdt, moet eindi
gen. Maar men moet daarbij natuur
lijk aan de financiën denken.
Natuurlijk moet men dat, maar het
doet wel zonderling aan, dat men deze
overwegingen ten opzichte van de
Maaskanalisatie blijkbaar niet zoo
sterk gevoelt. Beziet men de begrootin
gen en de sommen, die voor beide wer
ken zijn uitgegeven en geraamd, dan
komt men toch tot ernstige vragen.
Hier volgt een lijstje resp. voor de jaren
1919, 1920, 1921en 1923:
Voor de sluis
Begrooting verwerkt
f 2.000.000 f 1.300.823
f 1.000.000 f 995.303
f 2.825.000 f "340.843(!)
f 1.025.000
Voor de Maaskanalisatie
Begrooting verwerkt
f 2.225.000 f 3.658.970
f 2.500.000 f 6.062.038
f 7.205.000 f 6.294.774
f 7.020.000(!)
Uit de vergelijking der cijfers schijnt
wel heel duidelijk te blijken, dat de fi-
nancieele bezwaren voor de regeering
ten opzichte van beide werken niet ge
heel gelijk wegen. Vooral de begroo-
tingscijfers voor 1923 zijn sterk spre
kend.
Nu is zonder eenigen twijfel het werk
van de Maaskanalisatie voor ons land
van groot gewicht, doch niet minder is
dit het geval met het werk te IJmuiden.
Hierbij valt nog op te merken, dat de
Regeering in 1914 Amsterdam en de
provincie Noord-Holland tot zeer be
langrijke bijdragen heeft verplicht en
dit onder de belofte, dat het werk dan
ook in acht jaar tot stand zou komen.
De Regeering moge zich nu deze af
spraak herinneren.
INGEZONDEN MEDEDEELINQ
INGEZONDEN.
Melkvoeding school D.
Geachte Redactie!
Ten einde het trekken van verkeerde
conclusies uit het raadsverslag, opge
nomen in Uw blad van j.l. Zaterdag en
tevens uit het ingezonden stuk van IC
onderwijzers(-essen) van school D, in
Uw blad van 11 dezer, te voorkomen,
achten wij ons verplicht, nogmaals een
beroep te doen op Uw bereidwilligheid
door U te verzoeken, het volgende in
Uw blad bp te nemen. Daar we hierbij
iets dieper op de zaak moeten ingaan,
vertrouwen we, dat U/ons de daarvoor
noodige plaatsruimte wel zult willen
afstaan.
Wat is de zaak?
In het laatst Van Mei van dit jaar
weyd geheel onverwachts de melkver-
strekking aan school D door het hoofd
der school stopgezet. Op een daarover
door ons aan den wethouder van onder
wijs gericht schrijven, ontvingen we
20 Juni '22 bericht, dat aan de hoofden
der lagere scholen bij circulaire van 7
Juni '22 reeds door B. en W. was mee
gedeeld, dat ook gedurende de zomer
maanden met de verstrekking wan voe
ding (en kleeding) aan de daarvoor in
aanmerking komende kinderen kon
worden doorgegaan. Deh 27en Juni
werd een schoolvergadering over deze
zaak gehouden. Daarin werden de be
zwaren tegen de verstrekking der melk
op school breed uitgemeten en sprak
de groote meerderheid zich uit voor het
voorstel, de melkvoeding op school stop
te zetten, terwijl aan B. en W. verzocht
zou worden, de melkuitdeeling buiten
de school te doen plaats vinden.
Een voorstel, om, in afwachting van
de beslissing van dit college, nu weer
met de melkverstrekking te beginnen,
werd verworpen met 8 tegen 4 stemmen
Naar aanleiding van het eerste voor
stel volgde een langdurige correspon
dentie tusschen B. en W. en het hoofd
der school. Tenslotte beslisten B. en W.,
dat de verstrekking op school zou ge
schieden. (Zooals trouwens op alle
scholen steeds het geval was).
