zooveel van wisten als hij, slaagden.
Een andere waag was: Hebt ge goed
gewerkt? Waar is de brave Hendrik of
jeugdige Socrates, die ootmoedig ge
noeg is of zelfkennis voldoende bezit,
om op die vraag te antwoorden: t Is
mijn eigen schuldIk had beter mijn
best moeten doen! Nog een zonderlinge
vraag: Wilt gij weer terug naar school
De wethouder schijnt te meencn, dat de
jongens evenveel van de school als
van pudding, voetballen, kampeeren en
zwemmen houden. Men kan een ont
slagen gevangene ook wel vragen, of
hij naar de cel terug wil. De wethou
der schijnt de onderwijzers de oorzaak
te achten van de slechte resultaten bij
het examen. Hij vroeg: Wordt er wel
eens wat gezegd, waaraan je jezelf er
gert of kan ergeren? De school is voor
een jongen vol ergernissen. Hij mag
niet babbelen, niet smokkelen, niet
snoepen, niet tegenspreken, niet neu
riën, niet scheef zitten, niet met inkt
morsen, niet lachen en niet aan lachen
maken, geen porretjes of kneepjes ge
ven, hij mag niets waarin hij zin heeft
en moet veel, dat tegen zijn zin is. De
wethouder schijnt een paar onderwij
zers dezer school van een verkeerden
invloed op de klasse te verdenken. Ilij
heeft door de leerlingen, die zakten, te
ondervragen, zekerheid willen krijgen,
of de onderwijzers schuld hebben aan
het echec van zoovelen hunner. Dat is
verregaand ontactisch en onrechtvaar
dig. Er is toch schooltoezicht en een
hoofd dezer U. L. O.-school. Waarom
werd verder alleen bij de afgewezenen
en niet hij de geslaagden een onderzoek
ingesteld? Met het getuigenis van loer-
lingeri omtrent hun meester moet men
toch alijd uiterst voorzichtig zijn. Het
schooltoezicht kan toch een onderzoek
naar de vorderingen der leerlingen in
stellen. Het is toch ook mogelijk, dat
deze klasse bestond uit over 't alge
meen middelmatige leerlingen. Met het
zelfde onderwijs staat de eone klasse
op veel hooger peil dan de andere. Hoe
moeten deze leerlingen, als zij tot de
school terug keer en, staan tegenover
den meester, tegen wien zij door een
aantal vragen minder fraaie verden
kingen hebben moeten opmerken bij
zijn superieur. Zal de tegenzin, die de
jongen tegen den meester heeft, hem
er niet onwillekeurig toe brengen, min
der gunstig over hem te spreken. Al
deze opmerkingen toonen aan, dat de
wethouder van onderwijs zeer ontac
tisch is opgetreden en het prestige der
onderwijzers schade heeft gedaan. Im
mers de leerlingen werden in dit ge
val eenigszins gebruikt als rechters,
althans als aanklagers tegen hun on
derwijzers en zoolang het maar iets
mogelijk is, moet men nooit tusschen
leerling en leermeester gaan staan,
Merkt een kind het, dat men het tegen
den meester opneemt, dan zal het ge
zag en vertrouwen voor hem daardoor
een knak krijgen.
Groote klasseh.
Er schijnen in vroeger tijden wonder
mannen in de school gewerkt te heb
ben, als men ten minste heel oude m/m-
schen gelooven mag. Toen hadden de
meesters soms klassen van zestig en
meer leerlingen en leerden de kinderen
toch meer dan tegenwoordig. Er
heerschte een strenge orde en men
schreef beter, las beter en rekende zelfs
veel beter dan de kinderen tegenwoor
dig. Het geslacht van deze wondermen-
schen is echter uitgestorven. De tegen
woordige onderwijzer heeft liefst een
klasse van hoogstens 25-30 kinderen,
waaraan hij zich wijdt. Op de Jaarver
gadering van het Ned. Onder.-Gen.
heeft de voorzitter een kort pleidooi
voor kleine klassen gehouden en het
afgekeurd, dat bij de jongste wijziging
der Onderwijswet het maximum aan
tal kinderen in een klasse verhoogd is.