In een op 20 October j.l. gehouden be
spreking werd deze beslissing aan het
personeel meegedeeld en op de vraag,
wie zich beschikbaar stelden voor de
melkverstrekking, gaven zich 2 van de
13 leden van het personeel op. Aan deze
2 werden, geheel onnoodig, door het
hoofd der school, allerlei beperkende
voorwaarden opgelegd. Daar men zich
niet wilde laten ringelooren, werd de
zaak toen in onze afdeeling'en zoo ook
in den_ Raad aanhangig gemaakt. In
Uw blad van 28 October plaatste U toen
ons stukje, waarop het 10-tal in het
nummer van 11 November j.l. reageer
de. Daarbij wordt met verschillende
dikke woorden als misleidend, onwaar
en unfair gewerkt. Wij zullen dit voor
beeld niet volgen, maar laten gaarne
het oordeel over deze geheele zaak aan
den aandachtigen lezer over. Het is ons
bekend dat het ingezonden stuk door
den heer Van Oosterom zelf is opgesteld
en ter onderteekening aangeboden aan
alle leden van het personeel behalve de
twee, die zich steeds voor de melkvoe
ding beschikbaar stelden. Zoo werd het
ook (door welke invloeden laten we
hier in het midden) onderteekend door
2 tijdelijke leerkrachten; waarvan de
eene nauwelijks een week aan school
D in functie was, terwijl de andere door
zijn kort verblijf aan de school ook on
mogelijk in staat kon zijn, een zelfstan
dig oordeel te hebben. Van misleiding
gesproken! (Dat verder verschillende
van hen, die het onderteekenden, vroe
ger, toen er nog melk verstrekt werd,
nooit een hand er voor uitstaken, lat<m
we nu maar rusten.) Op verschillende
punten is het stukje voorts minder
nauwkeurig. De bewering bijv., dat de
heer Van Oosterom vaak gekookt en ge
schonken heeft, is onjuist. Slechts een
zeer enkele maal is dit gebeurd. Ook is
het niet juist, dat de 2 betrokken leden
„dé volle vrijheid kregen om met de
verstrekking op staanden voet te be
ginnen". Er werd n.l. door het hoofd der
school bepaald:
le. dat alle melk vóór schooltijd ge
kookt moest zijn, en
2e. dat er alleen tusschen kwart
voor 11 en 11 uur (in de school-
pauze) melk geschonken mocht
worden („en geen minuut eerder
of later").
Verder zei de heer Van Oosterom nog,
dat geen atoom, geen molecule zelfs
van hen wat voor de melkvoeding zou
doen, terwijl op zijn vraag, wie zich be
reid verklaarde, melk te schenken bij
afwezigheid van dengene, die zich hier
voor beschikbaar had gesteld, niemand
antwoordde, zoodat in een dgl. geval de
kinderen van melk verstoken zouden
zijn! Noemt men dit alles „de volle vrij
heid?" Wij denken daar anders over!
Nu iets over het raadsverslag. In de
raadsvergadering van 21 Nov. jl. vroeg
de heer Peek, wat er gebeuren moest
met de bewering, dat het hoofd van
school D de melkvoeding niet zou wil
len hebben. Hij verwachtte dus blijk
baar, dat B. en W. nog verdere maatre
gelen zouden nemen. De voorzitter ant
woordde, dat men op alle ondoordachte
beweringen niet kon ihgaan. Hoe wist
de voorzitter, dat de bewering ondoor
dacht was? Waren hun de bovenver
melde voorwaarden en de houding van
den heer Van Oosterom in deze geheele
zaak wel volkomen bekend? Wij betwij
felen het!
En nu het verder verloop der zaak.
Op een personeelvergadering, waarbij
de wethouder van onderwijs tegen
woordig was, om het standpunt van B.
on W. uiteen te zetten, verklaarde zich
het grootste deel van het personeel be
reid, aan de melkvoeding op school
weer mee te werken. Waarom dit niet
eerder kon, bijv. op 27 Juni of 20 Octo
ber, is ons een raadsel.
ïntusschen is het doel van onze actie
bereikt. Sinds Maandag 20 November
wordt op school D weer melk verstrekt.
Jammer ^dat een half jaar lang de
betrokken kinderen er van verstoken
waren
Met dank voor de plaatsing,
Het bestuur van de afd. Kenne-
merland van den Bond van Ne-
derlandsche Onderwijzers.
EEN NOODKREET.
Wie het misdadige voorbeeld gegeven
heeft, weet ik niet. Maar precies als
bij de jongelui, die onlangs wegens het
plegen van allerlei misdaden terecht
stonden heeft de een den ander ge
volgd en is men van kwaad tot erger
gekomen. Op het oogenblik staat het er
zoo mee: alle gemeenteraden in de be
schaafde wereld staan schuldig; ook
die van den Haag, van Amsterdam, van
Rotterdam; ook die van de Provincie.
Op het oogenblik steken ze elkander
nog aan. Het wordt tijd, dat het zoover
komt, dat ze elkaar aanwijzen met een:
„Hij is begonnen!"
Ik spreek hier van de instelling van
de belasting op wat men noemt publie
ke vermakelijkheden. Die belasting is
niet minder en niets beters dan een ter
reur, op groote schaal bedreven. Het is
niet een belasting op gemaakte winst;
het is een brutale brandschatting van
den omzet! Geen koopman in de be
schaafde wereld zou zich laten welge
vallen wat men den schouwburgleider
durft aandoen. Tooneel, Muziek, tabak
en jenever zijn de prikkelende genot
middelen, van welker opbrengst de fis
cus zijn deel opeischt ongeacht de vraag
of er winst mee wordt behaald. Als Wil
lem Royaards of Eduard Verkade na
een bijna onmernfchelijk zwoegen en
met de talenten, hun door God geschon
ken, aan het volk de werken van een
Shakespeare of een Vondel bieden,
wordt die Daad over één kam gescho
ren met het tappen in de gemeenste
kroegen. Adam in Ballingschap, Mid-
zomernachtsdroom, Driekoningen
avond, Hamlet Macbeth worden als bor
rels belast: „Eerst betalen, dan schen
ken!" Als Cor v. d. Lugt Melsert einde
lijk eens een serie tooneelschrijvers de
kans geeft om hun kunstenaarsgaven
te ontplooien, wordt laat ik het zoo
zakelijk mogelijk uitdrukken zijn be
drijf gehandicapt door een wanbegrip
in' onze gemeenteraden, waarbij volle
dig is uitgesloten elk besef van de hoo-
ge waarde van wat die kunstenaar voor
Nederlandsche kunstenaars doet en
voor een waarachtig belang van het
Nederlandsche volk doet.