Een school, zei hij, is geen kinderpak-
huis en de klasse geen afdeeling van
zulk een bergplaats. In groote klassen
is een drilsysteem onvermijdelijk en
gaat een meer intieme, huiselijke geest
verloren. Bovendien moeten er in één
klasseverband niet leerlingen van te
uiteenloopenden leeftijd en te ongelijke
ontwikkeling geplaatst worden. Het is
daarom schadelijk tot een groot aantal
leerlingen per onderwijzer terug te kee-
ren voor het onderwijs en de volksont
wikkeling.
Wij zijn het met deze beschouwing
geheel eens; toch is er iets waar van -die
wondermannen, die zestig, zeventig
kinderen in een klasse uitstekend leer
den. Ze zijn echter hooge uitzonderin
gen geweest. Over het algemeen was
het onderwijs vroeger aanmerkelijk
slechter dan tegenwoordig. Maar er zijn
onderwijzers, die ook onder de slecht
ste voorwaarden werkende, nog schit
terende resultaten weten te bereiken,
vooral bij de beste leerlingen. Die wa
ren er vroeger en ze zouden er thans
ook zijn, indien ze onder de oude
schooltoestanden werken moesten.
Maar men vergeet, dat in verreweg
de meeste scholen met volgepropte
klassen het onderwijs noodzakelijk
slecht moest zijn. Er zijn schilders, die
op een zolderkamertje bij een droog
stuk brood en een koude kachel heerlij
ke werken geschapen hebben. Dat wil
echter niét zeggen, dat armoe en een
zolderkamertje betere gelegenheid zijn,
om een talent te ontwikkelen en kunst
voort te brengen dan een behoorlijk
atelier zonder geldzorgen daarbij.
Zij, die met een schijn van recht den
ouden tijd verheerlijken, hereiken dit
gewoonlijk door te generaliseeren; dat
gebeurt ook met de oude schoolmees
ters, die zooveel meer konden en pres
teerden dan de tegenwoordigen.
UIT DE GEMEENTE.
Verordening houdende algemeene re
gelen betreffende de subsidiëering van
vereenigingen, instellingen of coinmis-
siën door de gemeente Velseu.
Art. 1.
1. Aan besturen van rechtspersoon
lijkheid bezittende vereenigingen of in
stellingen van algemeen nut en aan
commissiën voor een bizonder deel kun
nen ten behoeve van die vereenigingen,
instellingen of commissiën bijdragen
uit de gemeentekas worden verleend.
2. Bijdragen aan commissiën, als
bedoeld in het eerste lid, kunnen
slechts voor éénmaal worden gegeven.
Art. 2.
1. Ter verkrijging van de bijdragen
wenden de besturen of commissiën zich
bij gezegeld adres tot den gemeente
raad.
2. Hierbij worden in de daartoe lei
dende gevallen overgelegd:
A. door het bestuur der verecniging
of instelling, welke voor het eerst de
bijdrage vraagt met de bedoeling om
voor volgende jaren voor het- verkrij
gen eener bijdrage in aanmerking te
komen.
Ie. een memorie- van toelichting,
waarin de redenen voor het verzoek
worden vermeld;
2e. de statuten en het huishoudelijk
reglement; (beiden in tweevoud).
3e. de begrooting van inkomsten en
uitgaven voor het jaar, waarvoor de
bijdrage wordt gevraagd en, zoo de ver-
eeniging of instelling reeds bestond
vóór het jaar, waarin het verzoek werd
ingediend, de rekening en het verslag
over het daaraan voorafgegane jaar,
een staat van de bezittingen en schul
den aan het einde van dit jaar en de
begrooting van inkomsten en uitgaven
voor het volgende jaar;
4e. de regeling der jaarwedden en
der pensioenen van eventueel aan de
vereeniging of instelling verhonden
personeel;
5e. een verklaring, dat het zich on
derwerpt aan de bepalingen dezer ver
ordening; j
B. door het bestuur der vereeniging
of instelling, welke een bijdrage vraagt
tot dekking van een nadeelig saldo dei-
rekening over eenig jaar:
le. een, memorie van toelichting,
waarin de redenen voor het verzoek
worden vermeld;
2e. de statuten en het huishoudelijk
reglement;
3e. de begrooting van inkomsten en
uitgaven voor het loopende jaar, de re
keningen en verslagen over de beide
voorafgaande jaren en een staat van
bezittingen en schulden aan het einde
van het laatste afgesloten jaar;
4e. een verklaring, als bedoeld on
der A. 5e hier voren;
C. door de commissie voor een bi
zonder doel:
le. een begrooting van inkomsten
en uitgaven;
2e. een omschrijving van haar werk
plan;
3e. een verklaring als bedoeld onder
A. 5e hiervoren en dat zij bereid is, aan
B. en W. hare eind-afrekening over te
leggen.
3. Voor vereenigingen of instellin
gen, wier boekjaar niet samenvalt met
het kalenderjaar, zal in de rekening en
in de begrooting gesplitst opgenomen
worden het evenredig deel van bijdra
gen, die zijn toegekend of worden aan
gevraagd voor ieder der beide kalender
jaren, waarin het betrokken boekjaar
aanvangt en eindigt.
4. Aanvragen om jaarlijksche bij
dragen worden vóór den eersten Juni
van het jaar, voorafgaande aan dat,
waarvoor de bijdragen worden ge
vraagd, ingediend.
Art. 3.
1. B. en W. winnen omtrent elke
binnengekomen aanvraag, die aan de
bepalingen van art. 2 voldoet, de even
tueel nog door hen noodig geachte in
lichtingen in.
2. Is naar hun oordeel een beslis
sing op een aanvraag voldoende voor
bereid, dan doen zij ter zake een voor
stel aan den gemeenteraad, die over de
aanvraag beslist. Bij hun voorstel leg
gen zij alle ontvangen bescheiden en
ingewonnen adviezen over.
3. Zooveel mogelijk worden voor
stellen tot het verleenen van jaarlijk
sche bijdragen, als in deze verordening
bedoeld, bij den gemeenteraad inge
diend door B. en W. tegelijk met de ge-
meentebegrooting.
4. In bijzondere gevallen, ter beoor
deeling van B. en W., kan een aan
vraag om bijdrage, niet ingediend vóór
den in art. 2 sub 7 genoemden datum,
alsnog in het dan loopende kalender
jaar m behandeling worden genomen.
Art. 4.
Door particulieren of anderen moe
ten als regel voldoende bijdragen in de
kosten der aanvragende vereeniging,
instelling of commissie ter beschikking
gesteld of toegezegd zijn, zal een bijdra
ge uit de gemeentekas verleend kun
nen worden. I
Art. 5.
1. Het bestuur der vereeniging of
instelling, als bedoeld hij art. 2, tweede
lid onder A. of die regelmatig gesub-,
sidiëerd wordt, zendt telken jare vóór
den eersten Juni des jaars de begroo
ting van inkomsten en uitgaven voor
het volgende jaar, en uiterlijk drie
maanden na het boekjaar de rekening
en het verslag over het afgeloopen jaar
aan den gemeenteraad in. Hiertoe be
hoort voor onderwijsinstellingen o.a.
een verslag omtrent het onderwijs ge
durende den afgeloopen cursus.
2. De stukken, in het eerste lid van
dit artikel bedoeld, worden ingericht
volgens door B. en W. vast te stellen
modellen.
3. B. en W. kunnen geheel of ge
deeltelijk afwijking verleenen van het
bepaalde in dit artikel, zoo slechts een
geringe bijdrage wordt verleend.
Aïtt. 6.
1. Het bestuur van een vereeniging
of instelling, als bedoeld hij art. 2,
tweede lid onder A. of die regelmatig
gesubsidieerd wordt, doet binnen een
week na het aanbrengen van wijzigin
gen of aanvullingen van statuten of
huishoudelijk reglement daarvan me-
dedeeling aan B. en W. zoo spoedig en
nauwkeurig mogelijk alle inlichtingen
en gegevens, welke door of namens B.
en W. gewenscht worden.
2. Het bestuur geeft onmiddellijk
aan B. en W. kennis, indien tot ophef
fing der vereeniging of instelling is be
sloten.
Art. 7.
Het bestuur eener gesubsidieerde
vereeniging of instelling en een gesub-
sidiëerde commissie geven op eerste
verzoek van B. en W. aan hun of aan»
de door hen aan te wijzen gemeente
ambtenaren inzage van de administra
tie der vereeniging, instelling of com
missie.
Art. 8.