Overal elders mag men verkoopen
wat men wil, men wordt belast over
zijn winst. Alleen aan het tooneel is het
anders. Wie daar in kunst handelt
zeg ik het zoo zakelijk genoeg? moet
een deel van zijn ontvangsten afstaan,
ook als die ontoereikend zijn om de al
lereerste onkosten te dekken!
Het zijn onze burgemeesters en wet
houders, onze gemeenteraadsleden, die
woeker drijven op behoefte aan
kunstgenot. Zij zijn het in de eerste
plaats, die op hinderlijke, neen, stuiten
de wijze elk gezond tooneelleven onmo
gelijk maken. Zij vernielen onze heer
lijke toonèelkunst. Zij vernielen ook' de
opera; de kunst in de conertzaal. Wat
hen onderscheidt van de Vandalen uit
de oude dagen, is, dat de Duitsch-goti-
sche woestaards uit de vijfde eeuw han
delden uit barbaarsche vernielzucht;
onze gemeenteraden uit stompzinnig
heid op dat punt. De klassieke Vanda
len vernielden bewust de kunstwerken
in vreemde landen; onze gemeentera
den vernielen onbewust alle kunst,
ook die van vaderlandschen bodem.
De belasting begon met. vijf procent
van den omzet; werd tien; werd vijf
tien; werd twintig... Tot de slachtof
fers met haast toegeknepen keel be
gonnen te krijten: help! Toen begon bij
enkele gemeenteraadsleden zoo iets als
een vaag vermoeden te schemeren, dat
zij op een verkeerden weg waren. In
een snugger oogenblik voelden zij, dat
er iets onzuivers lag in wat zij hadden
gedaan, en zij drongen er op aan, dat
een deel van het stelselmatig uit den
Tempel der Kunst gegraaide zou wor
den terugegeven. Zij vonden uit: het
subsidie. De Minister van Financiën
noemt zulk geld: gewetersgeld. Men
versta wel: wanneer het menschen en
niet gemeenteraden aangaat! Inder
daad is er onderscheid tusschen een ge
meenteraad, die gewetensgeld stort, en
den belastingontduiker, dié hetzelfde
doet. Van den belasting mtduiker, Hie
berouw toont, neemt men aan, dat hij
het door hemzelf ingeziene kwaad niet
zal voortzetten; de gemeenteraden
gaan er mee door! Zoogenaamd uit de
ove veging, dat de gemeente kas het
noodig maakt wat ^natuurlijk niet
juist kan zijn, als met de eene hand te
ruggegeven wordt wat met de andere is
weggenomen. Dat deel, wat teruggeven
wordt, had men eerst niet moeten weg
nemen, en het deel, dat niet terugge
geven wordt, nog veel minder! Want
een gemeentekas kan het nooit noodig
maken, dat van bestuurswege gewoe
kerd wordt op (hetzij dan lichamelijk
of geestelijk) volksvoedsel.
Is er geen geld om de kunst tegemoet
te komen? Het is jammer, maar daar is
dan niets aan te doen; we leven in
moeilijke tijden. Niemand zal er een ge
meenteraad een verwijt van maken, dat
hij niet kan putten uit een leege kas.
Doch wie niet alleen belastbaar stelt de
winst, gemaakt op kunst, maar ook den
verkoop van kunst gelijk belastbaar
wordt gesteld de verkoop van voor de
volksgezondheid schadelijke zakenje
never, tabak, opiumgeeft zich
zelf een brevet van onbekwaamheid tot
het behartigen van de meest waarach
tige belangen van een volk.
Van Thorbecke gaat het woord, dat
kunst geen regeeringszaak is. Maar hij
heeft toch nooit gezegd, dat de ï'egee-
ring de kunst omhals moet brengen,
gelijk nu geschiedt. We hebben hier te
doen met een internationale schande.
Maar er is geen overheid, die zich kan
schoonwasschen door zich te beroepen
op de omstandigheid, dat elders het
zelfde gedaan wordt! Het driftig wach
ten is op,den Gemeenteraad, die intel
ligent en fatsoenlijk genoeg is om paal
en perk te stellen aan een misdaad, die
tot eenige verontschuldiging heeft: een
gemis aan besef van moraliteit tegen
over een der hoogste uitingen van een
volksleven.
Men kome niet aandragen met de be
wering, dat het. zoo moeilijk is om on
derscheid te maken tusschen kunst en
nietkunst. Het is een uitvlucht. Men
blijve eenvoudig af van alle schouw
burgen en conertzalen. De bioscoop?
Waarom zou die van haar omzet be
lasting moeten betalen? Belast haar