1. De in art. 1 dezer verordening be
doelde bijdragen worden verleend in
den vorm van credieten, ten behoeve
van iedere vereeniging, instelling of
commissie door den gemeenteraad te
openen
2. B. en W. regelen de wijze van
uitbetaling, behoudens het bepaalde
bij art. 10, 2e lid.
3. Indien de rekening eener vereeni
ging of instelling, als bedoeld bij art.
2, tweede lid onder A. of die regelma
tig gesubsidieerd wordt,- over eenig
jaar sluit met een batig saldo, zal het
bestuur dier vereeniging of instelling
aan de gemeentekas een bedrag terug
betalen, gelijk aan dit saldo, echter tot
ten hoogste het bedrag, door den ge
meenteraad voor het betrokken boek
jaar beschikbaar gesteld voor de ver
eeniging of instelling. Deze terugbeta
ling geschiedt indien ook over een nog
te volgen periode bijdragen worden be
schikbaar gesteld voor de betrokken
vereeniging of instelling, bij wijze van
korting op die latere bijdragen.
4. B. en W. zijn bevoegd, de korting,
bedoeld in het derde lid van dit arti
kel, niet toe te passen over de in het
batig saldo begrepen stortingen in re
serve- of vernieuwingsfondsen, of over
daarin begrepen bijdragen, die met
een bepaalde bestemming op een vol
gend boekjaar worden overgeschreven.
5. Het derde lid, le zinsnede, is even
eens vari toepassing op commissiën,
als bedoeld bij art. 2, tweede lid onder
G.
Art. 9.
Indien een vereeniging of instelling,
als bedoeld bij artikel 2, tweede lid on
der A, of die regelmatig gesubsidieerd
wordt, in den loop van een boekjaar
wordt opgeheven, zal van het door den
gemeenteraad beschikbaar gestelde
bedrag slechts een evenredig deel wor
den uitbetaald.. Mocht reeds een groo-
ter bedrag zijn uitbetaald, dan zal dé
vereeniging of instelling gehouden zijn,
het teveel betaalde terug te storten in
de gemeentekas.
Art. 10.
1. Behoudens de gevallen, in de art.
8 en 9 dezer verordening voorzien, wor
den de door den gemeenteraad beschik
baar gestelde bijdragen ten volle uit
betaald.
2. Die uitbetaling geschiedt, voor-
zooveel betreft de vereenigingen of in
stellingen, als bedoeld bij art. 2, twee
de lid onder A. of die regelmatig ge-
subsidiëerd worden, in twee termijnen,
waarvan de eerste zal worden betaal
baar gesteld in den aanvang des jaars,
nadat de rekening en het verslag over
het afgeloopen jaar zullen zijn ontvan
gen, en de tweede, in de tweede helft!
des jaars, nadat de begrooting van de
inkomsten en uitgaven voor het vol
gend jaar zal zijn overgelegd.
Art. 11.
1. Indien B. en W. vermoeden, dat
het financiëel beheer der vereeniging,
instelling of commissie niet voldoet
aan de eischen, welke daaraan redelij
kerwijze mogen worden gesteld, zui
len zij de uitbetaling der ten behoeve
dier vereeniging, instelling of commis
sie beschikbaar gestelde gemeentelijke
bijdragen schorsen en een onderzoek
instellen.
2. Zij gaan tot de uitbetaling niet
weder over dan nadat hun zal zijn ge
bleken, dat hun vermoeden onjuist was
of hun waarborgen zijn gegeven voor
een goed financiëel beheer.
3. Indien er naar hun oordeel aan
leiding bestaat om de uitbetaling dei-
gemeentelijke bijdragen te staken, of
om het bedrag dier bijdrage te verla
gen, doen zij daartoe een voorstel aan
den gemeenteraad.
Art. 12.
1. Deze verordening is slechts van
toepassing, voorzoover in de onder
werpen, waarin zij voorziet, hij een wet
een algemeenen maatregel van bestuur
of een provinciale verordening geen af
wijkende regelen zijn vastgesteld.
2. Aan hare werking zijn niet on
derworpen:
a. vereenigingen, vennootschappen
en stichtingen, uitsluitend in het
belang van verbetering der volkshuis
vesting werkzaam en als zoodanig
door de Kroon toegelaten;
b. vereenigingen tot het instand
houden van bizonder bewaarschool-
onderwijs.
Art. 13.
1. Deze verordening treedt in wer
king op den dag barer vaststelling.
2. Voor het jaar 1923 worden de ter
mijnen, gesteld hij de artikelen 2 en 5
geacht te zijn verlengd tot den eersten
September.
Voor den Raad.
Oprichting van fabrieksgebouwen in
woonwijken.
In de vergadering van den gemeente
raad van 27 September 1921 werd aan
genomen de navolgende motie:
„De raad der gemeente Velsen ver
zoekt aan B. en W. maatregelen te tref
fen, opdat in de toekomst in woonwij
ken, geen fabrieksgebouwen worden
geplaatst, welke, behalve het stads
beeld ontsieren, den omwonenden last
of hinder kunnen veroorzaken door het
uitoefenen van het bedrijf.
Tot een juiste beoordeeiing van het
geen ter uitvoering van deze motie ge
daan kan worden is het noodig na le
gaan, wat de Hinderwet te dezen op
zichte bepaalt.
Art. 4 dier wet nu luidt als volgt:
Bij plaatselijke verordening kan de
gemeenteraad:
le. enz.;
2e. in het belang der openbare orde,
veiligheid en gezondheid een plaats of
gedeelte der gemeente aanwijzen voor
het oprichten, hebben of gebruiken van
een der in art. 2 genoemde inrichtingen,
met verbod om elders in de gemeente
het bedrijf of de bedrijven uit te oefe
nen, waartoe de oprichting of het ge
bruik van die inrichting vereischt
wordt. Deze bevoegdheid strekt zich
evenwel niet uit tot de inrichtingen,
die onder geen ander nummer dan I
van art. 2 vallen.
3e. enz.;
Krachtens deze bepaling heeft de ge
meenteraad dus de bevoegdheid, om,
mits in het belang der openbare orde,
veiligheid of gezondheid zijnde, voor
het oprichten of gebruiken van de on-i
der de Hinderwet vallende inrichtin
gen, genoemd onder I bis tot en met
XVIII van art. 2, een bepaalde plaats
in de gemeente aan te wijzen, met ver
bod om elders deze inrichtingen op te
richten, uitgezonderd echter die, ge
noemd onder I van dat artikel, n.l. „die,
bij welke stoom, gassen of dampen
van hooge spanning worden gebezigd;
met name de inrichtingen, gedreven
door stoom- en gaskrachtwerktuigcn
en door werktuigen met vloeibaar kool
zuur; die tot voortbrenging van ijs of
koude ammoniak, aether of samenge
perste lucht en die tot vervaardiging
van koolzuurhoudende wateren".
Ten opzichte van deze inrichtingen
bezit de gemeenteraad de bovenge
noemde bevoegdheid niet, tenzij zij te
vens onder een ander nummer dan I
van art. 2 vallen.
Van de hem krachtens art. 4, 2e der
Hinderwet toekomende bevoegdheid
heeft de gemeenteraad gebruik ge
maakt ten aanzien van enkele inrich
tingen, genoemd onder III, X, VI, Ibis
en XVI van art. 2.
De bovengenoemde motie zal dus en
kel uitvoerbaar zijn, ten opzichte van
die inrichtingen, waarvoor in het be
lang der openbare orde, veiligheid en
gezondheid een bepaalde plaats in de
gemeente kan worden aangewezen8 ,en
voorts van die inrichtingen, welke ni
onder de Hinderwet vallen.
Ten aanzen van laatstgenoemde zi
een verordening zijn vast te stellen ij
houdende b.v. de bepaling, dat de d
een kaart aan te geven terrein alle]
mogen worden bebouwd met woonhu
zen, schuurtjes voor huishoudelijk d
bruik en dergelijke, waaraan (als a]
2 b.v.) zou zijn toe te voegen, dat del
bepaling niet van toepassing is op i!
richtingen vallende onder de Hindi
wet.
Aangezien echter voor de uitsluitei
onder I van art. 2 der Hinderwet g
noemde inrichtingen nimmer een jb
paalde plaats in de gemeente kan vvo
den aangewezen en het aantal inrkl
tingen, niet onder de Hinderwet valle
de, uiteraard zeer gering is, zal een
ander weinig effect sorteeren.
Het is B. en W. dan ook, op de hove
aangegeven gronden, niet mogeli
aan de in de motie vervatte uitnoo(
ging te voldoen.
Grondoverdracht voor wegverbxe
ding. F. J. Kochx te Velseroord lie(
zich bereid verklaard aan de gemeen
in eigendom over te dragen, om ni
ten behoeve van den openharen dien
gedeelten van de hem in eigendom to
behoorende perceelen kadastraal h
kend gemeente Velsen, afdeelii
IJmuiden, sectie M., nos. 267, 813, 8i
1239, 349, 350, 351, 352, 366, 367, 368 j
2125, gelegen voor de perceelen Kalvt
straat, wijk E, nos. 41, 93, 45, 47, 55,
59, 61, 63, 71, 71a, 101, 103 en 105, ter f
zamenlijke grootte van ongeveer 1
M-, als met gele kleur aangegeven
het hij de stukken gevoegde sche
kaartje, gemerkt I, zulks onder vo<
waarde, dat deze grondstroken, nat
zij in eigendom aan de gemeente zt
len zijn overgegaan, van gemeentowe
en voor hare rekening met basaltii
tegels zullen worden bestraat, dat
daarop staande hoornen, zoolang
geen gevaar voor de openbare veili
heid of hinder voor een eventuei
wegverbreeding opleveren, niet
rooid zullen worden en dat de kost
van overdracht voor rekening van
gemeente zullen worden genomen.
Verder heeft H. H. Minkema te Vi
sen een gelijjte verklaring afgelegd t
opzichte van een gedeelte, ter grool
van ongeveer 5.75 M2, van het hem
eigendom toebehoorende perceel, k
dastraal bekend gemeente Velsen, si
tie H, no. 4292, gelegen voor het perei
Hagelingerweg, wijk G, no. 90, o,ls n
gele kleur aangegeven op het bij
stukken gevoegd schetskaartje, |j
merkt II, zulks onder dezelfde al^
meene voorwaarden als die genoemd
het raadsbesluit van 3 October I9i
no. 9, bij welk besluit voor verbrcedii
van den Hagelingerweg, gróndstrok
in eigendom werden aanvaard.
B. en W. achten de overname van i
bovengenoemde gedeelten grond ti
zeerste gewenscht.
De eerstgenoemde grondstroken toi
leenen zich uitnemend voor verbi'l
ding van de Kalverstraat, welke vt
breeding met het oog op het toei
mend verkeer langs die straat, na(
het oordeel van hun college, zee-' no(*
zakelijk is, terwijl de laatstgenoem
grondstrook kan worden benut om li
langs den Hagelingerweg gelegen tri
toir door te trekken.
De aan deze overdrachten verbond
kosten, welke worden geraamd op r
pectievelijk f 1200 en f 100, kunn
worden bestreden uit den post „H«
straten Kalverstraat, te beginnen
den Velserduinerbuurtweg n het lc
gen van tegeltrottoirs" der loopon
begrooting en uit het voor het besti
en en rioleeren van een gedeelte v
den Hagelingerweg toegestane credii
Op grond van het bovenstaan
stellen B. en W. den gemeervtera
voer, de bovengenoemde grondsti
ken, onder de gestelde vooi waarde
voor de gemeente in eigendom te aa
vaarden.
De commissie van bijstand in het I
heer der openbare werken adviseei
wat de eerste overdracht betreft, gu
stig, doch kan over de laatste ni
worden gehoord.
Aangezien de raad zich echter oi
trent de overname van grondstroki
voor verbreeding van den Hagelinge
weg reeds heeft uitgesproken, zal hie
tegen, naar B. en W. vertrouwen, w
geen bezwaar bestaan.
Cursus Fransche taal. Met betrj
king tot het bij de stukken gevoi
adres van de afdeeling Santpoort
vereeniging „Volksonderwijs" van]
Juli 1923, strekkende om de gelega
heid tot het ontvangen van vervolgd
derwijs aan de o.l. school F aldaar I
blijven openstellen, wordt het volgenj
opgemerkt.
Door B. en W. is na afloop van W
tweede cursusjaar aan de hoofden cj
verschillende cursussen voor openbd
vervolgonderwijs hunne meening
vraagd, omtrent de resultaten van :j
onderwijs, zoomede of deze huns
ziens de uitgaven daarvoor gedasj
wettigen. I
De hoofden waren van meeningj